Nummer 25/47615/SGA
Betreft verzoeker
Datum 14 april 2025
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker tijdelijk uit te sluiten van arbeid.
Verzoekers raadsvrouw, mr. J.A.J. Brahm, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (AE 2025/594).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op 8 april 2025 afwezig was bij de arbeid, vanwege zijn aanwezigheid bij het inpakken van de eigendommen van zijn celgenoot. Verzoekers celgenoot zou worden overgeplaatst en om te voorkomen dat verzoekers eigendommen zoek- of beschadigd raakten, was hij aanwezig bij het inpakken. Verzoeker zou hier – naar eigen zeggen – toestemming voor hebben gehad van een personeelslid. Nadat een personeelslid de reden voor verzoekers afwezigheid had gemeld bij de arbeid, vernam verzoeker dat de werkmeester hem, vanwege ongeoorloofde afwezigheid, tijdelijk heeft uitgesloten van de arbeid.
De voorzitter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 23 van het door de directeur bijgevoegde arbeidsreglement kan de gedetineerde tijdelijk worden uitgesloten als hij ongewenst of ontoelaatbaar gedrag vertoont. Op grond van artikel 24 van het arbeidsreglement krijgen gedetineerden die geen gemotiveerde houding laten zien, zoals te laat komen, een waarschuwing. Als men hier vaker op wordt aangesproken, kan diegene worden uitgesloten van arbeid.
Op basis van de stukken is het de voorzitter niet gebleken dat verzoeker (eerder) een waarschuwing heeft gekregen voor een ongemotiveerde houding tijdens de arbeid of dat hij vaker is aangesproken op te laat komen. Daarnaast is door de directeur niet weersproken dat verzoeker toestemming had van een personeelslid om later op de arbeid te verschijnen, zodat hij aanwezig kon zijn bij het inpakken van de eigendommen van zijn celgenoot. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de beslissing om verzoeker tijdelijk uit te sluiten van de arbeid dan ook zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 14 april 2025 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. P.H. van Roosmalen, secretaris.
secretaris voorzitter