Nummer 23/35753/GA
Betreft [klager]
Datum 15 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 15 juni 2023 van de directeur om hem niet langer hele dagen te laten werken.
De beklagcommissie bij de PI Leeuwarden heeft op 24 augustus 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij de directeur opgedragen de gederfde looninkomsten over de periode van 15 juni 2023 tot 27 juli 2023 alsnog aan klager uit te betalen (LW 2023-255). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
In het Arbeidsreglement is opgenomen dat de arbeid in principe twintig uur per week is verspreid over vijf dagen en dat op zaterdagen, zondagen en feestdagen in principe geen arbeid wordt verricht. Klager maakt gebruik van de hem aangeboden arbeid. Op 17 mei en 1 juni 2023 zijn aan hem disciplinaire straffen opgelegd wegens het opsparen van medicatie en om die reden is hij op 17 mei 2023 gedegradeerd naar het basisprogramma. In beginsel wordt ook in het basisprogramma arbeid geboden aan de gedetineerde, mits de aard of de (korte) duur van de detentie zich daartegen niet verzet. Voorafgaand aan zijn degradatie was klager voorman op de werkzaal en werkte hij hele dagen.
Het aanbieden van hele dagen werken is geen recht, maar betreft een privilege (een gunst). Op 15 juni 2023 heeft het multidisciplinair overleg beslist dat klager als gevolg van zijn degradatie geen hele dagen meer mag werken. Sinds 27 juli 2023 is hij weer gepromoveerd en opnieuw voorman geworden op de werkzaal en mag hij hele dagen werken.
Standpunt van klager
Klager heeft in beroep geen standpunt kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, omdat de beslissing om klager geen hele dagen meer te laten werken moet worden gezien als ‘uitsluiting van deelname aan activiteiten’ en hiervoor de vereiste schriftelijke mededeling ontbreekt.
In artikel 47, eerste en tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet is bepaald dat de gedetineerde in de gelegenheid kan worden gesteld deel te nemen aan in de inrichting beschikbare arbeid en dat de directeur zorgdraagt voor de beschikbaarheid van die arbeid, voor zover de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet.
In paragraaf 3.2 van de huisregels van de PI Leeuwarden is het volgende bepaald:
“Bijzondere werkzaamheden zijn werkzaamheden die buiten het normale werk op de arbeidszalen worden verricht. (…) Er bestaat geen recht op bijzondere werkzaamheden. Het betreft hier een gunstactiviteit. Er is een beperkt aanbod van bijzondere werkzaamheden beschikbaar. Om voor deze baantjes in aanmerking te komen, dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Alleen gedetineerden die gewenst gedrag vertonen en gemotiveerd zijn om te werken aan de re-integratie, die zich hiervoor inzetten en hierin hun eigen verantwoordelijkheid nemen, kunnen [worden] voorgedragen voor bijzondere werkzaamheden.”
Uit de stukken volgt dat klager in het plusprogramma verbleef. De gedetineerden in het plusprogramma kunnen in aanmerking komen voor aantrekkelijkere en meer verantwoordelijke werkzaamheden. Klager was werkzaam als voorman op de werkzaal en werd daarom in de gelegenheid gesteld om hele dagen te werken. Op 17 mei 2023 is hij disciplinair gestraft voor het opsparen van medicatie. Dit heeft geleid tot degradatie naar het basisprogramma. Op 1 juni 2023 werd klager wederom disciplinair gestraft voor het opsparen van medicatie. Op 15 juni 2023 is daarom besloten dat klager niet langer hele dagen mag werken.
De beroepscommissie begrijpt dat de functie van voorman op de werkzaal onder de categorie ‘bijzondere werkzaamheden’ valt. Een dergelijke functie is volgens de genoemde huisregels enkel weggelegd voor gedetineerden die ‘gewenst’ gedrag vertonen. Het strafwaardige gedrag van klager, bestaande uit het (meermalen) opsparen van medicatie, heeft ertoe geleid dat hij de voornoemde functie niet meer mag uitoefenen, met als gevolg dat hij ook niet langer hele dagen mag werken.
Het is de beroepscommissie niet gebleken dat de bestreden beslissing tot gevolg heeft dat klager in het geheel geen arbeid meer mag verrichten. In het basisprogramma wordt klager immers, zo geeft de directeur aan, in de gelegenheid gesteld om twintig uur per week arbeid te verrichten. Het gaat enkel om de categorie ‘bijzondere werkzaamheden’ waarvoor klager niet meer in aanmerking komt. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een beslissing tot uitsluiting van deelname aan arbeid als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, waarvoor op grond van de artikelen 57, eerste lid en onder b., en 58, eerste lid, van de Pbw respectievelijk een hoor- en mededelingsplicht geldt. Aan klager is gemotiveerd kenbaar gemaakt wat de reden is van de beslissing dat hij niet langer hele dagen mag werken (vergelijk RSJ 20 april 2021,
R-20/68443/GA).
Gelet op de strafwaardige gedragingen en op het feit dat in de huisregels is bepaald dat voor het verrichten van ‘bijzondere werkzaamheden’ vereist is dat een gedetineerde ‘gewenst’ gedrag vertoont, kan de bestreden beslissing – naar het oordeel van de beroepscommissie – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal daarom het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag van de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 15 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter