Nummer 24/43042/GA
Betreft [klager]
Datum 14 april 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 17 april 2024 tot uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van vijf dagen en de beslissing van 18 april 2024 tot het beëindigen van klagers TrajectWerk.
De beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 30 augustus 2024 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2024-170). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, gehoord op de zitting van 6 maart 2025 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zuthpen.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Een medewerker van Trajectum, waar klager verblijft, heeft namens klager per e-mail aangegeven dat klager geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
Klagers raadsman heeft telefonisch laten weten niet op de zitting te verschijnen en dat de zaak op de stukken kan worden behandeld.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft tijdens de beklagzitting uitgelegd dat een medegedetineerde kennelijk geen 200% vergoeding kreeg en klager begreep niet dat hij dit zelf ook niet kreeg. Als grap zeiden meerdere gedetineerden “200%”. Klager was aan het werk en deed wat van hem werd verlangd. Wat hij niet begrijpt, is dat hij als enige is aangesproken en dat het personeel de woorden “200%” zichzelf heeft aangetrokken. Klager ontkent ook dat dit tot hen was gericht.
Voorts wordt omschreven dat klager verbaal agressief werd, maar waaruit dat blijkt of wat klager deed, staat niet in het rapport omschreven. Daarna kon klaarblijkelijk nog steeds met klager worden gecommuniceerd, omdat aan hem werd gevraagd om naar het kantoor te komen. Klager is opgestaan en heeft het apparaat waarmee hij moest werken met een minimale worp laten vallen op de pallets, die precies voor hem lagen. Hij acht de uitsluiting dan ook onvoldoende gemotiveerd. Uit de stukken blijkt onvoldoende wat de uitsluiting rechtvaardigt. Klager had de volgende dag weer kunnen werken zonder dat zich problemen zouden voordoen.
Dat klager is ontslagen van het TrajectWerk is kennelijk gebaseerd op het hiervoor omgeschreven incident. Klager kijkt anders naar dit incident. Het kan in zijn optiek geen aanleiding vormen om hem het TrajectWerk af te nemen. Voorts staat vermeld in het verslag c.q. de mededeling dat klager vaak afwezig was op het werk. Klager kan hier niets aan doen. Zoals de directeur op zitting aangaf, werkt klager hard. Klager werkt ook graag. Hij heeft echter psychische problematiek die tot op heden onopgelost en onbehandeld is gebleven. Aan klager is niet zomaar tbs opgelegd als maatregel. Klager kan pas aan de behandeling beginnen als hij in een tbs-kliniek is geplaatst. Klager ontvangt veel prikkels op de werkvloer en op de afdeling en op sommige dagen wordt het hem te veel. Klager ervaart ook veel last van zijn PTSS. Dit alles is bekend, ook bij de directeur en de mensen van het TrajectWerk. Klager is dus niet moedwillig afwezig. Dat hij hier nu op wordt afgewezen in de vorm van een beëindiging van het TrajectWerk is onbegrijpelijk.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Klager eiste 200% loon. Zijn gedrag op de arbeid was niet wenselijk. Er wordt rekening gehouden met klagers psychische omstandigheden, maar de beslissing is gebaseerd op klagers gedrag. Hij bleef doorgaan met onrust op de afdeling creëren en was daarin niet te stoppen of te sturen. Na meerdere gesprekken en correcties is de beslissing genomen. De beslissing tot uitsluiting van deelname aan de arbeid is door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur genomen en ondertekend.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling) vervalt de zorgverplichting van de directeur voor de beschikbaarheid van arbeid ten aanzien van een gedetineerde die vanwege zijn gedrag tijdens de arbeid op grond van een besluit van de directeur structureel is uitgesloten van toegang tot arbeid. In het besluit bepaalt de directeur de duur van de uitsluiting.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet Straffen en Beschermen (Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 48, onderdeel K.) komt naar voren dat de arbeidsplicht per 1 juli 2021 is komen te vervallen, maar dat de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid in beginsel aan iedere gedetineerde wordt aangeboden. Het personeel zal gedetineerden motiverend bejegenen om gedetineerden de voordelen van deelname aan de arbeid te doen laten inzien. Gedetineerden die wel in staat, maar niet bereid zijn om zich in te zetten en een prestatie te leveren (ongemotiveerde gedetineerden), kunnen uitgesloten worden van de arbeid. De directeur dient deze beslissing niet lichtvaardig te nemen.
Het voorgaande volgt eveneens uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling (Stcrt. 2021, 28357). Wangedrag van de gedetineerde tijdens de arbeid moet een structureel karakter hebben en de directeur doet er verstandig aan eerst een gedetineerde die zich schuldig maakt aan dergelijk gedrag te waarschuwen met bijvoorbeeld een disciplinaire straf. Verder geldt hier dat alleen het wangedrag tijdens de arbeid tot uitsluiting van arbeid kan leiden. Wangedrag buiten arbeid is geen grond voor de uitsluiting. In dat geval heeft de directeur andere middelen (disciplinaire straffen) tot zijn beschikking.
Uit de stukken volgt dat klager met ingang van 17 april 2024 voor de duur van vijf dagen is uitgesloten van deelname aan de arbeid op grond van artikel 1a van de Regeling, vanwege (structureel) onbehoorlijk gedrag tijdens de arbeid. Daarnaast is klagers TrajectWerk beëindigd.
Volgens de directeur wordt rekening gehouden met klagers psychische omstandigheden, maar blijkt uit zijn gedrag dat hij niet serieus omgaat met de arbeid/TrajectWerk. Op 9 april 2024 heeft klager een gesprek gehad met een medewerker van de arbeid, de TrajectWerk-coördinator en zijn mentor vanwege zijn functioneren op de werkzaal en zijn veelvuldige afwezigheid. Klager heeft toen een laatste kans gekregen om zijn gedrag te verbeteren. Er zijn duidelijk afspraken gemaakt waarmee klager zou hebben ingestemd. In de daaropvolgende week heeft klager meerdere keren een aanvaring gehad met het personeel op de werkzaal hout, wat resulteerde in een rapport. De directeur heeft klager op 12 april 2024 uitgelegd waarom hij geen 200% loon ontving. Klager bleef op de werkzaal echter aandringen op 200% loon wat leidde tot een vervelende situatie. Klager is hierop aangesproken door een werkmeester en uitgenodigd voor een gesprek op kantoor, maar hij weigerde aanvankelijk hieraan gehoor te geven. Toen klager wel kwam, gooide hij een spijkerapparaat weg. Aan klager is op 15 april 2024 een ordemaatregel opgelegd, inhoudende twee dagen afzondering in eigen cel naar aanleiding van onbehoorlijk gedrag tijdens de arbeid tegenover het arbeidspersoneel. Alles afwegende is het multidisciplinair overleg op 17 april 2024 tot de conclusie gekomen dat klagers TrajectWerk wordt beëindigd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing van de directeur om klager uit te sluiten van deelname aan de arbeid voor de duur van vijf dagen en zijn TrajectWerk te beëindigen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, gelet op wat uit de toelichting van de directeur en de stukken uit het dossier naar voren is gekomen over klagers structurele gedrag, inzet en motivatie tijdens de arbeid. Evenmin is de uitsluiting disproportioneel.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 14 april 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. S.M. Krans, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter