Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40263/GM, 17 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/40263/GM

Betreft klager

Datum 17 februari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van   de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen nicotinepleisters krijgt verstrekt en dat het hem ook niet is toegestaan om deze zelf in te voeren.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 21 januari 2025.

De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 25 januari 2024 (en niet op 30 januari 2024 wat in het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur vermeld staat) aangegeven dat hij wil stoppen met roken en daarbij hulp nodig heeft in de vorm van nicotinepleisters. Het antwoord was dat nicotinepleisters niet worden verstrekt en dat klager deze ook niet zelf mag invoeren. Het duurt heel lang voordat voor iemand die wil stoppen met roken een gesprek wordt ingepland. Dat lukte pas op 21 februari 2024. Klager begrijpt dan niet waarom in de tussentijd geen nicotinepleisters verstrekt kunnen worden. In de PI wordt gerookt, de verleiding is daar veel groter dan buiten. Nicotinepleisters kunnen worden geschaard onder drogisterijartikelen die door de justitiabele zelf kunnen worden aangeschaft, zo staat in het Vademecum 2024 op pagina 9. Klager had de mogelijkheid moeten krijgen om deze zelf in te voeren. In RSJ 6 november 2023, 23/33017/GM zegt de beroepscommissie dat ook. De medische dienst wees echter naar het afdelingshoofd en deze wees weer naar de medische dienst. Klager werd van het kastje naar de muur gestuurd. Het is klager gelukt om zelf te stoppen, maar met gebruik van nicotinepleisters was dat een stuk gemakkelijker geweest. Klager is op 1 februari 2024 gestopt met roken. Van het op 21 februari 2024 geplande gesprek heeft hij geen gebruik meer gemaakt. Klager wilde eigenlijk al eerder stoppen met roken, begin januari 2024, maar besloot zijn shag op te roken. Op 30 januari 2024 heeft hij zijn laatste sigaret gerookt. Klager wil de klacht doorzetten voor volgende klagers die willen stoppen met roken.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is de juiste zorg geboden bij de wens om te stoppen met roken.

 

 

3. De beoordeling

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 15 april 2024. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

Inhoudelijk

Naar aanleiding van klagers verzoek om verstrekking van nicotinepleisters is voor hem op 21 februari 2024 een gesprek ingepland met een verpleegkundige die hem zou kunnen ondersteunen en begeleiden in het stoppen‑met‑rokentraject. Op 20 februari 2024 is klager in het klachtenbemiddelingsgesprek uitgelegd dat er volgens protocol bij het stoppen met roken een begeleidingstraject is dat start met gesprekken over motivatie en planning. Het gebruik van nicotinepleisters is in dat traject een optie voor extra ondersteuning, als het past bij het begeleidingsproces. Klager is een begeleidend gesprek aangeboden en er is een gesprek voor hem ingepland. Klager wenste daarvan echter geen gebruik te maken, omdat hij inmiddels op eigen kracht met roken was gestopt.

De beroepscommissie is van oordeel dat het niet onzorgvuldig is dat het gebruik van nicotinepleisters in een begeleidingstraject bij het stoppen met roken alleen een optie is voor extra ondersteuning als het traject daarom vraagt en dus niet standaard wordt aangeboden.

Het begeleidingstraject kon om capaciteitsredenen eerst een paar weken na klagers verzoek starten met een gesprek. De inrichtingsarts valt daarvan geen verwijt te maken. Klager heeft dat gesprek vervolgens niet willen afwachten en is op eigen kracht met roken gestopt.

Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 17 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven