Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43303/GA, 31 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/43303/GA

Betreft klager

Datum 31 maart 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld omdat hij niet in gesprek mag met een transitiepsycholoog.

De beklagcommissie, met aanvulling van de gronden bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 12 september 2024 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2024-265). De uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. R.H. Lagerweij, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Heerhugowaard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het gaat er niet om dat iedere gedetineerde toegang moet krijgen tot een transitiepsycholoog, maar dat in het specifieke geval gekeken en afdoende beoordeeld moet worden of het raadplegen van een dergelijke specialist noodzakelijk is. Nu de hulp van de inrichtingspsycholoog niet toereikend is gebleken voor klager en geen sprake is van uitstelbare zorg, dient hem op grond van de artikelen 42 en 43 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wel degelijk zorg en hulpverlening in de vorm van het kunnen raadplegen van een specialistische psycholoog te worden geboden. Net zoals een gedetineerde in het geval van een botbreuk, die niet door de inrichtingsarts kan worden behandeld, naar de specialist in het ziekenhuis wordt verwezen.

Dat de wet- en regelgeving voor LHBTIQ-ers in detentie (nog) niet toereikend is geregeld, maakt het voorgaande nog prangender. Het European Committee for the Prevention of Torture or Degrading Treatment or Punishment (CPT) heeft benadrukt dat transgender gedetineerden niet alleen tegen bijvoorbeeld geweld moeten worden beschermd, maar dat de zorgplicht van de directeur ook inhoudt dat proactief beleid moet worden gecreëerd om discriminatie te voorkomen. Ondersteuning van transgender gedetineerden door het personeel van de PI, in bijvoorbeeld de vorm van het beschikbaar stellen van make-up, werd door het CPT positief gewaardeerd. Juist deze uitleg van de zorgplicht houdt ook in dat klager toereikende psychische zorg dient te worden geboden, wat nu niet het geval is. Klager is al sinds oktober 2022 bezig om in transitie te gaan, maar de PI houdt dat tegen.

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij zijn standpunt zoals benoemd in het verweerschrift en ter zitting van de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling

 

Ontvankelijkheid in beklag

Het onthouden van de toegang tot een psycholoog kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Klager stelt dat hem op grond van de artikelen 42 en 43 van de Pbw zorg en hulpverlening in de vorm van het kunnen raadplegen van een transitiepsycholoog dient te worden geboden, maar dat dit door de directeur wordt geweigerd. In de door klager gestelde omstandigheden zou sprake kunnen zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur als bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de Pbw. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag en is hij terecht ontvangen in zijn beklag.

 

Inhoudelijke beoordeling

Ter zitting van de beklagcommissie heeft klagers raadsvrouw aangegeven dat geen beroep wordt gedaan op de medische beklagprocedure, maar op de artikelen 42 en 43 van de Pbw.

Op grond van artikel 42 van de Pbw heeft de gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op sociale verzorging en hulpverlening. De directeur draagt er op grond van artikel 43, tweede lid, van de Pbw, zorg voor dat de psycholoog de in het eerste lid van dat artikel omschreven zorg en hulp in de inrichting kan verlenen.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager in de (vorige) PI Lelystad een aanvraag heeft ingediend om met een transitiepsycholoog in gesprek te gaan. Op 15 september 2023 heeft klager een brief ontvangen met de afwijzing hiervan. Op 23 april 2024 heeft klager een brief ontvangen van de medische dienst in de PI Heerhugowaard waarin staat vermeld dat de medische dienst bij het standpunt van de PI Lelystad blijft. De reden daarvan is dat het uitstelbare zorg betreft. De directeur stelt zich op het standpunt dat de beoordeling om in gesprek te mogen met een transitiepsycholoog bij de medische dienst ligt. De directeur heeft ter zitting van de beklagcommissie toegelicht dat klager een verzoek kan doen om de toegang tot de inrichtingspsycholoog te bewerkstelligen. Vast is komen te staan dat klager contact heeft gehad met een psycholoog van de inrichting.

De beroepscommissie is gelet daarop van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur als bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de Pbw. Bovendien beoordeelt uiteindelijk de inrichtingsarts en/of het psycho-medisch overleg of er reden is om iemand te verwijzen naar een (gespecialiseerde) psycholoog. Die beoordeling is een medische beoordeling (vergelijk RSJ 4 januari 2022, R-20/7333/GA). Klachten daarover worden behandeld via de klachtprocedure betreffende medisch handelen ex artikel 71b en verder van de Pbw.    

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard, voor zover het de toegang tot een inrichtingspsycholoog als bedoeld in artikel 43 van de Pbw betreft. Voor het overige, waar het de toegang tot/de verwijzing naar een gespecialiseerde psycholoog betreft, had de beklagcommissie zich net als in de beroepszaak met kenmerk 24/41999/GA onbevoegd moeten verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover het betreft de toegang tot de inrichtingspsycholoog als bedoeld in artikel 43 van de Pbw ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van de toegang tot een gespecialiseerde psycholoog vernietigt de beroepscommissie in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt zij dat de beklagcommissie zich onbevoegd had moeten verklaren om van de klacht kennis te nemen. 

Deze uitspraak is op 31 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven