Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40108/GA, 9 mei 2025, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/40108/GA

Betreft [klager]

Datum 9 mei 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een schending van zijn recht op sociale verzorging en hulpverlening.

De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 5 april 2024 het beklag ongegrond verklaard (Nh 2024-88). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.D. Kloosterman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft op 14 februari 2024 beklag ingesteld tegen de schending van de zorgplicht van artikel 43, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beklagcommissie spreekt ook over een zorgplicht. Klager heeft echter volgens dit artikel recht op sociale verzorging en hulpverlening. Volgens klager zijn aan hem sinds zijn plaatsing in de locatie Norgerhaven (11 juli 2022) veel disciplinaire straffen opgelegd voor het gebruik van softdrugs. Klager stelt te hebben verzocht om hulp en ondersteuning bij het abstinent blijven van middelengebruik, maar dat de verzochte hulpverlening niet van de grond komt.

 

Ontvankelijkheid in beklag

Een schending van het recht op sociale verzorging en hulpverlenging kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76). Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

De directeur stelt dat klager sinds 22 november 2023 wekelijks een gesprek heeft met een ervaringsdeskundige. Klager betwist dit en stelt dat hij maar een keer in de zes weken een gesprek heeft. De beroepscommissie begrijpt dus dat klager op 14 februari 2024 erover klaagt dat de hulpverlening voor zijn middelenverslaving niet van de grond komt sinds november 2023.

In deze door klager gestelde omstandigheden, zou dat een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en is hij terecht ontvangen in zijn beklag.

 

Inhoudelijke beoordeling

Volgens de directeur heeft klager wekelijks een gesprek met een ervaringsdeskundige. De beroepscommissie ziet in de enkele betwisting van klager, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende reden om daaraan te twijfelen. Bovendien geldt dat, zelfs áls klager niet wekelijks een gesprek heeft, niet is gebleken waarom dat een schending van zijn recht op sociale verzorging en hulpverlenging oplevert.

Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Daarom zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

De beroepscommissie overweegt ten overvloede – in reactie op wat de beklagcommissie heeft overwogen – dat de directeur wél zelfstandig kan beslissen over de overbrenging van klager naar een verslavingskliniek tijdens zijn detentie op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw (de zogenoemde artikelplaatsing). Klager of zijn advocaat kan hiertoe een verzoek indienen. Klager kan zo’n verzoek bijvoorbeeld bij zijn casemanager kenbaar maken. Uit de stukken volgt echter niet dat klager een dergelijk verzoek om artikelplaatsing heeft gedaan.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven