Nummer 24/44568/TA
Betreft [klager]
Datum 9 mei 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing tot het uitoefenen van toezicht op het bezoek van zijn moeder.
De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 7 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (K-2024-172). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanović, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en namens de instelling […], teammanager patiëntenzorg, en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 23 april 2025 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Mr. J.M.M. van den Hoek was als toehoorder van de zijde van de RSJ aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
In dit geval is geen sprake van een noodzaak voor toezicht op bezoek met het oog op de bescherming van een van de in artikel 37, vierde lid, en artikel 35, derde lid, van de Beginselenwet verpleging terbeschikking gestelden (Bvt) genoemde belangen. De instelling wil dat klagers moeder op de hoogte is van klagers indexdelict. Het feit dat klagers moeder het indexdelict niet wil weten kan niet ten grondslag worden gelegd aan begeleid bezoek. Klager verbleef voorafgaand aan zijn plaatsing in de instelling al jaren in de Oostvaarderskliniek, alwaar de bezoeken van moeder altijd zonder toezicht en zonder problemen zijn verlopen. In de instelling is aanvankelijk bezoek van klagers moeder geweigerd. Na gegrondverklaring van het beklag, is begeleid bezoek toegestaan.
De nu ter zitting door de instelling naar voren gebrachte spanningen in het contact tussen klager en zijn moeder zijn klagers raadsvrouw niet bekend, ook niet in de periode dat klager in de Oostvaarderskliniek verbleef. Klager wil heel graag open zijn naar zijn moeder, maar zijn moeder kan dat kennelijk niet aan. Er is geen sprake van dat concreet de orde en veiligheid in het geding zijn of daar zorgen over bestaan.
Bezoek onder toezicht is een grote inbreuk op het recht op privacy en family life van klager en gezien de omstandigheden van klager niet gerechtvaardigd. Klager komt dan ook een compensatie toe voor de periode waarin hij daaraan is onderworpen.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Kennisname van het indexdelict door de bezoeker is met het oog op de orde en veiligheid in de instelling onderdeel van de screeningsprocedure in de instelling. Er moet voortdurend een inschatting van risico’s worden gemaakt. Als bezoek onbegeleid op de kamer van de verpleegde plaatsvindt en er spanningen zijn, kan niet goed worden ingeschat hoe dat bezoek verloopt. Het gaat dus ook om de veiligheid van de bezoeker.
Er is geprobeerd om met klagers moeder in gesprek te gaan om te zien of er ruimte was voor samenwerking. Daarna is begeleid bezoek toegestaan. Inmiddels heeft klager een verlofkader, waarbij zijn moeder een keer is aangesloten. De instelling wil blijven zien hoe de contacten tussen klager en zijn moeder verlopen. Die contacten zijn eerder niet probleemloos geweest. Er zijn in het verleden spanningen tussen klager en zijn moeder geweest, ook naar de medewerkers van de instelling toe bij het bespreekbaar maken daarvan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat aanvankelijk bezoek van klagers moeder is geweigerd, omdat zij geen kennis wil nemen van klagers indexdelict en die kennisname met het oog op het inschatten van risico’s en daarmee het belang van de orde en veiligheid in de instelling onderdeel is van de screeningsprocedure in de instelling. Als gevolg van het ontbreken van kennis van het indexdelict bij klagers moeder, bestaat volgens de instelling geen zicht op de dynamiek tussen moeder en klager en daarmee evenmin op eventuele risico’s voor de veiligheid. Uit de stukken komt voldoende naar voren dat de screeningsprocedure niet voortvarend verliep en de beklagcommissie op die grond een destijds tegen de bezoekweigering ingediende klacht gegrond heeft verklaard. In die uitspraak is geen oordeel gegeven over bezoek onder toezicht.
Daar bezoek van klagers moeder door de instelling belangrijk voor klager wordt geacht, wordt wel bezoek onder toezicht toegestaan zonder dat klagers moeder van het indexdelict op de hoogte is. Er is daarmee voor klager een uitzondering gemaakt op het algemene beleid en er is rekening gehouden met het feit dat het onbegeleid bezoek van klagers moeder in de Oostvaarderskliniek goed is verlopen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in strijd met de wet en/of onredelijk of onbillijk dat de instelling na de eerdere bezoekweigering vervolgens door een minder zware bezoekbeperking in de vorm van het houden van toezicht op het bezoek van klagers moeder zicht op het contact tussen klager en zijn moeder en eventuele daarmee samenhangende risico’s probeert te krijgen, nu klagers moeder niet op de hoogte wil zijn van klagers indexdelict en er kennelijk wel spanningen in het contact met klager en de instelling zijn geweest. De enkele omstandigheid dat in de Oostvaarderskliniek eerder wel onbegeleid bezoek was toegestaan, maakt niet dat de instelling dat zonder meer zou moeten toestaan zonder een eigen inschatting van eventuele risico’s te maken.
De bezoekbeperking en het voortduren daarvan vormen op zich een inbreuk op klagers recht op respect voor zijn privéleven en/of zijn familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM kunnen genoemde rechten alleen gerechtvaardigd worden beperkt als voor die beperking een wettelijke grondslag bestaat en indien die beperking noodzakelijk is met het oog op een van de in dat artikel genoemde belangen (te weten, voor zover van belang: de voorkoming van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen). Vast staat dat de bezoekbeperking is gebaseerd op artikel 37 van de Bvt. Daarbij gaat het erom of onbegeleid bezoek verantwoord is te achten met het oog op de veiligheid van klagers moeder binnen de relatie en daarmee op de orde en veiligheid in de instelling waar het bezoek plaatsvindt. Daarmee is de bestreden beslissing niet alleen niet onredelijk op de hierboven genoemde gronden, maar op dezelfde gronden ook noodzakelijk voor handhaving van de belangen genoemd in het tweede lid van artikel 8 van het EVRM en de belangen genoemd in artikel 37, vierde lid, in verbinding met artikel 35, derde lid, van de Bvt (onder meer het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen en goederen en het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling).
Gelet op het vorenstaande is de inbreuk op klagers recht op respect voor zijn privéleven en/of zijn familie- en gezinsleven gerechtvaardigd te achten.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
secretaris voorzitter