Nummer 25/47845/SGA
Betreft verzoeker
Datum 24 april 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting vanwege, beschadiging van rijkseigendommen en opruiing, ingaande op 18 april 2025 om 16.00 uur en eindigend op 2 mei 2025 om 16.00 uur. De straf wordt ten uitvoer gelegd in de PI Nieuwegein.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (PD-2025-592).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Op grond van artikel 57, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde voorafgaand aan het opleggen van een disciplinaire straf in de gelegenheid te worden gehoord. De voorzitter stelt, op grond van de bestreden beslissing en de reactie van de directeur, vast dat verzoeker niet is gehoord. De door de directeur daarvoor gegeven reden, dat horen niet mogelijk was vanwege het handhaven van de orde, rust en veiligheid in de inrichting en vanwege verzoekers emotionele situatie, maakt niet dat het horen achterwege kon blijven. Voor zover de directeur heeft bedoeld dat sprake was van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 57, derde lid en aanhef van de Pbw, overweegt de voorzitter dat deze bepaling bij het opleggen van een disciplinaire straf niet van toepassing is. Nu verzoeker niet is gehoord, is de bestreden beslissing in strijd met de wet genomen. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 24 april 2025 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter