Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43278/TB, 16 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/43278/TB

Betreft             [klager]

Datum             16 mei 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Naar aanleiding van een herbeoordeling, heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) op 12 september 2024 beslist klager te plaatsen in de voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ‑voorziening) van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en, namens verweerder, […] en […] gehoord op de zitting van 23 april 2025 in de PI Vught.

Mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. 

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers tbs loopt inmiddels vanaf 2003 voor in ernst redelijk beperkte indexdelicten. Zijn traject is turbulent verlopen, maar hij heeft vanuit Trajectum een behoorlijke periode transmuraal verlof, proefverlof en een voorwaardelijke beëindiging tbs met begeleid wonen gehad. Door middelengebruik en mogelijk overschatting van klager is dit misgegaan en is klager teruggeplaatst in Trajectum. Na een periode van boosheid en frustratie is ingezet op medicatie, waarna het beter ging en klager begeleid verlof kreeg. In 2020 is de mogelijkheid van plaatsing in een longcarevoorziening onderzocht maar niet haalbaar gebleken. Daarna is door Trajectum de LFPZ-status aangevraagd en door verweerder toegekend. Klager heeft daar niet tegen geageerd. Hij kon daar destijds in berusten, de status gaf hem in eerste instantie rust, maar later ook bezinning. Na een langere periode van psychische stabiliteit, vermindering van agressie en seksueel grensoverschrijdend gedrag en abstinentie, heeft op 21 maart 2023 een intern zorgoverleg plaatsgevonden. Klager wilde in Trajectum blijven, maar dat achtte Trajectum niet haalbaar. Wel is onderzoek naar de mogelijkheid van plaatsing in de longcare gestart. Daarna is klager in een rollercoaster gekomen. Hij is als ruilkandidaat naar voren geschoven omdat De Kijvelanden met spoed een plek zocht voor een patiënt die met resocialisatie was vastgelopen. Klager is op 14 september 2023 overgeplaatst naar De Kijvelanden. Dit heeft veel negatieve gevolgen voor klager gehad. Alles was nieuw. Klager is van beveiligingsniveau 3 naar -niveau 4 gegaan en verloor daarmee de mogelijkheid van internet op een laptop en een mobiele telefoon. Tevens werd de machtiging begeleid verlof niet overgenomen en weigert De Kijvelanden begeleid verlof in te zetten. Ook wenst De Kijvelanden het onderzoek naar de mogelijkheid van de longcare niet voort te zetten. Desondanks heeft klager zich na overplaatsing goed ingezet in De Kijvelanden. Inmiddels was de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) verzocht te adviseren over voortzetting van de LFPZ-status. De LAP heeft haar advies aanvankelijk aangehouden voor nadere informatie van De Kijvelanden over verlofverlening. Verlofverlening was ook een aandachtspunt bij de verlenging van klagers tbs.

Daar opeens plek was in de locatie Zeeland, is klager daar in oktober 2024 geplaatst. Hij komt alle afspraken na en heeft de voor hem moeilijke stap genomen om niet meer te blowen, wat goed gaat. Van klagers behandelcoördinator is vernomen dat met het oog op perspectief voor klager richting een longcarevoorziening het komende jaar in de LFPZ twee behandeldoelen zijn geformuleerd: het verkrijgen van meer zicht op klagers spanning/boosheid en het toewerken naar het praktiseren van begeleid verlof.  Klager krijgt op 30 mei 2025 een evaluatiegesprek en hoopt op de uitkomst dat een machtiging voor begeleid verlof wordt aangevraagd en verleend, zodat hij zijn verlof terugkrijgt na het stoppen daarvan door toedoen van De Kijvelanden. Klager is echter van mening dat hij niet thuishoort in de LFPZ waar hij nu tussen mensen zit met zeden- en levensdelicten. Klager heeft een hersenbeschadiging als gevolg van een ongeluk en wil graag weer een kans op een longcareplaatsing. Hij staat nu stil. Hij heeft hulp nodig die hij nu niet krijgt.

Klager verzoekt dan ook zijn beroep gegrond te verklaren en primair, vanwege klagers gedrag in De Kijvelanden en de locatie Zeeland, verweerder opdracht te geven de LFPZ-status op te heffen en klager te plaatsen op een reguliere behandelafdeling. Subsidiair wordt verzocht de voortzetting van de LFPZ-plaatsing te beperken tot een jaar om de vinger aan de pols te houden, alsmede  ter behoud van motivatie en perspectief. De locatie Zeeland kan zelf ook om een hertoetsing binnen een jaar vragen, maar klager is daarvan niet verzekerd daar verlofverlening moet plaatsvinden via de stappen dubbel begeleid naar enkel begeleid verlof.

Klager heeft langere tijd een andere advocaat gehad. Vanwege het uitblijven van LFPZ‑plaatsingsbeslissingen verzoekt klagers raadsvrouw voor haar cliënten die niet in de locatie Zeeland kunnen worden geplaatst om een voorgenomen plaatsingsbeslissing, teneinde een rechtsmiddel te hebben als plaatsing nog niet daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.

 

Standpunt van verweerder

Klager staat ten tijde van de bestreden beslissing van 12 september 2024 sinds 21 oktober 2021 op de wachtlijst voor een LFPZ-plaatsing. De Pro Justitia‑rapporteurs K. en G. hebben klagers plaatsing in een LFPZ-voorziening ondersteund in hun rapportage van respectievelijk 19 maart 2022 en 1 mei 2022.

Op goede gronden kon worden beslist tot plaatsing in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting, met vaststelling van het individuele beveiligingsniveau op midden. De noodzaak van deze plaatsing blijkt uit de hertoets van De Kijvelanden van 22 februari 2024 en het advies van de LAP van 7 augustus 2024. De Kijvelanden geeft aan dat na verschillende intensieve behandeltrajecten het behandelplafond is bereikt, er sprake is van een hoog recidiverisico en enkel een LFPZ-plaatsing de mogelijkheid geeft om met een lage behandeldruk in combinatie met een hoog beveiligingsniveau en intensieve begeleiding het risicomanagement te borgen. De Kijvelanden heeft de LAP op 13 mei 2024 en 1 juli 2024 gemeld dat plaatsing van klager op een longcarevoorziening, ook Merendael, niet mogelijk wordt geacht. De LAP ziet geen alternatief voor een LFPZ-plaatsing, nu klager na afwijzing door andere longcarevoorzieningen ook is afgewezen door de longcarevoorziening Merendael.

Er wordt ten tijde van de bestreden beslissing niet voldaan aan de vereisten om het individueel beveiligingsniveau naar laag te wijzigen. De LAP geeft een inschatting van het beveiligingsniveau midden nu De Kijvelanden geen mogelijkheid voor verlofverlening ziet en niet wordt beschikt over een verlofmachtiging. Daarnaast hebben de PJ-rapporteurs in 2022 geadviseerd het individueel beveiligingsniveau als matig te beschouwen.

Ongeacht de termijn tot de volgende hertoets van de LFPZ-plaatsing, zal door de Pompestichting tussentijds getoetst worden of andere mogelijkheden voor klager open staan. Zoals het Beleidskader voorschrijft, zal de kliniek tussentijds opheffing van de LFPZ-status vragen wanneer er een uitstroomplan ligt. Nu er nog geen concreet zicht is op daadwerkelijke uitstroom van klager, is de kans zeer klein dat er binnen een jaar een uitstroomplan zal zijn en de LFPZ-plaatsing binnen die termijn zou kunnen worden opgeheven. Hertoetsing van de status na een jaar is daarom niet realistisch en geeft hoop, terwijl uitstroom nog niet aan de orde is. Het is goed om te zien dat er wel stapjes worden gezet. Uit navraag bij de Pompestichting volgt dat er sprake is van een positieve verandering. Het gaat goed met klager en er wordt toegewerkt naar verlofverlening. De volgende stap is dan het wijzigen van het beveiligingsniveau van midden naar laag, waarna daadwerkelijk verlofverlening aan de orde kan zijn. Abstinentie van gebruik van cannabis is daarin een stap in de goede richting.

Waar voorheen een plaatsingsbeslissing werd genomen als er zicht op plaatsing was, worden er inmiddels wel eerder plaatsingsbeslissingen genomen om geen rechtsmiddel te onthouden. Vanwege de lange wachtlijst voor plaatsing in een LFPZ-voorziening is er meer noodzaak om eerder een plaatsingsbeslissing te geven. Ook vindt daarna een hertoets plaats als ware er geplaatst als plaatsing nog niet heeft kunnen gebeuren.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 25 mei 2003 aangevangen. Na voorwaardelijke beëindiging op 18 september 2015 is klagers tbs weer hervat op 2 december 2016. Na toekenning van de op 22 december 2020 door Trajectum aangevraagde LFPZ-status is klager op de wachtlijst geplaatst. Op 28 augustus 2023 heeft Trajectum verzocht om overplaatsing van klager, waarna hij op 14 september 2023 is overgeplaatst naar De Kijvelanden.

Klager verblijft sinds oktober 2024 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting.

Vast staat dat klager sinds 21 oktober 2021 op de wachtlijst voor een LFPZ-plaatsing stond en niet eerder dan op 12 september 2024 - na hertoetsing van klagers LFPZ-status - is beslist tot plaatsing in een LFPZ-voorziening van FPC Pompestichting. De beroepscommissie zal de plaatsingsbeslissing als een voortzettingsbeslissing aanmerken, maar wenst wel op te merken dat klager door deze zeer onwenselijke handelwijze van verweerder langere tijd een rechtsmiddel is onthouden tegen de voorgenomen plaatsing in de LFPZ. Er is een zeer lange wachtlijst voor de LFPZ, maar het gaat niet aan een rechtspositie te onthouden door niet zo snel mogelijk na toekenning van de LFPZ-status een eerste plaatsingsbeslissing te nemen. De beroepscommissie zal in dit geval daaraan geen gevolg verbinden, nu is gebleken dat klager aanvankelijk in de toekenning van de LFPZ-status en voorgenomen plaatsing in een LFPZ‑voorziening heeft berust en daartegen geen rechtsmiddel zou hebben aangewend als na toekenning van de LFPZ-status wel een (eerste) plaatsingsbeslissing zou zijn genomen.

 

Het beoordelingskader

In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

 

De toetsing van de bestreden beslissing

Vast staat dat de bestreden beslissing is genomen op basis van adviezen van De Kijvelanden van 22 februari 2024, 13 mei 2024 en 1 juli 2024 en het advies van de LAP van 7 augustus 2024, waaruit naar voren komt dat voortzetting van de LFPZ-status en plaatsing in een LFPZ-voorziening is aangewezen in het licht van het behandelverloop van klager en de aanwezig geachte voortdurende delictgevaarlijkheid. De mogelijkheid van plaatsing van klager in een longcarevoorziening is meermalen onderzocht, maar niet haalbaar gebleken.

Klager verblijft sinds oktober 2024 in de locatie Zeeland. Blijkens inlichtingen van klagers behandelcoördinator van 3 februari 2025 zijn in deze LFPZ-voorziening met het oog op perspectief voor klager en zijn wens tot plaatsing in een longcarevoorziening het komende jaar twee behandeldoelen geformuleerd: het verkrijgen van meer zicht op klagers spanning/boosheid en het toewerken naar het praktiseren van begeleid verlof. Het ligt daarmee niet in de lijn der verwachting dat klager binnen een jaar uit de LFPZ-voorziening zal kunnen doorstromen naar een longcarevoorziening, maar mocht dat wel het geval zijn kan door de locatie Zeeland tussentijds om opheffing van de LFPZ-status worden gevraagd.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt. Vooralsnog is niet gebleken dat er redenen zijn om klager over te plaatsen naar een reguliere behandelafdeling voor het opstarten van een nieuwe behandelpoging dan wel plaatsing in een longcarevoorziening. Evenmin bestaat op basis van de huidige stand van zaken aanleiding voor een eerdere hertoetsing dan de gebruikelijke termijn van twee jaar.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven