Nummer 25/45876/GA en 25/46395/GA
Betreft [klager]
Datum 12 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege voortgezet crimineel handelen in detentie, ingaande op 17 december 2024 (G-2024-1037; 25/45876/GA);
- de maatregelen die hem op 9 januari 2025 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) voor de duur van zes maanden (G-2025-28; 25/46395/GA).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 13 januari 2025 beklag a. ongegrond verklaard. De beklagrechter bij de PI Sittard heeft klager op 28 januari 2025 niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie en de uitspraak van de beklagrechter zijn bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. T.L.W. Hermens en […], juridisch medewerker bij de PI Sittard, gehoord op de zitting van 25 april 2025 in de PI Vught. Mr. A. Winters was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
De beklagcommissie vindt het aannemelijk dat klager zich bezighoudt met voortgezet crimineel handelen in detentie, maar klager heeft geen enkel strafbaar feit gepleegd. De directeur stelt dat klager zijn identiteitsbewijs wilde laten uitvoeren om identiteitsfraude te plegen en er zou een poststuk zijn tegengehouden met klagers paspoort, maar hij kan in de inrichting niet beschikken over zijn identiteitsbewijs. De rapporteur geeft aan dat klager zijn verzoek tot het uitvoeren van zijn identiteitsbewijs heeft ingetrokken, terwijl de directeur ter zitting stelt dat klager alleen informatie heeft ingewonnen over het uitvoeren van zijn identiteitsbewijs. Dat strookt niet met elkaar. Daar komt bij dat klager ontkent. Hij heeft het controlenummer bij DigiD gewijzigd bij het re-integratiecentrum (RIC) voor het regelen van belastingzaken (het doen van btw-aangifte). Dat is volledig legaal en onder toezicht van het personeel gebeurd.
Het enkele feit dat klager gegevens bij het RIC heeft genoteerd is onvoldoende grondslag voor het uitluisteren van zijn telefoongesprekken. Klager houdt zich bezig met de handel in supplementen, heeft zich hierop georiënteerd en gevraagd naar de mogelijkheden. Anders dan de directeur stelt, zijn er geen (bank)gegevens verstuurd. Het gaat om vermoedens en aannames, die volledig gebaseerd lijken op het feit dat klager met een ex-gedetineerde heeft gepraat. Als een derde namens klager(s bedrijf) spullen bestelt, dan is er geen sprake van fraude. Er is klager nooit iets gezegd over wat hij wel of niet mag doen met zijn bedrijf vanuit detentie. Hij mag afspraken maken rondom het delen van de winst. Nu er geen sprake is van een strafbaar feit en hij de huisregels niet heeft ondermijnd, is de disciplinaire straf onterecht.
Beklag b.
Klager is ontvankelijk in zijn beklag. De GVM-status is aangezegd door de directeur. Pas in het verweerschrift is aangegeven dat het toekennen van een GVM-status is voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Terwijl het de directeur is die de bestreden beslissing heeft genomen, zegt de beklagcommissie toch dat deze niet beklagwaardig is. Klager klaagt, gelet op de inhoud van het klaagschrift, echter over de toezichtsmaatregelen. Ook de schorsingsvoorzitter heeft het beklag op deze manier geïnterpreteerd.
Er is geen bewijs voor voortgezet crimineel handelen of het ondermijnen van het gezag van directie en personeel. De beschikbare informatie gaat alleen over het uitbaten van klagers bedrijf. Klagers bemoeienis met medegedetineerden dateert van twee jaar geleden. Als klager een naam van een personeelslid noemt, dan doet hij dit omdat hij blij is dat dit personeelslid hem heeft geholpen. Het opleggen van toezichtsmaatregelen is dus niet noodzakelijk. Daarnaast heeft de directeur geen eigen belangenafweging gemaakt. Er is alleen een standaard maatregelenpakket opgelegd. De bestreden beslissing is dus niet deugdelijk gemotiveerd.
Standpunt van de directeur
Beklag a.
De vermoedens zijn ontstaan nadat er meldingen van het RIC werden ontvangen (klager gaf daar aan dat hij zijn DigiD-code nodig had, zodat zijn vriend zijn zakelijke administratie kon doen) en nadat klager informatie opvroeg over het uitvoeren van zijn paspoort. Als een derde belastingaangifte wil doen, is het verstrekken van een DigiD-code aan deze derde niet vereist. Deze incidenten zijn bij de afdeling veiligheid gemeld, waarop er telefoongesprekken van klager zijn uitgeluisterd. De belangrijkste daarvan zijn uitgeschreven, waaronder een gesprek met de genoemde vriend waarin zij het plegen van (identiteits)fraude bespreken. In het gesprek komt letterlijk naar voren dat klager gegevens heeft gedeeld. Dit zijn geen eerlijke praktijken en is in de inrichting niet toegestaan, waardoor het opleggen van een disciplinaire straf is gerechtvaardigd. Hiervoor is het plegen van een strafbaar feit niet vereist.
Beklag b.
De selectiefunctionaris heeft aan klager de GVM-status toegekend. Vervolgens heeft de directeur de toezichtsmaatregelen opgelegd die passend zijn. Het voortgezet crimineel handelen (zie beklag a.) speelde in de periode november-december 2024. Er is geen informatie beschikbaar vanuit het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). Klager geeft zelf ook aan dat zijn wereld bestaat uit gedetineerden en ex-gedetineerden. Klager vereenzelvigt zich meer met het personeel dan met medegedetineerden. Hij noemt namen van personeelsleden die het met hem eens zouden zijn zodat hij geen straf hoeft te krijgen, speelt personeelsleden tegen elkaar uit en verklikt medegedetineerden, onder andere over het binnensmokkelen van contrabande. Klager manoeuvreert zich in een zodanige positie dat personeelsleden op medegedetineerden afgaan, zodat hij zelf buiten schot blijft. Dit heeft het Operationeel Overleg als ondermijnend bestempeld. Dit gedrag speelt tijdens klagers hele detentie en tot op heden.
Halverwege 2024 (of in elk geval ruim een jaar geleden) is het bezoek geweigerd van een vriend van klager – dezelfde persoon als met wie klager de uitgeluisterde telefoongesprekken voerde – omdat hij als bezoeker stennis maakte en het personeel bedreigde. Klager kreeg ook bezoek van een andere ex-gedetineerde, maar daarover zijn geen bijzonderheden gemeld.
3. De beoordeling
Beklag a. (disciplinaire straf)
Op 21 november 2024 meldt het RIC dat klager bij de belastingdienst heeft ingelogd en zijn rekeningnummer heeft genoteerd. Op 28 november 2024 meldt het RIC: “Betrokkene heeft het RIC nummer bij DigiD gewijzigd naar het nummer van een ‘collega’, zodat hij de belastingzaken verder kan regelen”. In de schriftelijke mededeling van 9 december 2024, waarin het uitluisteren van klagers telefoongesprekken aan klager wordt aangekondigd, staat: “U geeft aan [een identiteitskaart] uit te willen voeren voor een aantal dagen in verband met uw bedrijf dat een doorstart gaat maken met een zakenpartner” (in de schriftelijke mededeling wordt (in de standaardtekst) ook genoemd dat een aangeboden poststuk van klager is geweigerd, maar hiervan is geen sprake geweest).
Deze incidenten zijn aanleiding geweest om klagers telefoongesprekken tussen 9 november en 9 december 2024 uit te luisteren, volgens de directeur om uit te sluiten dat sprake is van identiteitsfraude. De rapporteur concludeert uit de door klager gevoerde telefoongesprekken in deze periode dat klager met ex-gedetineerde D.T. voorbereidingen treft voor het plegen van fraude met het bedrijf van klager. De opzet is dat D.T. op naam van het bedrijf spullen bestelt en deze verkoopt om de opbrengst te delen. Om dit te bewerkstelligen heeft klager zijn DigiD-code, KvK-gegevens en bankgegevens aan hem verstrekt. D.T. geeft ook aan dat het uitvoeren van “dat ding” niet meer nodig is.
De beroepscommissie is allereerst van oordeel dat er voldoende grondslag bestond om klagers telefoongesprekken uit te luisteren. De directeur heeft dit beslist in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en – in het bijzonder – de voorkoming of opsporing van strafbare feiten (artikel 39, tweede lid, in samenhang met 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)). Klager heeft geen aannemelijk scenario aangedragen, op grond waarvan het uitvoeren van zijn originele identiteitskaart of het inwinnen van informatie daarover nodig zou zijn. Dit geldt ook voor de door klager gestelde noodzaak om belastingaangifte door de hierboven genoemde persoon te laten doen door middel van het afgeven van zijn DigiD-code.
Klager stelt dat hij geen strafbare feiten heeft gepleegd, maar of hiervan sprake is kan in het midden blijven. Dat is voor het opleggen van een disciplinaire straf niet doorslaggevend. De beroepscommissie heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verslaglegging en de interpretatie van de uitgeluisterde telefoongesprekken, waarvan de meest relevante delen in het verslag zijn geciteerd. Klager spreekt met de genoemde persoon vrij openlijk over wat ze van plan zijn.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur in redelijkheid aannemelijk kunnen en mogen achten dat klager betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming (artikel 50, eerste lid, van de Pbw). Dit rechtvaardigt het opleggen van een disciplinaire straf. De directeur heeft hiertoe in redelijkheid kunnen beslissen, op basis van de bovengenoemde meldingen in combinatie met de inhoud van de uitgeluisterde telefoongesprekken. De directeur heeft overigens ook melding gedaan bij de politie en het fraudemeldpunt.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
Beklag b. (GVM-maatregelen)
Ontvankelijkheid in beklag
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij zou klagen over de door de selectiefunctionaris toegekende GVM-status ‘verhoogd’. De beroepscommissie kan zich hiermee – gelet op de inhoud van het klaagschrift – niet verenigen. Klager schrijft (ook) over het feit dat hij “beperkt/gestraft” wordt, dat hij dit graag ongedaan ziet worden gemaakt. Verder is ook duidelijk dat hij beklag heeft ingesteld naar aanleiding van de beslissing van de directeur. Klager betwist de informatie waarop de toezichtsmaatregelen zijn gebaseerd en daarmee de noodzaak van deze toezichtsmaatregelen.
De beroepscommissie vernietigt daarom de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen.
De bestreden beslissing
Klagers plaatsing op de GVM-lijst is gebaseerd op de volgende criteria: ‘B. (Vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie’ en ‘E. Ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting’. De toezichtsmaatregelen zijn gebaseerd op de volgende beschikbare informatie:
“U toont zich bereid om uw bedrijf, uw DigiD, uw bankgegevens en uw identiteitsbewijs beschikbaar te stellen aan een ex-gedetineerde die onder bewind staat. Hiermee stelt u hem doelbewust in staat om (identiteits)fraude te plegen. Dit blijkt uit uitgeluisterde telefoongesprekken in de periode van 20-11-2024 tot 09-12-2024.
U bent gedurende uw detentie aan mijn zorg en verantwoording toevertrouwd. U heeft veel contacten met ex-gedetineerden, op het gebied van bezoek, telefonie en financiën. U manipuleert personeel en medegedetineerden door verhalen te vertellen die niet op de waarheid berusten en door tips te geven over de handel en wandel van medegedetineerden, mogelijk om de aandacht van u zelf af te leiden. Met bovenstaande ondermijnt u mijn gezag”.
De toezichtsmaatregelen die zijn opgelegd, zijn de volgende: vooraf advies aanvragen over bezoekers aan GRIP; personeel houdt toezicht op belduur; opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken; opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP; inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP; dagelijkse grondige celinspectie; uitgebreide celinspectie: één keer per maand; geen aanstelling in speciale baantjes; geen plaatsing in meerpersoonscel; opmaak van dagelijkse rapportage; vervoer BOT/EBV; bij spoedtransport begeleid door politie; screenen telefonische contacten.
Inhoudelijke overwegingen
Het voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, zoals blijkt uit de geciteerde passage hierboven, bestaat uit wat in het kader van beklag a. is voorgevallen in november tot december 2024 en waarvoor klager (terecht) disciplinair is bestraft. Andere incidenten die verband houden met (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie zijn niet bekend.
De directeur heeft op grond van de Pbw verschillende bevoegdheden om het contact met de buitenwereld te beperken of hierop toezicht te houden. De directeur heeft de persoon, met wie klager telefonisch contact had in de uitgeluisterde gesprekken, in 2024 een keer de toegang tot de inrichting geweigerd, maar dit hield geen verband met voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Ook is niet gebleken dat de directeur telefoongesprekken met deze persoon heeft geweigerd. Het voorgaande geldt ook voor de ex-gedetineerden waarmee klager contact heeft door middel van bezoek en telefonie. De directeur heeft niet geconcretiseerd waarom het contact met de niet nader genoemde ex-gedetineerden problematisch is in het licht van (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie dan wel ondermijning van het gezag van directie en personeel. Informatie vanuit bijvoorbeeld het Bureau Inlichtingen en Veiligheid of het GRIP is niet beschikbaar.
Ten aanzien van de manipulatie van personeel en medegedetineerden, waardoor klager ‘mogelijk de aandacht van zichzelf wil afleiden’ is niet duidelijk geworden op welke voorvallen dit ziet of in welke periode dit speelt, nog los van het feit dat de manipulatie van medegedetineerden redelijkerwijs niet, althans niet zonder nadere onderbouwing, ondermijning van het gezag van directie en personeel kan opleveren. Dat dit gedrag zich volgens de directeur voordoet gedurende de gehele detentieperiode van klager, maakt dit element bovendien onvoldoende concreet en maakt dat niet inzichtelijk is waarom het opleggen van toezichtsmaatregelen op dit moment noodzakelijk is. Van klagers gedrag richting het personeel is geen verslaglegging beschikbaar of andere onderbouwing, op grond waarvan deze informatie als voldoende actueel, betrouwbaar en concreet kan worden beschouwd en de noodzaak voor het opleggen van toezichtsmaatregelen aannemelijk is.
Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de noodzaak tot het opleggen van GVM-maatregelen in dit geval onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal beklag b. daarom gegrond verklaren en de beslissing vernietigen waarover is geklaagd. Aangezien de rechtsgevolgen nog ongedaan zijn te maken (de maatregelen zijn opgelegd tot 9 juli 2025), zal de directeur worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. De beroepscommissie vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Deze uitspraak is op 12 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt, en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter