Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit; KRW 3e tranche IJsselmeergebied - Ketelmeer & Vossemeer
Geldigheid:29-07-2025 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 25 maart 2025 heeft u een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Omgevingswet (hierna: OW) voor de volgende Natura 2000-activiteit: KRW 3e tranche IJsselmeergebied – Ketelmeer & Vossemeer. De aanleg is voorzien in de periode 1 oktober 2025 tot en met 28 februari 2026, met eventueel uitloop door omstandigheden in maart 2026 of in de periode 1 oktober 2026 tot en met 31 december 2027.

Procedure

Op 25 maart 2025 heeft u uw aanvraag ingediend via het omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. U heeft hiervan een automatische bevestiging ontvangen.

Aangezien de aanvraag niet volledig was, is in een overleg op 24 april 2025 toegelicht welke informatie ontbrak. Op 27 mei 2025 heeft een vervolgoverleg hierover plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit overleg heb ik u op 2 juni 2025 een verzoek om aanvulling gestuurd waarop ik op 8 juli 2025 antwoord van u heb ontvangen.

Op 9 juli is telefonisch contact geweest, waarop ik op 9 juli 2025 uw schriftelijke antwoord heb ontvangen.

Daarmee is de aanvraag volledig.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing.

Besluit

Ik besluit om u de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, zoals bedoeld in artikel 5.1, lid 1e Ow te verlenen.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze omgevingsvergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De activiteit wordt uitgevoerd in het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer. Het betreft het aanleggen van een dam waarbinnen richels worden aangelegd om rietland te creëren. Het doel hiervan is de waterkwaliteit te verbeteren en te voorzien in schuilmogelijkheden voor vissen. Daarnaast wordt een mosselbank ontwikkeld.

De werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode 1 oktober 2026 tot en met 28 februari 2026, met eventueel uitloop door omstandigheden in maart 2026 of in oktober 2027 tot en met december 2027.

De voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde Passende beoordeling Planuitwerking KRW 3e tranche IJsselmeergebied (hierna: PB). Zie bijlage 1.

In de PB is het doel van het project beschreven: De geplande Kaderrichtlijn Water (KRW)-maatregelen in het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer hebben als doel het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit. De realisatie van de luwe ondiepte in het water creëert een geschikt habitat voor (ondergedoken)waterplanten, macrofauna en vis.

De geplande inrichting van de mosselbank richt zich op het verbeteren van de voedselbeschikbaarheid voor mosseletende soorten en het mogelijk verbeteren van de waterkwaliteit. In de huidige situatie is er een tekort aan voedsel voor benthivore soorten zoals meerkoet, kuifeend en tafeleend en deze soorten kunnen profiteren van de toename aan mosselen in het gebied. Dit kan positieve effecten hebben op de Natura 2000-gebied van meerkoet, kuifeend en tafeleend.

Eén van de huidige knelpunten in het IJsselmeergebied is een tekort aan voedsel voor visetende vogels. Doordat de voorgenomen KRW-maatregel geschikt leefgebied voor vissen creëert, verbetert mogelijk de visstand en daarmee de voedselbeschikbaarheid voor vogels. Dit kan positieve effecten hebben op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen van fuut, aalscholver, nonnetje, lepelaar, grote zaagbek, visarend en reuzenstern.

Ook wordt met de geplande maatregel rietland gecreëerd, wat positieve effecten kan hebben op moeras- en rietvogels, doordat er potentieel geschikt nieuw leef- en broedgebied ontstaat. Dit kan positieve effecten hebben op roerdomp, porseleinhoen en grote karekiet. Door het creëren van rietland ontstaan er zachte land-waterovergangen, wat door het ontstaan van verbinding met aangrenzende percelen en het ontstaan van ondiepe, beschutte wateren mogelijk positieve effecten heeft op Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen van lepelaar en kuifeend.

1.2. Bevoegdheid

Er is sprake van een Natura-2000 activiteit van nationaal belang. Op basis van art. 5.11, lid 1g van de Ow en artikel 4.12 van het Omgevingsbesluit (hierna: Ob), lid 2c luidend: 'een activiteit van het Rijk die nodig is voor de ontwikkeling, werking en bescherming van de hoofdwateren' ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Daarom geldt de vergunningplicht van art 5.1, lid 1, sub e. Ow.

1.4. Beoordeling van Natura 2000-activiteiten

1.4.1. Activiteit met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, betreffen activiteit in de zin van art 5.1, lid 1e Ow, omdat zij, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of activiteiten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een of meerdere Natura 2000-gebieden.

1.4.2. Passende beoordeling

Conform artikel 8.74b Besluit Kwaliteit Leefomgeving geldt dat uit een PB in de zin van artikel 16.53c van de Ow moet blijken dat de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden niet worden aangetast door de activiteit, afzonderlijk of in cumulatie met andere activiteiten, tenzij sprake is van toepassing van een ADC-toets. De PB moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit en/of wijzigingsbesluit van het betrokken Natura 2000-gebied.

1.5 Participatie

Bij de aanvraag is aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken (zie bijlage 11).

De stakeholders zijn geïnventariseerd en ingedeeld naar belang bij en invloed op het project. Er zijn ontwerpateliers, informatiemomenten, aanvullende stakeholdergesprekken en/of participatiebijeenkomsten georganiseerd.

De informatie uit deze activiteiten is betrokken bij de integrale belangenafweging.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De beoogde activiteit vindt plaats in het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Het betreft:

  • oppervlakteverlies;

  • verandering van stroomsnelheid;

  • verandering van dynamiek van het substraat;

  • verstoring door geluid, licht, trilling, mechanische effecten en optische verstoring.

Deze effecttypen worden beschouwd in relatie tot de habitattypen en in relatie tot de niet-broedvogelsoorten fuut, aalscholver, lepelaar, kleine zwaan, kolgans, wintertaling, pijlstaart, tafeleend, kuifeend, nonnetje, grote zaagbek, visarend, meerkoet, reuzenstern en toendrarietgans.

Stikstofdepositie

Voor wat betreft de inhoudelijke overwegingen rondom de berekening van de stikstofdepositie als gevolg van de aangevraagde activiteiten verwijs ik naar bijlage II van de PB.

Bij de werkzaamheden komen met name stikstofoxiden (NOx) vrij. Deze komen vrij uit de verbrandingsmotoren van mobiele werktuigen. Voor de werkzaamheden is een stikstofberekening uitgevoerd met behulp van AERIUS Calculator. Uit de berekeningen blijkt dat de werkzaamheden, mede namens het gebruik van SCR en pelotonmaatregelen, geen toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden tot gevolg hebben.

De betreffende AERIUS Calculatorberekeningen zijn als bijlagen bij de aanvraag en onderhavig besluit gevoegd (bijlage achter bijlage 5 Addendum PB KRW T3 Ketelmeer).

Om de afwezigheid van de toename van stikstofdepositie te borgen zijn voorschriften 24 t/m 28 opgenomen bij dit besluit.

Natuurwaarden

De beschermde natuurwaarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.natura2000.nl.

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van de activiteit op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de bij de aanvraag gevoegde PB (bijlage 1).

2.2.1 Oppervlakteverlies

De PB beschrijft dat het oppervlakte van het projectgebied circa 39 hectare beslaat. Een deel van het projectgebied (circa 1,5 hectare) bestaat in de huidige situatie uit een stortstenenoever. Deze stortsteenoever blijft liggen. Het overige deel van het projectgebied (circa 32,5 hectare) bestaat in de huidige situatie uit open water. Op circa 12,5 hectare van dit areaal worden richels aangebracht, waarop riet komt te groeien. Daarnaast wordt op het diepste punt van de geul hout verankerd. De overige circa 21 hectare blijft uit water bestaan, dat tussen het huidige eiland en de aan te leggen richels komt te liggen. Gevolg van de voorziene maatregelen is dat het areaal aan open water in het Ketelmeer & Vossemeer afneemt met circa 39 hectare. Het totale areaal van het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer bedraagt 3.847 hectare, waarvan het grootste gedeelte uit open water bestaat. Uitvoering van het project resulteert dus in oppervlakteverlies van circa 1% van het areaal open water (waarvoor andere natuurwaarden terugkomen).

Foerageergebied

Aangezien de beschikbaarheid van open water geen knelpunt is in het gebied, er voldoende open water overblijft in het Ketelmeer & Vossemeer om te foerageren, en het projectgebied niet van bijzonder of essentieel belang is leidt dit, volgens de PB, op zichzelf niet tot significante negatieve effecten.

Slaap- en rustplaats

Voor de visetende niet-broedvogelsoorten aalscholver en reuzenstern is het Natura 2000-gebied ook aangewezen als slaap- en rustplaats. De aalscholver rust op grote oppervlaktes op de eilanden in het oosten van het gebied. De reuzenstern is afhankelijk van kale of schaars begroeide grond om te rusten. De kleine eilanden in het Vossemeer en in de IJsselmonding worden gebruikt als rustplaats door de reuzenstern. De oppervlakte, bestaande uit water, die permanent verloren gaat is voor beide soorten ongeschikt als rustbiotoop. Daardoor kunnen significant negatieve effecten van oppervlakteverlies op slaap- en rustdoelstellingen voor visetende niet-broedvogelsoorten worden uitgesloten.

Geconcludeerd wordt dat significant negatieve effecten van de KRW-maatregel door oppervlakteverlies op de instandhoudingsdoelen van alle soorten in het gebied daarmee zijn uit te sluiten

Ik onderschrijf deze conclusie.

2.2.2 Verandering van stroomsnelheid

In de PB staat beschreven dat bij dat het opstellen van het ontwerp van de maatregel gebruik is gemaakt van hydraulische modellering bij het bepalen van de mogelijke effecten door verandering van de stroomsnelheid. Hieruit blijkt dat veranderingen in stroomsnelheden vooral in de directe nabijheid van de KRW-maatregelen te verwachten zijn. Veranderingen ten opzichte van de huidige situatie zijn zeer minimaal en hebben geen ecologische doorwerking. Significant negatieve effecten op het watersysteem, mosselen, waterplanten en instandhoudingsdoelstellingen in het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer door verandering van stroomsnelheid zijn, volgens de PB, met zekerheid uit te sluiten.

Ik onderschrijf deze conclusie.

2.2.3 Verandering van dynamiek van substraat

In de PB staat beschreven dat als gevolg van de werkzaamheden welke de dynamiek van het substraat veranderen, sprake kan zijn van vertroebeling en sedimentatie. Vertroebeling en sedimentatie kunnen bij de werkzaamheden ontstaan als gevolg van omwoeling van slibdeeltjes vanaf de al aanwezige waterbodem, of als gevolg van verspreiding van materiaal bij het aanleggen van de richels. Vertroebeling heeft effect op zichtjagende vogels en vissen en sedimentatie op aanwezige mosselen. Zowel vertroebeling als sedimentatie kunnen daarnaast de lichttoestand in de meren veranderen, wat kan doorwerken op de groei van waterplanten.

De waterbodem ter plaatse van het projectgebied bestaat uit zandige klei met mosselen en slib.

Om negatieve effecten door omwoeling van zand te voorkomen, wordt als materiaal voor de lagergelegen delen van de richels zand gebruikt, waarbij de fractie lutum niet groter is dan 10%. Door de relatief hoge valsnelheden leidt dit daardoor nauwelijks tot vertroebeling en sedimentatie.

Het materiaal voor de hoger gelegen delen van de richels (de kruin) zal meer organisch materiaal te bevatten ten behoeve van de groei van het riet. Dit materiaal zal uit klei of kleiachtig bestaan, waardoor het erosiebestendig is.

Het optreden van erosie in de gebruiksfase wordt beperkt tot het minimale, doordat rondom de richels dammen (waarvan de onderzijde uit rijshout en de bovenzijde uit wiepen bestaat) worden geplaatst. Deze dammen verminderen de golfslag, zodat rietvegetatie de kans krijgt zich op de richels te ontwikkelen. Met de ontwikkeling van rietvegetatie worden de richels erosiebestendiger, waardoor vertroebeling en sedimentatie gereduceerd worden.

Uit de PB blijkt dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de benthivore eendensoorten kuifeend en tafeleend niet kunnen worden uitgesloten. Reden en hiervoor zijn zowel de tijdelijke verstoring en vertroebeling van mosselen op de stortstenenoever van de Ketelplaat gedurende de werkzaamheden, als de gewijzigde inrichting door aanleg van de onderwaterdijkjes, waarmee een permante afname van voedselbeschikbaarheid voor kuifeend en tafeleend optreedt. Als mitigerende maatregel wordt voor aanvang van de werkzaamheden voorzien in een nieuwe mosselbank. Geconcludeerd wordt dat hiermee significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten.

Ik onderschrijf deze conclusie. Ter borging van deze conclusie zijn de voorschriften 20 tot en met 23 opgenomen.

2.2.4 Verstoring door geluid, licht, trilling, mechanische effecten en optische verstoring

Broedvogels

In de voortoets is onderbouwd en geconcludeerd dat door de KRW-maatregel significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen broedvogelsoorten in de betrokken Natura 2000-gebieden op voorhand worden uitgesloten.

De werkzaamheden veroorzaken mogelijk verstoring voor niet-broedvogels door geluid, licht en mechanische effecten. Daarnaast treedt tijdens de werkzaamheden ook optische verstoring op door mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem.

Niet-broedvogels: Fuut, Nonnetje, grote zaagbek, visarend, reuzenstern, Wintertaling, Pijlstaart, Tafeleend, Kuifeend, meerkoet.

De PB beschrijft dat deze soorten niet specifiek gebonden zijn aan de projectlocatie en dat in de directe omgeving van het projectgebied genoeg alternatief onverstoord foerageergebied beschikbaar is, mede omdat werkzaamheden plaatsvinden tussen 7:00 uur en 19:00 uur (ten behoeve van de kuifeend en tafeleend).

Geconcludeerd wordt dat significant negatieve effecten uitgesloten zijn.

Niet-broedvogels: Aalscholver, kolgans, kleine zwaan, toendrarietgans

De PB beschrijft dat de aalscholver niet specifiek gebonden is aan de projectlocatie en dat in de directe omgeving van het projectgebied genoeg alternatief onverstoord foerageer- en rustgebied beschikbaar is. Geconcludeerd wordt dat significant negatieve effecten uitgesloten zijn.

Niet-broedvogels: Lepelaar

In de PB staat beschreven dat het voedselbiotoop niet wordt verstoord en geconcludeerd wordt dat significant negatieve effecten uitgesloten zijn.

Ik onderschrijf deze conclusies. Ter borging van deze conclusies zijn de voorschriften 15 tot en met 19 opgenomen.

2.3 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een activiteit moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als de activiteit, afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten, significante gevolgen kan hebben voor het betreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als de activiteit afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

In de PB zijn de mogelijke cumulatieve effecten beschreven voor onderstaande activiteit:

  • De ontheffing voor schadebestrijding van de grauwe gans in de volgende Natura 2000-gebieden: De Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Ketelmeer & Vossemeer en Rijntakken (Kenmerk: D2024-00002743, Zaaknummer: Z2023-00003654). Deze ontheffing houdt in dat koppelvormende grauwe ganzen mogen worden afgeschoten. Dit mag enkel in de periode 1 januari tot 15 maart tussen 09.00 en 16.00 uur. Deze ontheffing is geldig van 1 januari 2024 tot 15 maart 2029.

  • Daarnaast worden in het kader van de KRW 3e tranche Midden-Nederland in drie waterlichamen maatregelen uitgevoerd. Naast het Ketelmeer betreft het maatregelen in het Zwarte Meer en Eemmeer. Er is nog geen vergunning verleend voor deze projecten, maar aannemelijk is dat werkzaamheden gelijktijdig plaatsvinden, waardoor mogelijk sprake is van cumulatie van effecten.

Er wordt geconcludeerd dat ook in cumulatie significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.4 Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB en AERIUS-berekening en hieronder aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de door u gevraagde omgevingsvergunning, onder de hieronder opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

De onderhavige vergunning betreft louter een toestemming voor een Natura 2000-activiteit op grond van de Ow. De daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze omgevingsvergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen geldende voorschriften  

  1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat (hierna: vergunninghouder). 

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen, en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven. 

  5. Het moment waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal een week voor de aanvang ervan gemeld aan het bevoegde gezag, ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag). 

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijhorende PB en overige aangeleverde documenten (bijlagen bij dit besluit) en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid met de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang. 

  7. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag (indien nodig met aanvulling op de PB). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.  

  8. Wanneer zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag en de toezichthouder. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen. 

  9. Wanneer zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.  

  11. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd. 

  12. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) worden gedaan. 

  13. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften. De vergunninghouders geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s) en opsporingsambtenaren.  

  14. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren. 

Looptijd en geldigheid 

  1. De vergunning is geldig in de periode van 1 oktober 2025 tot en met 31 december 2027, waarbij de vergunde activiteiten mogen worden uitgevoerd in de maanden oktober tot en met maart, zoals aangegeven in het addendum bij de PB.

  2. De werkzaamheden zullen plaatsvinden tussen 7:00 uur en 19:00 uur.

Licht en optische verstoring

  1. Voor werkzaamheden in oktober en in maart geldt dat alleen tussen een uur na zonsopkomt tot een uur voor zonsondergang gewerkt kan worden. Dit in verband met de vleermuizen.

  2. Bij uitloop van de werkzaamheden in maart dient in de periode ervoor alle dagen doorgewerkt te worden, zodat voorkomen wordt dat broedvogels zich vestigen.

  3. Buiten de werkperiode wordt geen gebruik gemaakt van kunstlicht.

Vertroebeling en sedimentatie

  1. Het materiaal voor de lagergelegen delen (onder -0,7 NAP) van de richels en het gebied tussen de richels moet bestaan uit zand, waarbij de fractie lutum niet groter mag zijn dan 10%.

  2. Het materiaal dat voor de hoger gelegen delen (boven -0,7 NAP; waar helofyten komen) van de richels gebruikt wordt, dient te bestaan uit klei of kleiachtig zand en wordt zo aangebracht dat vertroebeling zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  3. Voor het ophogen zal gebruik worden gemaakt van milieukundig onderzochte, schone grond.

  4. Voorafgaand aan de ophogingen zal een mosselbank worden aangelegd volgens de omschrijvingen in de bijlage van de PB.

    Stikstof 

  5. De emissie behorende bij het aantal vervoersbewegingen per werkzaamheid/projectonderdeel als genoemd in de bijlage 2, 3 en 4 dit besluit dient niet te worden overschreden.

  6. De emissiewaarden als genoemd in bijlage 2 en 3 bij dit besluit dienen met betrekking tot de hoeveelheid draaiuren en het diesel- en AdBlue-verbruik niet te worden overschreden. 

  7. Bij dieselmotoren die in de categorie 'Stage IV, 56-560 kW' vallen wordt een SCR toegepast, of een andere vergelijkbare innovatie. 

  8. Aanvrager dient gedurende de looptijd van de vergunning een administratie bij te houden en beschikbaar te hebben van daadwerkelijk gebruikte (mobiele) werktuigen, elektrisch en diesel, en van alle toegepaste SCR-katalysatoren, NoNox-filters en/of andere innovaties. 

  9. Als wordt afgeweken van de werkwijze zoals beschreven in de bij de aanvraag behorende stukken, en/of in de voorschriften, dient vooraf toestemming te worden gevraagd aan het bevoegd gezag. Hierbij wordt aangetoond dat de gewijzigde werkwijze niet leidt tot meer stikstofemissie en -depositie. 

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.39 en 5.40, lid 1 en lid 2 Ow kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 18.4 Ow een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling KRW T3 Ketelmeer & Vossemeer;

  2. AERIUS Calculator-berekening;

  3. AERIUS herstelhexagonen Ketelmeer;

  4. Onderbouwing materieelinzet t.b.v. AERIUS;

  5. Addendum PB KRW T3 Ketelmeer;

  6. Deelrapport geluid en verlichting KRW T3 Eemmeer;

  7. Hydraulische en morfologische effecten KRW T3 Eemmeer;

  8. Deelrapport Definitief Ontwerp KRW T3 Eemmeer en Ketelmeer;

  9. Werkplan KRW T3 Ketelmeer;

  10. Uitvoering en uitvoeringsplanning KRW T3 Eemmeer;

  11. Participatie- en communicatieplan en stakeholderanalyse KRW T3.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE BESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven