Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0325/GV, 16 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/325/GV

betreft: [klager] datum: 16 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de Staatssecretaris bij het nemen van de bestreden beslissing een onvoldoende zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Ten onrechte is gesteld dat het verzoek om
strafonderbreking, voor het bezoek aan klagers ernstig zieke moeder, niet kan worden toegewezen. Klagers moeder is, blijkens de verklaring van de neuroloog, ernstig ziek en heeft recentelijk een hersenbloeding gehad, tengevolge waarvan zij thans in
comateuze toestand verkeert. Volgens de artsen bestaat de zeer reële kans dat zij op korte termijn zal komen te overlijden. Klager wil zijn moeder graag nog een laatste keer bezoeken teneinde op een humane manier afscheid van haar te kunnen nemen.
Strafonderbreking in verband met een bezoek aan een ernstig zieke ouder is volgens de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) mogelijk. De omstandigheid dat dat bezoek in dit geval buiten de landsgrenzen dient plaats te
vinden is niet relevant. Namens klager wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (kenmerk 06/2612/GV) waarin een bezoek aan een ernstig zieke ouder in Curaçao werd toegestaan.
Klager is bereid om tijdens zijn verblijf in Suriname de volgende beperkingen in zijn bewegingsvrijheid toe te staan: begeleiding/bewaking tijdens de duur van het verblijf; een dagelijkse meldplicht op het politiebureau te Paramaribo en het eventueel
moeten verblijven op het politiebureau van Paramaribo met de mogelijkheid van begeleid bezoek aan zijn moeder in het ziekenhuis is Paramaribo. Klager is van mening dat in zijn geval de persoonlijke belangen hadden moeten prevaleren boven het algemeen
belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel en komt volgens de penitentiaire wet en regelgeving nog niet in aanmerking voor vrijheden tijdens zijn detentie. Hij heeft een verzoek om strafonderbreking ingediend teneinde zijn
ernstig zieke moeder in Suriname te kunnen bezoeken. De Staatssecretaris heeft advies gevraagd aan de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie. De medisch adviseur adviseert positief ten aanzien van het verzoek. Het Openbaar Ministerie heeft
negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, gelet op de aard van het gepleegde delict, de lengte van de opgelegde vrijheidsstraf en de nog resterende detentietijd. Blijkens navraag op 4 februari 2009 bij de behandelend neuroloog in Suriname, werd
bevestigd dat de toestand van klagers moeder ernstig is, maar dat geen indicatie te geven is over de verdere ontwikkeling van het proces. Blijkens de toelichting op de Regeling kan bij bijzondere omstandigheden aan de gedetineerde, aan wie
strafonderbreking is verleend, toestemming worden verleend voor verblijf in het buitenland. Te denken valt daarbij aan gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is. In de door klager aangehaalde uitspraak van
de beroepscommissie is overwogen dat daarbij ook de lengte van de aan die gedetineerde opgelegde vrijheidsstraf en de omstandigheid dat het daar een eerste detentie betrof, zijn meegewogen. Dit is ten aanzien van klager niet aan de orde. Klager heeft
gesteld te willen voldoen aan voorwaarden en mee te willen werken aan eventuele vrijheidsbeperkende maatregelen. Onduidelijk is of in een land dat niet onder het Nederlandse recht valt de bereidheid bestaat om aan dergelijke maatregelen mee te werken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Daarbij is aangegeven dat met name het gemotiveerde negatieve advies van het Openbaar Ministerie de doorslag heeft gegeven. Voorts is
aangegeven dat klager overigens, nadat hij het feit waarvoor hij thans is gedetineerd had gepleegd, Nederland verlaten heeft en na enkele maanden is aangehouden in Suriname, van waaruit hij naar Nederland is overgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking, gelet op de aard van het gepleegde delict, de lengte van de opgelegde vrijheidsstraf en het feit dat
klager
nog langere tijd gedetineerd zal moeten blijven.
De Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 januari 2011. Aansluitend dient hij eventueel een taakstraf vervangende hechtenis van 25 dagen te ondergaan,
subsidiaire hechtenis van in totaal 15 dagen alsmede 33 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
De beroepscommissie stelt voorop dat in dit geval, zo er sprake is van bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, niet zal kunnen worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is, of er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat deze een strafonderbreking kunnen rechtvaardigen. Daarbij speelt enerzijds de reden voor de verzochte
strafonderbreking een rol en anderzijds de vraag of klager die strafonderbreking in het buitenland mag doorbrengen.

Gelet op de verklaring van de behandelend arts van klagers moeder en het positieve advies van de medisch adviseur kan voor het gestelde doel strafonderbreking worden verleend. Met betrekking tot de vraag of die strafonderbreking in het buitenland kan
worden doorgebracht heeft de Minister in de toelichting op de regeling (in artikel 5) aangegeven dat in bijzondere omstandigheden door de Minister kan worden toegestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend, die strafonderbreking in
het buitenland doorbrengt. De Minister heeft daarbij aangegeven dat gedacht kan worden aan de gevallen waarin de levenspartner, het kind of de ouder van de gedetineerde is overleden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is die opsomming door de
Minister van gevallen waarin toestemming kan worden verleend niet limitatief. Een redelijke uitleg van de Regeling dwingt ertoe om ook gevallen als het onderhavige daaronder te laten vallen.
Voor de beantwoording van de vraag of in dit specifieke geval strafonderbreking dient te worden verleend, moet rekening worden gehouden met de adviezen van de inrichting en het Openbaar Ministerie. Het advies van het Openbaar Ministerie is met name
negatief omdat klager schuldig is bevonden aan een levensdelict, waarvoor hem een langere gevangenisstraf is opgelegd, welke gevangenisstraf thans nog niet voor de helft ten uitvoer is gelegd. De directeur van de gevangenis De IJssel heeft negatief
geadviseerd omdat – kortweg – het advies van het Openbaar Ministerie negatief is.
De negatieve adviezen zijn slechts gebaseerd op de feiten waarvoor klager is veroordeeld en de duur van de hem opgelegde gevangenisstraf, hetgeen op zichzelf bezien in dit geval onvoldoende zwaarwegend zou zijn om aan klager de verzochte
strafonderbreking te onthouden.
De beroepscommissie houdt evenwel ook rekening met de omstandigheid dat klager, blijkens het advies van de directeur van de gevangenis De IJssel, zich na het plegen van het feit waarvoor hij thans is gedetineerd, aan vervolging heeft onttrokken door
Nederland te verlaten. De omstandigheid dat hij vervolgens na een aantal maanden in Suriname is aangehouden en ter vervolging is overgebracht naar Nederland doet daaraan niet af. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat, hoewel op zich het toekennen van
een strafonderbreking in de rede zou liggen, de omstandigheid dat de strafonderbreking in het buitenland zou moeten worden doorgebracht in dit geval een contra-indicatie is voor het verlenen daarvan.
Voor zover door klager is voorgesteld aan de te verlenen strafonderbreking vrijheidsbeperkende maatregelen te verbinden, geldt dat dit – alleen al vanwege het feit dat Suriname niet tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort – niet uitvoerbaar is.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, ondanks het positieve advies van de medisch adviseur, een afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 februari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven