Nummer 24/44313/GB
Betreft [klager]
Datum 7 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 23 augustus 2024 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Lelystad.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 23 oktober 2024 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel. Op 27 augustus 2024 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Lelystad, omdat hij in de PI Krimpen aan den IJssel op de Afdeling Intensief Toezicht verbleef en een verblijf aldaar niet langer noodzakelijk was.
Klagers bezwaar richt zich niet tegen de overplaatsing op zich, maar tegen de selectiekeuze van de inrichting. Klager was liever overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard of naar de PI Dordrecht. In beroep voegt klager daaraan toe dat hij desnoods naar de PI Almelo overgeplaatst wil worden.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.
Klagers vestigingsadres ligt in het arrondissement Amsterdam. Daar bevinden zich geen inrichtingen. De PI Lelystad en de PI Heerhugowaard liggen beide in een aanpalend arrondissement. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in zoverre geen rol van betekenis. De PI Dordrecht en de PI Almelo liggen niet in een aanpalend arrondissement. Ten aanzien van die inrichtingen is de bestreden beslissing dus conform de Regeling.
Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf. De beroepscommissie is met klagers raadsvrouw van oordeel dat met het effect daarvan op klagers gemoedstoestand rekening moet worden gehouden, voor zover dat mogelijk is.
Uit de stukken blijkt dat klager zich niet veilig voelt in de PI Lelystad en dat hij ook bezorgd is over de veiligheid van zijn partner en kindje wanneer zij hem komen bezoeken. Hoewel klager zijn gezin om die reden eerst nauwelijks zag, komen zij hem nu wel weer bezoeken, omdat de relatie leed onder het gebrek aan contact. Hoewel verweerder stelt dat vanuit de PI Lelystad op 30 januari 2025 te kennen is gegeven dat er geen sprake is van een concrete dreiging jegens klager, zouden volgens klager twee personeelsleden medio januari 2025 bij klager zijn gekomen met de mededeling dat hij niet meer naar de gebedsdiensten van de imam moet komen. Drie medegedetineerden zouden namelijk hebben aangegeven klager daar iets te willen aandoen. Klager is sindsdien niet meer bij de imam geweest.
Uit de stukken blijkt verder dat er vanuit het multidisciplinair overleg in de PI Lelystad is aangegeven dat de mogelijkheden met betrekking tot het opbouwen van het contact met klagers gezin in de PI Lelystad beperkter zijn ten opzichte van de PI Heerhugowaard. Daarnaast is er vanuit het multidisciplinair overleg aangegeven dat er – gelet op klagers levenslange gevangenisstraf – moet worden ingezet op contactherstel met zijn sociale netwerk. De beroepscommissie kan dit volgen en begrijpt zonder nadere motivering – gelet op het verloop van klagers detentie – niet waarom klager niet zou kunnen worden overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard. Hoewel het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) van de PI Heerhugowaard heeft aangegeven dat klager gedurende zijn verblijf daar onder de aandacht was van het BIV wegens het vermoeden dat hij zich bezighield met het binnenbrengen van contrabande, geldt dat uit de stukken ook blijkt dat klager daar van april 2017 tot december 2023 heeft verbleven, intensief contact met zijn gezin had en goed functioneerde.
De beroepscommissie kan klagers wens om naar de PI Almelo te worden overgeplaatst overigens niet goed volgen. Dit is immers verder weg van zijn gezin. Klagers raadsvrouw geeft evenwel aan dat klager nu zo veel stress ervaart, dat hij en zijn partner nog liever minder frequent bezoek accepteren dan dat klagers verblijf in de PI Lelystad wordt voortgezet.
Een overplaatsing naar de PI Dordrecht is volgens verweerder niet mogelijk in verband met het verblijf van medeveroordeelden en het risico op represailles. Dit acht de beroepscommissie niet onredelijk.
Gelet op wat de beroepscommissie heeft overwogen over een overplaatsing naar de PI Heerhugowaard, is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 7 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter