Nummer 24/42779/GA
Betreft [klager]
Datum 16 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld omdat de directeur zijn verzoek om deel te mogen nemen aan de arbeid heeft afgewezen.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 19 augustus 2024 het beklag ongegrond verklaard (VU 2023/1471). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, mr. M. Koper, waarnemer van klagers raadsvrouw, de juridisch medewerker en het afdelingshoofd van de PI Vught gehoord op de digitale zitting van 28 februari 2025.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan zich niet vinden in de beslissing om hem geen arbeid aan te bieden omdat de veiligheid onvoldoende zou kunnen worden gewaarborgd. In de uitspraak van de beklagrechter staat dat klager via geprivilegieerde post een ‘indirecte bedreiging’ zou hebben geuit. Klager heeft daarover nooit iets gehoord. Hij heeft dat ook niet gedaan. Klager heeft de directeur verzocht om tekst en uitleg te geven, maar hij heeft geen reactie ontvangen.
Op de Afdeling Intensief Toezicht waar klager nu verblijft, mag hij wel aan de arbeid deelnemen. Het werk bestaat uit het verpakken van rubberen handschoenen in zakjes die naar de supermarkt gaan. Klager meent dat hij in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), waar hij ten tijde van de klacht verbleef, bijvoorbeeld de weekverstrekking koffie en suiker had kunnen inpakken. Hij begrijpt niet dat er geen mogelijkheden waren voor hem om te werken. Ook vindt klager het onredelijk dat hij voor het niet aanbieden van arbeid geen compensatie heeft ontvangen, zoals extra recreatie of sport.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Het lijkt erop dat de beklagrechter in de uitspraak abusievelijk heeft gemotiveerd dat bij klager sprake zou zijn van het uiten van indirecte bedreigingen via geprivilegieerde post. Dit is niet terug te vinden in de beslissing en heeft, in het geval van klager, ook niet aan de beslissing ten grondslag gelegen. De directeur heeft een individuele beoordeling en belangenafweging gemaakt en deze onderbouwd in de beslissing. Het belang van klager bij arbeid is minder zwaarwegend dan het belang van bescherming van de orde en veiligheid in de EBI.
De directeur heeft gezocht naar mogelijkheden voor klager om te werken. Daarbij is het belangrijk mee te wegen dat alles wat de EBI verlaat, gemonitord moet worden. Arbeid waarbij producten rechtstreeks naar supermarkten zouden worden verstuurd is gelet op de doelgroep in de EBI dus niet mogelijk. De arbeid rondom de weekverstrekking is in de PI Vught bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum belegd, waar reguliere arbeid ook niet goed mogelijk is. Voor die afdeling ander werk zoeken, is gelet op die doelgroep dus geen goede optie. Het vouwen van wasgoed, zoals gesuggereerd, is ook geen optie omdat dit na afloop moet worden gecontroleerd, waardoor het werk feitelijk ongedaan wordt gemaakt. Het is erg moeilijk om werk te vinden dat veilig kan worden gedaan. Er was ten tijde van de beslissing in elk geval geen (cel)arbeid voor klager beschikbaar waarbij de orde en veiligheid niet in gevaar zou komen. Daarom is klagers verzoek afgewezen.
3. De beoordeling
Omvang van het beroep
Klager heeft gedurende zijn verblijf in de EBI meerdere klachten ingediend over het niet kunnen deelnemen aan de arbeid. De directeur heeft het verzoek van klager schriftelijk afgewezen en heeft deze beslissing op 9 augustus 2023 aan klager uitgereikt. Namens klager is ter zitting in beroep medegedeeld dat het beroep zich richt tegen die (inhoudelijke) beslissing. De beroepscommissie zal daarom (enkel) die beslissing beoordelen.
Wettelijk kader - arbeid in de EBI
In artikel 47, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet is bepaald dat de gedetineerde in de gelegenheid kan worden gesteld deel te nemen aan de in de inrichting beschikbare arbeid. In het tweede lid van voormeld artikel is bepaald dat de directeur zorg draagt voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard of de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet.
Uitgangspunt is dat in beginsel aan iedere gedetineerde arbeid wordt aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 35 112, nr. 3, p. 48). Dat geldt dus ook voor gedetineerden die in de EBI verblijven. Als een gedetineerde geen arbeid wordt aangeboden, moet de directeur daartoe een individuele beoordeling en belangenafweging maken (zie RSJ 10 augustus 2022, 21/21631/GA).
Afwijzing verzoek deelname arbeid
De directeur heeft, nadat klager daarom had verzocht, beslist klager geen (cel)arbeid aan te bieden. Het belang van bescherming van de orde en veiligheid in de EBI en een ongestoorde tenuitvoerlegging weegt voor de directeur zwaarder dan klagers belang bij arbeid.
De directeur heeft zijn beslissing toegelicht door te verwijzen naar klagers geschiedenis in detentie. Er is sprake van meerdere ontvluchtingen en pogingen daartoe, waaronder een gewelddadige ontvluchting uit het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Kijvelanden in 2020, waar klager destijds verbleef. Bij die ontvluchting heeft klager samen met een medepatiënt een medewerker gegijzeld en heeft hij onder dreiging van een mes en een vuurwapen, waarmee ook op medewerkers is geschoten, de instelling verlaten. Klager is aangehouden na een vuurgevecht met de politie, waarbij de medepatiënt om het leven is gekomen en klager gewond is geraakt. Klager is in staat gebleken om samen met een ander in de extreem vlucht- en beheersgevaarlijke setting van de kliniek een mes en vuurwapen binnen te brengen en deze georganiseerd en planmatig aan te wenden om op gewelddadige wijze te ontvluchten.
De directeur noemt verder in zijn beslissing dat in de EBI tal van veiligheidsmaatregelen van toepassing zijn, die noodzakelijk zijn om de risico’s die van de gedetineerden uitgaan tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Vanwege die veiligheidsmaatregelen zijn de mogelijkheden om arbeid aan te bieden zeer beperkt. Zaal- en groepsarbeid zijn niet mogelijk, dat is in de huisregels vastgelegd. Arbeid op de cel is niet uitgesloten, maar daarvoor geldt dat de mogelijkheden zeer beperkt zijn. Zo kan niet worden gewerkt met voorwerpen die misbruikt kunnen worden en op die manier een veiligheidsrisico vormen, bijvoorbeeld omdat de voorwerpen scherpe kanten of onderdelen hebben. Daar komt nog bij dat de in- en uitvoer van deze voorwerpen op een verantwoorde wijze moet kunnen plaatsvinden.
Omdat het klager eerder is gelukt om tijdens zijn verblijf in de kliniek de beschikking te krijgen over een mes en vuurwapen, mag er volgens de directeur geen enkele mogelijkheid zijn om contrabande in- of uit te voeren. De directeur vindt alleen arbeid met voorwerpen die niet zouden kunnen worden misbruikt verantwoord, zoals het vouwen van wasgoed. Maar daarbij is niet uit te sluiten dat er contrabande wordt in- of uitgevoerd. Daarom zou het gevouwen wasgoed weer gecontroleerd moeten worden, waardoor de arbeid teniet wordt gedaan. Dat werd niet gezien als een reële mogelijkheid. Andere arbeid was volgens de directeur, in elk geval op het moment van de beslissing, niet beschikbaar.
Oordeel beroepscommissie
De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat arbeid voor gedetineerden als een belangrijk onderdeel van het dagprogramma moet worden gezien. Niet voor niets is het uitgangspunt dat iedere gedetineerde arbeid wordt aangeboden en van de directeur mag in beginsel worden verwacht dat hij zich inzet voor de beschikbaarheid van geschikte arbeid. De beroepscommissie is zich er anderzijds van bewust dat het aanbieden van arbeid aan gedetineerden die in de EBI verblijven, gelet op de doelgroep en de veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan, verre van eenvoudig is.
De directeur heeft een individuele beoordeling en een belangenafweging gemaakt. De beroepscommissie acht de genoemde beslissing van de directeur om klager geen (cel)arbeid aan te bieden, omdat er volgens de directeur op dat moment geen arbeid beschikbaar was die klager op veilige wijze zou kunnen verrichten, niet onredelijk of onbillijk. Duidelijk is dat de beslissing in het geval van klager niet is gestoeld op een beweerdelijke indirecte bedreiging via geprivilegieerde post. Dat is in de uitspraak van de beklagrechter ten onrechte overwogen.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 16 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. F.H.J. van Gaal, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter