Nummer 24/44891/JA
Betreft [klager]
Datum 18 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager], geboren op […] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van twee jassen.
De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse heeft op 24 november 2024 het beklag ongegrond verklaard (Hb-2024-308). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, […], afdelingshoofd bij de RJJI De Hartelborgt, en […], juridisch medewerker bij de RJJI De Hartelborgt, gehoord op de zitting van 13 maart 2025 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. Drs. P.Th.H. Richelle, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Een tijd geleden werd er niet goed gecontroleerd bij de Binnenkomstafdeling Delinquenten (BAD), dus klager had heel veel kleding op zijn cel. Klager was niet op de afdeling tijdens de nulmeting. Het gewone personeel was tijdens de nulmeting ook niet op de afdeling vanwege een training. Toen klager terugkwam vroeg hij naar zijn jassen, omdat deze misten op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen. Medewerker S. zei dat hij de jassen had opgeborgen. S. had ook tegen het afdelingshoofd gezegd dat hij wist waar de jassen waren. S. werkt nu niet meer in de inrichting. S. heeft tegen medewerker F. gezegd dat de jassen kwijt zijn of bij het “MPK” liggen.
De dag voor de nulmeting heeft S. alle jassen van de kapstokken gehaald, omdat de kapstokken leeg moesten zijn. Dat is nergens gedocumenteerd. De groepsleiding weet niet altijd van wie welke jas is, dus dit kan niet goed in ieders fouillering zijn gestopt. Klager vindt dat de groepsleiding geen moeite doet om klagers jassen terug te krijgen.
Het gaat om een jas van Nike en een jas van Falcon, met een gezamenlijke waarde van ongeveer €350,-.
Standpunt van de directeur
In de huisregels staat hoeveel kleding jongeren op hun kamer mogen hebben. Met de in- en uitvoer kan het voorkomen dat er te veel kleding op de kamers ligt. Dan vindt er een kamercontrole en een nulmeting plaatst. De jongeren moeten het te veel aan kleding dan uitvoeren. Dat betekent dat het bij de BAD in de fouillering wordt bewaard. Dit wordt geregistreerd.
Dure jassen worden tegengehouden bij de BAD, omdat de directeur deze niet in de inrichting wil hebben. Als dat zou zijn gebeurd, zouden de jassen in klagers fouillering moeten liggen en daar zijn ze niet.
Medewerker S. was al weg toen klager zijn klacht indiende. Het afdelingshoofd heeft nog wel contact gehad met S. Die gaf aan dat hij het niet meer wist en medewerker F. het misschien wel wist. F. zei dat alles wat ze van de kapstokken hebben gehaald naar de fouillering is gebracht. De groepsleiding weet welke jas van welke jongere is.
Het personeel heeft overal gezocht. Er is gekeken in het systeem. Alles wordt geregistreerd, maar de door klager genoemde jassen zijn nergens te vinden.
3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het op grond van de beschikbare informatie niet vast te stellen dat klager de twee volgens hem vermiste jassen in zijn bezit had tijdens de gehouden kamercontrole en nulmeting. Daarom is het ook niet aannemelijk geworden dat de directeur verantwoordelijk was voor deze jassen bij de inname van alle jassen op de kapstok.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 18 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda- van Velzen, leden, bijgestaan door A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter