Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2672/GB, 13 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2672/GB

Betreft: [klager] datum: 13 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.E. van der Zee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 oktober 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 23 januari 2009 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis BGG te Vught (voorheen de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 april 2007 gedetineerd. Hij verbleef in unit 2 van de gevangenis Lelystad. Op 29 augustus 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis BGG te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar het beroepschrift van de raadsman. De inhoud van de inrichtingsrapportage is onjuist. Er is sprake van één strafzaak. Ter verificatie heeft het b.s.d. gebeld naar de Rechtbank Den Bosch en de Rechtbank Haarlem. Klager
vraagt zich af wat hij met het onderzoek naar een personeelslid te maken heeft. Klager verwacht over drie weken overgeplaatst te worden. Hij bemoeit zich met niemand. Er is geen sprake van een poging tot ontvluchting. Klager wacht op de behandeling van
het hoger beroep van de strafzaak. Op 13 maart 2009 zal een pro-forma zitting plaatsvinden. Klager is in het verleden alleen ontvlucht geweest toen hij afgestraft was.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) kwam een mededeling binnen dat klager samen met een medegedetineerde in unit 2 van de gevangenis Lelystad druk doende was met de voorbereiding voor een ontvluchtingspoging. De informatie komt van
een betrouwbare bron en is getoetst door de Officier van Justitie van het Landelijk Parket. Ook vanuit de inrichting kwamen signalen dat gedetineerden werden benaderd met de vraag om zaken te regelen met betrekking tot een ontvluchtingspoging. Een
gedetineerde heeft tegenover de directeur een verklaring afgelegd met betrekking tot de voorbereiding van de ontvluchtingspoging. Hij noemde hierbij ook de naam van de penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) die thans onderwerp van een (B.I.V.)
onderzoek is. Een vuurwapen zou worden binnengebracht en een p.i.w.-er wordt verdacht van het verlenen van hand en spandiensten aan gedetineerden. Voor deze verklaringen is de unit-directeur van unit 2 van de gevangenis Lelystad benaderbaar. Om privacy
redenen en de veiligheid van de betrokkenen is de rapportage niet beschikbaar gesteld. Het betreft vertrouwelijke informatie.
Het bevreemdt de selectiefunctionaris niet dat klager met klem ontkent dat er sprake is van een voorbereiding van een ontvluchtingspoging. Maar bij dergelijke vermoedens en/of signalen is het aan de directeur om actie te ondernemen voor de beveiliging
van het personeel en medegedetineerden. Op grond van het vorenstaande geeft het Griprapport aan dat klager voor plaatsing in de EBI in aanmerking komt. Mede gezien het feit dat klager in het verleden eerder vluchtpogingen heeft ondernomen en op 21
december 1990 daadwerkelijk is ontvlucht met het nodige geweld. Vooralsnog is geadviseerd om klager in een b.g.g.-regime te plaatsen omdat hij dan nadrukkelijker gevolgd kan worden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis BGG te Vught is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag en mogelijke betrokkenheid bij een ontsnappingspoging waarbij gebruik van geweld (al dan niet met behulp van een vuurwapen) niet werd uitgesloten, verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen
aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Dat geldt te meer nu klager staat vermeld op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog over te plaatsen naar een inrichting
met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
De stelling van klager dat hij eerder alleen is ontvlucht nadat hij definitief was afgestraft, maakt dit oordeel niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 februari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven