Nummer 24/44985/GM
Betreft klaagster
Datum 26 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klaagster (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagsters raadsman, mr. G.A.R. di Antonio, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de inrichtingsarts). Klaagster beklaagt zich over het niet krijgen van psychologische hulp, het niet geplaatst worden op een eenpersoonscel (EPC) en de wijziging van haar medicatie (oxazepam).
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en S. Vosters, plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 1 mei 2025.
Drs. A.A.J. Jeurissen, lid van de RSJ, en mr. J. Sarkisjan, secretaris bij de RSJ, waren als toehoorder aanwezig.
Een van de leden van de beroepscommissie, drs. B.A. Geurts, huisarts, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat ter zitting is besproken. De voorzitter heeft dit ter zitting medegedeeld.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij binnenkomst in de inrichting heeft klaagster direct aangegeven te kampen met ernstige problematiek, waaronder suïcidepogingen en verslaving. Kort na de intake heeft klaagster verzocht om in contact te komen met een psycholoog. Ondanks meerdere verzoeken is hier geen gehoor aan gegeven, wat ertoe heeft geleid dat klaagster op 16 oktober 2024 een klacht heeft ingediend. Klaagster is uiteindelijk door de huisarts aangemeld voor het psychomedisch overleg (PMO). In het PMO is besloten dat klaagster eerst haar oxazepam moet afbouwen voordat gestart kan worden met trauma behandeling. Klaagster vindt het onbegrijpelijk dat haar huisarts heeft bepaald dat zij eerst haar medicatie moet afbouwen voordat ze met een psycholoog kan praten. Klaagster heeft uiteindelijk een psycholoog gesproken, maar dat is niet omdat de inrichting dat zo nodig vond. Haar raadsman heeft uiteindelijk zelf de medische dienst moeten mailen, omdat klaagster meermaals de toegang tot een psycholoog onthouden werd. Daarnaast heeft klaagster aangegeven dat ze geen oproepen heeft ontvangen voor het spreekuur op 23 en 27 september 2024 en niet op de hoogte was van deze afspraken. Tevens was klaagster niet op de hoogte van de twee mogelijke manieren om contact op te nemen met de medische dienst. Daarnaast heeft klaagster meteen bij binnenkomst gevraagd om op een EPC te zitten, gezien haar mentale toestand en de lopende zaak waarbij zij slachtoffer is. Klaagster was voorheen ook gedetineerd en heeft toen ook op een EPC gezeten. Klaagster heeft herhaaldelijk bij meerdere medewerkers aangegeven dat ze niet op een MPC kan zitten. Klaagster heeft bij de medische dienst duidelijk aangegeven dat het slechts een kwestie van tijd zal zijn totdat het mis zal gaan. Door omstandigheden krijgt klaagster momenteel 10mg extra oxazepam en heeft zij verzocht om haar medicatie te wijzigen, vanwege heftige dingen die zij heeft gezien.
Standpunt van de inrichtingsarts
Klaagsters klachten zijn serieus genomen, waarbij er vervolgstappen zijn gezet in het intensiveren van de zorg. Er is eerst ingezet op het verminderen van medicatieafhankelijkheid waarna klaagster middels de huisarts is aangemeld voor het PMO en vanuit daar is er verder beleid gemaakt. Klaagster wordt momenteel gezien door een psycholoog en verblijft op een EPC. Klaagster heeft zich op 23 en 27 september 2024 zelf ingeschreven voor het spreekuur van de medische dienst, maar is beide keren niet verschenen. Op 9 oktober 2024 is klaagster wel gezien door de medische dienst. Er zijn twee manieren waarop een gedetineerde contact kan zoeken met de medische dienst: een gedetineerde kan een briefje invullen waarna een oproep wordt verstuurd, of een gedetineerde kan zich zelf inschrijven voor het spreekuur. Wanneer een gedetineerde niet op het spreekuur verschijnt, wordt er verder geen actie ondernomen, maar een gedetineerde kan zich wel opnieuw inschrijven voor het spreekuur. De manier waarop het is gegaan, is gebruikelijk binnen de inrichting. Wanneer een gedetineerde een vraag heeft, worden er verschillende stappen doorlopen voordat er eventueel een psycholoog kan worden gezien. De toegang tot een psycholoog is klaagster niet onthouden. De huisarts heeft enkel uitgelegd dat het traject bij een psycholoog niet direct kan worden gestart en dat dit wellicht in gang wordt gezet als de detentieduur bekend is.
3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 25 november 2024. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.
Inhoudelijk
Uit het medisch dossier leidt de beroepscommissie af dat klaagster bij haar binnenkomst in de inrichting op 16 september 2024 tijdens de medische intake heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een psycholoog. Klaagster heeft zich daarna ingeschreven voor het spreekuur op 23 en 27 september 2024, maar is op beide dagen niet verschenen. Op 9 oktober 2024 heeft klaagster gevraagd om plaatsing op een EPC. Op 15 oktober 2024 is klaagster gezien door de huisarts, waarbij klaagster voor het eerst vraagt om gezien te worden door een psycholoog, omdat zij wil leren omgaan met haar trauma’s. Klaagster heeft veel stress en onrust door een strafzaak waarbij zij slachtoffer is. De huisarts heeft klaagster aangemeld voor het PMO ter beoordeling voor een intake bij de psycholoog en heeft toegelicht dat dit wellicht pas in gang kan worden gezet wanneer de detentieduur bekend is. Op 16 oktober 2024 dient klaagster haar klacht in. Op 22 oktober 2024 wordt klaagster besproken in het PMO, waarin wordt besloten dat er op dat moment nog geen directe indicatie is voor het starten van een traject bij de psycholoog. Daarnaast wordt het advies gegeven om eerst de oxazepam af te bouwen, alvorens te starten met de trauma-behandeling. Op 29 oktober 2024 wordt dit door de huisarts besproken met klaagster. Op 5 november 2024 is klaagster opnieuw besproken in het PMO. Klaagster geeft aan niet te willen/kunnen stoppen met het nemen van oxazepam, gezien de spanningen waarmee zij momenteel kampt. Er wordt besloten dat de psycholoog klaagster alsnog zal oproepen. Op 14 november 2024 is klaagster voor het eerst gezien door de psycholoog. Daarnaast blijkt uit de informatie van het plaatsvervangend hoofd zorg dat klaagster inmiddels op een EPC verblijft.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat klaagster haar klacht heeft ingediend op het moment dat haar zorgvraag nog in behandeling was. Zij is op 22 oktober 2024 besproken in het PMO. Haar klacht van 16 oktober 2024 is in een te vroeg stadium ingediend. Er was toen nog geen definitieve beslissing genomen over het al dan niet starten van een psychologisch traject voor klaagster. De raadsman heeft aangevoerd dat klaagster al eerder meerdere malen tevergeefs om toegang tot de psycholoog had gevraagd, maar uit het medisch dossier en de toelichting ter zitting blijkt dat klaagster twee keer niet is verschenen op het spreekuur waarvoor zij zich had ingeschreven en dat zij op 15 oktober 2024 haar verzoek om een psycholoog voor het eerst aan de inrichtingsarts heeft voorgelegd. De klachten van klaagster zijn serieus genomen, waarbij vervolgstappen zijn ingezet in het intensiveren van de zorg. Er is eerst ingezet op het verminderen van medicatieafhankelijkheid waarna klaagster via de huisarts is aangemeld bij het PMO en vanuit daar is er verder beleid gemaakt.
Gelet op deze gang van zaken en de toelichting ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is van onzorgvuldig medisch handelen door of namens de inrichtingsarts.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 26 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. G.C. Bos, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter