Onderwerp: Bezoek-historie

Zuidwal Tophole abandonment; Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit; baggerwerkzaamheden Waddenzee
Geldigheid:01-08-2025 t/m 31-07-2026Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 18 december 2024 heeft Vermilion Energy Netherlands B.V. (hierna: Vermilion) een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Omgevingswet (hierna: OW) voor de volgende Natura 2000-activiteit: baggerwerkzaamheden van een vaargeul vanaf rijksvaarweg Oude Inschot naar het gasproductieplatform Zuidwal ten behoeve van het tophole abandonneren van negen gasproductieputten in de Waddenzee. Deze vergunning is aangevraagd voor augustus 2025 tot en met juli 2026.

 

Procedure

Op 18 december 2024 heeft u uw aanvraag ingediend via het omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. U heeft hiervan een automatische bevestiging ontvangen.

Aangezien de aanvraag niet volledig was, heb ik u op 16 januari 2025 een verzoek om aanvulling gestuurd waarop ik 6 maart 2025 antwoord van u heb ontvangen. Daarmee is de aanvraag volledig. De aanvulling vervangt de oorspronkelijke Passende Beoordeling (hierna: PB) in bijlage 1.

Op 3 juni 2025 is per e-mail door mij een wijziging van de aangevraagde periode ontvangen. De nieuwe periode waarin de activiteit plaatsvindt is 1 augustus 2025 tot en met juli 2026.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing.

 

Besluit

Ik besluit om u de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, zoals bedoeld in artikel 5.1, lid 1e Omgevingswet te verlenen.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze omgevingsvergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De beoogde baggerwerkzaamheden vinden plaats aan een geul vanaf de rijksvaarweg Oude Inschot naar het gasproductieplatform Zuidwal in de Waddenzee. Een deel van de baggerwerkzaamheden vallen buiten de in het beheerplan Waddenzee vrijgestelde periode en het volume. De PB ziet dan ook op een beoordeling van het volgende: een volume van 10.500 m3 baggeren gedurende een periode van twee weken middels ploegen (30%) en baggeren (70%).

De baggerwerkzaamheden zijn ten behoeve van de ontmanteling van het platform Zuidwal. Tijdens de ontmanteling ondergaan negen gasproductieputten een tophole abandonment, waarbij alle verbuizingen worden verwijderd en mechanische en cement pluggen worden geplaatst voor het herstel van de afsluitende aardlagen (caprock). Meer specifiek wordt tijdens een tophole abandonment de fundering van een put op zes meter onder de zeebodem doorgesneden en wordt de bovenkant van de put afgesloten met een cementplug.

De hierboven beschreven abandonnementwerkzaamheden zijn opgenomen in de vigerende en oorspronkelijke Mijnbouwwet vergunning (gepubliceerd in de Staatscourant van 18 augustus 1984, nummer 35), meer specifiek in artikel 25.

Op 1 april 2025 is door de Minister van Klimaat en Groene Groei ingestemd met het verwijderingsplan (kenmerk: PDGGO-DTDO/V-58203) van het gasproductieplatform Zuidwal, voor de abandonnementwerkzaamheden van negen productieputten.

De specifiek in de PB beschreven abandonnementwerkzaamheden worden derhalve niet nader beoordeeld in het onderhavige ontwerpbesluit. De voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde Passende Beoordeling.

De werkzaamheden worden uitgevoerd gedurende twee weken in de periode 1 augustus 2025 tot en met 31 juli 2026.

 

1.2. Bevoegdheid

De aangevraagde activiteiten vinden plaats op het grondgebied van de provincie Fryslân. De aangevraagde activiteiten vallen gedeeltelijk onder de uitzonderingen van de bevoegdheid, zoals weergegeven in het Omgevingsbesluit. Het betreft één activiteit, waarvoor één besluit op grond van de Omgevingswet wordt verleend.

Op basis van art. 5.10, lid 1 sub e OW zijn de Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag, voor zover het betreft: baggerwerkzaamheden vanaf een hoofdvaarweg naar het gasproductieplatform Zuidwal in de Waddenzee. Daarom stem ik mijn besluit af met de Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân middels een instemmingbesluit (bijlage 3).

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland en Duinen Terschelling significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht van art 5.1, lid 1, sub e. Omgevingswet.

 

1.4. Beoordeling van Natura 2000-activiteiten

1.4.1. Activiteit met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, betreffen een activiteit in de zin van art 5.1, lid 1, sub e Omgevingswet, omdat zij, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of activiteiten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een of meerdere Natura 2000-gebieden.

1.4.2. Passende beoordeling

Conform artikel 8.74b Besluit Kwaliteit Leefomgeving geldt dat uit een PB in de zin van artikel 16.53c van de Omgevingswet moet blijken dat de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden niet worden aangetast door de activiteit, afzonderlijk of in cumulatie met andere activiteiten, tenzij sprake is van toepassing van een adc-toets. De PB moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten of wijzigingsbesluiten van de betrokken Natura 2000-gebieden.

 

1.5. Beleid

Natura 2000-beheerplan Waddenzee

In het Natura 2000-beheerplan Waddenzee is het navolgende over deze baggeractiviteiten opgenomen:

[…] 7.3.3 Civiele werken en overige (economische) activiteiten

Baggerwerken (onderhoud)

Om negatieve effecten te beperken kunnen baggerwerken alleen onder voorwaarden worden vrijgesteld van vergunningplicht. In bijlage 3 (B3.3.1) is een overzicht van alle voorwaarden (#25) voor deze activiteit opgenomen. De vrijstelling geldt alleen voor die baggeractiviteiten die tijdens de toetsing werden uitgevoerd door of in opdracht van Rijkswaterstaat (vaarwegen), Vermilion (geul naar gaswinlocatie) en alle beheerders van havens (met toegangsgeulen) die in open verbinding staan met de Waddenzee. In de tabellen van de bijlage zijn de baggerlocaties, verspreidingslocaties, geschatte maximale hoeveelheden, de beheerders en de aan te houden maximale baggerdieptes opgenomen. De door de beheerders op te stellen registraties van baggeractiviteiten zijn toegankelijk via een internetsite. De voorwaarden in bijlage 3 komen grotendeels voort uit bestaande vergunningsvoorschriften Nb-wet. Hiermee worden significant negatieve effecten uitgesloten en resteffecten beperkt. Nieuwe plannen of projecten op het gebied van (onderhouds)baggerwerkzaamheden worden niet onder autonome ontwikkeling geschaard en dienen op mogelijke vergunningplicht Nb-wet te worden beoordeeld. Het bevoegd gezag (ministerie van EZ) bepaalt of er sprake is van een autonome ontwikkeling of van een nieuw plan of project en oordeelt of er een vergunning nodig is. Voor nieuwe baggerplannen of - projecten vormt het voorwaardenkader (B3.3.1) een toetselement voor zowel het bevoegd gezag als de initiatiefnemer.

[…] B3.3.1 Voorwaarden baggerwerken (onderhoud); subparagraaf 7.3.3

  • Bij verspreiding van baggerspecie die wordt gelost door middel van bodemdeuren of een kraan, moet worden verspreid op de op kaart [kaart 4 van de kaartenbijlage] aangegeven verspreidingslocaties. Dit zijn relatief diepe locaties (geuldelen waar weinig bodemfauna aanwezig is), met relatief hoge stroomsnelheden (voor optimale verspreiding) en waar de speciespreiding niet in conflict komt met ander beheer;

  • Baggerspecie mag niet worden verspreid:

    • binnen 1000 meter van gebieden met rijke flora en fauna, waaronder mossel-, oester- en kokkelbanken en mosselpercelen;

  • Steekzuigen is niet toegestaan in verband met het ontstaan van grote putten in de bodem;

  • Het opwoelen en 'op stroom zetten' voor verspreiding van baggerspecie (agiteren, ploegen) binnen of in de omgeving van het werkgebied is toegestaan, maar mag niet leiden tot transport van het opgewoelde sediment naar aangrenzende baggerlocaties;

  • Toezicht zandonttrekking: Alle vaar- en werktuigen betrokken bij het onttrekken van zand moeten zijn voorzien van een registratiesysteem. Daarbij wordt ondermeer de registratie van varen, zuigen/ploegen, storten en stilliggen onderscheiden;

[…] Tabel B3.2b

Bagger-locatie

Verspreidings-locatie

Frequentie

Volume 1000m3

Soort specie

Beheer

Bagger-diepte in m t.o.v. NAP

Inschot - Zuidwal

Binnen/ omgeving werkgebied

2 x 2 weken, periode oktober t/m februari

20

Zand met daarboven slib

Vermilion

Variabel van -3,50 tot -4,00

In de Natura 2000-beplannen van Duinen en Lage Landen Texel, Duinen Vlieland en Duinen Terschelling zijn geen specifieke bepalingen of voorwaarden opgenomen voor de beoogde activiteiten.

Participatie

Voor de aangevraagde activiteit heeft Vermilion mij niet gemeld dat zij aanvullende stappen heeft ondernomen om belanghebbenden te betrekken bij de besluitvorming. Zij heeft daarmee geen specifieke invulling gegeven aan de participatieplicht onder art. 5.3 van de OW.

2. BEOORDELING

2.1. Afbakening

Gebied

De beoogde activiteit vindt plaats in Natura 2000-gebied Waddenzee, meer specifiek locatie Inschot-Zuidwal, en nabij Natura 2000-gebieden Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland en Duinen Terschelling.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Het betreft:

  • Verstoring door geluid en trillingen;

  • Verstoring door aanwezigheid en licht;

  • Oppervlakteverlies;

  • Verstoring van bodem en verandering sedimentdynamiek;

  • Vertroebeling;

  • Verontreiniging;

  • Emissies.

In hoofdstuk 4 (Voortoets) van de PB zijn ten aanzien van enkele gevolgen op relevante beschermde natuurwaarden op voorhand significant negatieve effecten uitgesloten. Derhalve inventariseert en beoordeelt de PB enkel in redelijkheid denkbare type gevolgen waarvan significant negatieve effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het betreft:

  • Verstoring door (onderwater)geluid;

  • Verstoring door aanwezigheid en licht.

Natuurwaarden

De beschermde natuurwaarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.natura2000.nl.

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van de gebieden en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van de activiteit op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

 

2.2. Mogelijke effecten en mitigatie

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de bij de aanvraag gevoegde PB (bijlage 1).

2.2.1 Verstoring door geluid en trillingen

Zeezoogdieren

In de PB worden voor de bruinvis, en de gewone en grijze zeehond de mogelijke effecten van de baggerwerkzaamheden beschouwd, omdat deze activiteit kan leiden een toename van geluid en trillingen en de relevante zeezoogdieren hiervoor mogelijk gevoelig zijn.

De (bagger)werkzaamheden van dit project zorgen voor een tijdelijke en lokale toename van scheepsverkeer. In een vergelijking met vaarrecreatie wordt in de PB onderbouwt dat voor de Waddenzee verstoring van vogels en zeehonden door scheepvaart niet optreedt bij een afstand van minder dan 1000 meter. Een reactie bij zeehonden, door zich te verplaatsen of te water gaan, gebeurt slechts bij schepen die langsvoeren op minder dan 60 meter of onverwachtse bewegingen of geluiden maakten. Daarnaast werd een klein deel van de verstoringswaarnemingen veroorzaakt door mensen die op het wad liepen.

De toename van geluid ten gevolge van het extra scheepsverkeer beperkt zich tot korte afstand van de bestaande vaargeul. Eveneens zijn de geluiden van de baggerwerkzaamheden zijn niet uitzonderlijk sterk en hebben de soorten voldoende ruimte om het gebied te mijden. De effecten zijn dus lokaal en van relatief korte duur.

Ten slotte geldt, voor de relevante zeezoogdieren, een gunstige landelijke staat van instandhouding.

Conclusie

De toename van onderwatergeluid ten gevolge van de werkzaamheden is van korte duur. Uit de berekening volgt dat het onderwatergeluid geen niveaus bereikt die leiden tot permanente gehoorschade. De zeezoogdieren vermijden mogelijk tijdelijk het gebied, maar ze hebben voldoende uitwijkmogelijkheden.

Derhalve, onder normale (weers)omstandigheden en bij zorgvuldig handelen, kunnen significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van zeezoogdieren door deze activiteit worden uitgesloten. Zekerheidshalve neem ik hiertoe een voorschrift op.

2.2.2 Verstoring door aanwezigheid en licht

Vogels

In de PB worden voor relevante vogelsoorten in de Waddenzee de mogelijke effecten van de baggerwerkzaamheden beschouwd, omdat de (kleine) toename van scheepsverkeer een verstorend effect kan hebben op de aangewezen broed en niet-broedvogels.

Op basis van een onderzoek naar verstoringsafstanden van vogels op de Waddenzee, waarin gekeken is naar de verstoring door vaarrecreatie, kan worden gezegd dat verstoring van vogels door scheepvaart niet optreedt op een afstand van meer dan 1000 meter.

De broedlocaties van de broedvogels liggen op minimaal 9 km verwijderd van de werkzaamheden. Effecten van de werkzaamheden op de broedlocaties kunnen dus uitgesloten worden. Effecten op de vogelsoorten kunnen wel plaatsvinden, deze kunnen verstoring ondervinden van aanwezigheid van de schepen. Er is al scheepvaart in de vaargeul aanwezig. De toename van scheepsverkeer is niet aanzienlijk groot. Hiermee is de tijdelijke en lokale toename aan activiteiten als gevolg van de werkzaamheden en de schepen nauwelijks merkbaar.

Conclusie

Het plangebied heeft een geringe omvang en er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden. De toename aan beweging in de vorm van scheepsverkeer leidt niet tot een dusdanige verstoring dat dit negatieve gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van betreffende soorten en hun broedsucces in het gebied.

Derhalve kunnen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van vogels door de werkzaamheden en het scheepsverkeer worden uitgesloten.

 

2.3. Stikstofdepositie

Voor wat betreft de inhoudelijke overwegingen rondom de berekening van de stikstofdepositie als gevolg van de aangevraagde activiteiten verwijs ik naar paragraaf 4.7 van de PB.

Op 27 november 2024 zijn voor de bagger- en abandonmentwerkzaamheden berekeningen uitgevoerd met AERIUS Calculator (kenmerk: RrDFx1ewjgp8). Uit de berekening volgt dat er tijdens de werkzaamheden geen stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr zal plaatsvinden als gevolg van de activiteit. Derhalve zijn er geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

De betreffende AERIUS Calculatorberekening is als bijlage bij de aanvraag en onderhavig ontwerpbesluit gevoegd (bijlage 2).

 

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een activiteit moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als de activiteit, afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten, significante gevolgen kan hebben voor de desbetreffende Natura 2000-gebieden. Een vergunning kan alleen verleend worden als de activiteit afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

De PB geeft aan dat de uitvoering van de activiteiten niet leidt tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Landen Texel, Duinen Vlieland en Duinen Terschelling.

In de PB is onderzocht bij welke activiteiten cumulatie van effecten zou kunnen optreden. Cumulatie zou kunnen optreden in de vorm van offshore olie- en gasactiviteiten op andere locaties, Wind op Zee en scheepvaart.

Offshore olie- en gaswinning

In de directe omgeving van het projectgebied in de Waddenzee vinden geen overige olie- en gasprojecten plaats. Er worden geen andere vergunde activiteiten met betrekking tot olie- en gaswinning uitgevoerd vanuit de Waddenzee. In het kader van cumulatie is het van belang dat werkzaamheden die leiden tot impulsgeluiden van in de buurt gelegen platforms niet tegelijkertijd of achtereenvolgens plaatsvinden. Hiervan is zodoende geen sprake.

Wind op Zee

De dichtstbijzijnde aangewezen windenergiegebieden liggen allen op meer dan 75 km afstand van het plangebied, het gaat hier om de gebieden Ten noorden van de Wadden, IJmuiden Ver en Hollandse Kust West. Eveneens geldt voor Ten noorden van de Wadden en IJmuiden Ver, dat werkzaamheden niet plaatsvinden in de periode van de baggerwerkzaamheden. Enkel voor Hollandse Kust West overlappen de ingebruikname van het windenergiepark en de baggeractiviteit. Echter, is er gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van Hollandse Kust West en de geringe duur van de baggeractiviteit geen sprake van een noemenswaardig cumulatief effect heeft.

Scheepvaart

Bij de voorgenomen activiteiten hoort een geringe toename van scheepvaart. De extra scheepvaart beperkt zich grotendeels tot bestaande vaargeulen. Dit betreft de drukbevaren vaargeul tussen Harlingen – Terschelling/Vlieland, de eveneens drukbevaren geul het Oude Inschot en de geul tussen het Oude Inschot en het Zuidwal-platform. De beroepsvaart beperkt zich tot de vaargeul Harlingen – Terschelling/Vlieland. Volgens de PB is cumulatie in de vorm van onderwatergeluid te verwachten als schepen elkaar passeren of bij Zuidwal arriveren. De cumulatie is dan lokaal en kortdurend en zal een uitwijkmogelijkheid voor soorten aanwezig blijven. Derhalve is van een significant negatief effect door cumulatie geen sprake.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

 

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB en AERIUS-berekening en hieronder aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de door u gevraagde omgevingsvergunning, onder de hieronder opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Ik maak u erop attent dat de onderhavige vergunning louter een toestemming voor een Natura 2000-activiteit op grond van de Omgevingswet betreft en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.

 

2.6. Instemming provincie

Dit ontwerpbesluit is voorgelegd ter instemming aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân. De provincie heeft hiermee ingestemd middels een instemmingsbesluit met zaaknummer 291714. Deze instemming is opgenomen als bijlage 3 bij onderhavig besluit.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen en Lage Landen Texel, Duinen Vlieland en Duinen Terschelling aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze omgevingsvergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Vermilion Energy B.V. (hierna: vergunninghouder). 

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen, en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. Het moment waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal een week voor de aanvang ervan gemeld aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijbehorende PB met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid met de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de beperkingen voorrang.

  7. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag (indien nodig met aanvulling op de PB). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.

  8. Wanneer zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag en de toezichthouder. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  9. Wanneer zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag. 

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  12. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Het baggeren en het storten/verspreiden van het baggerspecie dient te worden uitgevoerd op de wijze zoals in de Passende Beoordeling beschreven.

  2. Vanuit de baggerlocatie wordt direct naar de verspreidingslocatie gevaren via de bestaande scheepvaartroutes (zoals zij ook zijn opgenomen in de betreffende AERIUS-berekening).

  3. Bij verspreiding van baggerspecie die wordt gelost door middel van bodemdeuren of een kraan, moet worden verspreid op de op kaart 4 (behorende bij de kaartenbijlage van het beheerplan Waddenzee) aangegeven verspreidingslocaties. Dit zijn relatief diepe locaties (geuldelen waar weinig bodemfauna aanwezig is), met relatief hoge stroomsnelheden (voor optimale verspreiding) en waar de speciespreiding niet in conflict komt met ander beheer.

  4. De te verspreiden baggerspecie is alleen afkomstig uit de vaargeul tussen het Oude Inschot en het Zuidwalplatform.

  5. Baggerspecie mag niet worden verspreid binnen 1000 meter van gebieden met rijke flora en fauna, waaronder mossel-, oester- en kokkelbanken en mosselpercelen.

  6. Steekzuigen is niet toegestaan in verband met het ontstaan van grote putten in de bodem.

  7. Het opwoelen en 'op stroom zetten' voor verspreiding van baggerspecie (agiteren, ploegen) binnen of in de omgeving van het werkgebied is toegestaan, maar mag niet leiden tot transport van het opgewoelde sediment naar aangrenzende baggerlocaties.

  8. De hoeveelheid baggerspecie dat wordt verspreid middels te technieken beschreven in de PB is maximaal 10.500 m3.

  9. De (bagger)werkzaamheden worden verricht volgens het 'Zero Discharge Systeem', waarbij geen lozingen zullen plaatsvinden op de Waddenzee, maar afvalwater zal worden opgevangen en afgevoerd.

  10. Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  11. Buiten het ingezette vaartuig is enkel het gebruik van geluidsapparatuur ten behoeve van veiligheid en communicatie toegestaan.

  12. Werkverlichting wordt uitsluitend toegepast wanneer en voor zo ver dat noodzakelijk is voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden.

  13. Werkverlichting is zodanig opgesteld, afgesteld, ingericht en de lampen zijn zodanig naar buiten toe afgeschermd, dat lichtuitstraling naar het Natura 2000-gebied zoveel als mogelijk wordt voorkomen.

  14. Alle vaar- en werktuigen betrokken bij het onttrekken van zand moeten zijn voorzien van een registratiesysteem. Daarbij wordt ondermeer de registratie van varen, zuigen/ploegen, storten en stilliggen onderscheiden.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s) en opsporingsambtenaren.

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren. 

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig vanaf de datum vanaf 1 augustus 2025 tot en met 31 juli 2026.

 

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van de artikelen 5.39 en 5.40, lid 1 en lid 2 Omgevingswet kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 18.4 Omgevingswet een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

 

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

 

BIJLAGEN:

  1. Passende Beoordeling baggerwerkzaamheden Zuidwal;

  2. AERIUS-projectberekening met kenmerk: RrDFx1ewjgp8;

  3. Instemmingsbesluit Gedeputeerde Staten provincie Fryslân.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE BESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen

Naar boven