Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38802/GM, 10 februari 2025, beroep
Uitspraakdatum:10-02-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/38802/GM

Betreft klager

Datum 10 februari 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij zijn medicatie tegen bijwerkingen (Artane) niet op tijd (of desgewenst) verstrekt krijgt, terwijl hij daar wel met de medische dienst afspraken over heeft gemaakt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wil zijn medicatie om 06:00 uur verstrekt krijgen, terwijl hem regelmatig wordt tegengeworpen dat dit niet het vaste uitdeelmoment is. Hij heeft met de medische dienst afspraken gemaakt dat zijn medicatie op het door hem gewenste tijdstip kan worden verstrekt, maar de afdeling is hiervan niet (voldoende) op te hoogte gebracht. Het gebeurt regelmatig dat klager zijn medicatie niet ontvangt als hij daar (via de intercom) om vraagt of dat hij zijn medicatie op een later moment en dus te laat ontvangt. Klager heeft in totaal vijf keer zijn medicatie niet gekregen. Klager heeft het idee dat de medische dienst verkeerde informatie doorgeeft aan de medewerkers op de afdeling.

Standpunt van de inrichtingsarts

Tijdens de intake met de verpleegkundige heeft klager aangegeven medicatie te gebruiken in verband met bijwerkingen van andere medicatie. Deze medicatie is dezelfde dag door de verpleegkundige voorgeschreven (en geaccordeerd door de inrichtingsarts) op de vaste uitdeelmomenten van 08:00 en 17:00 uur. Medicatieverstrekking gebeurt op de leefafdeling door het afdelingspersoneel. De medische dienst kan bij een verzoek om afwijkende uitdeeltijden een advies geven. Dat is ook gebeurd.

In het medisch dossier is tweemaal opgenomen dat klager contact heeft opgenomen met de medische dienst over het tijdstip van het verstrekken van de ochtendmedicatie. De eerste keer heeft de verpleegkundige met de leefafdeling gebeld om door te geven dat klager zijn medicatie kan krijgen als hij hierom vraagt. De tweede keer heeft de verpleegkundige in overleg met de inrichtingsarts akkoord gegeven dat klager desgewenst zijn medicatie eerder mag ontvangen. Dit is ook via de mail aan de leefafdeling doorgegeven.

Vanuit de medische dienst is er voldoende aandacht geweest voor de medicatieverstrekking. De medische dienst heeft direct geanticipeerd, eenmaal door middel van telefonisch overleg en eenmaal door middel van een e-mail aan de leefafdeling. Helaas waren deze inspanningen niet naar tevredenheid van klager. Het hoofd zorg heeft geprobeerd te bemiddelen, maar klager heeft zijn klacht doorgezet.

 

3. De beoordeling

Klager klaagt erover dat hij afspraken heeft gemaakt met de medische dienst over het tijdstip van het verstrekken van Artane, maar dat die in de praktijk niet worden nageleefd.

In de reactie op het beroepschrift schrijft het hoofd zorg dat de vaste uitdeelmomenten om 08:00 uur en 17:00 uur zijn. Het hoofd zorg schrijft evenwel ook dat klager zijn medicatie kan ontvangen als hij daar om vraagt. De beroepscommissie heeft niet kunnen vaststellen of hier sprake is van zo‑nodigmedicatie of dat klager gebonden is gebleven aan de vastgestelde uitdeelmomenten. Klager voert in beroep aan dat het verstrekken van de medicatie ook in de maand januari 2024 niet goed is gegaan.

De secretaris van de beroepscommissie heeft het medisch dossier opgevraagd. Daaruit komt naar voren dat klager op 24 november 2023 de inrichtingsarts heeft gevraagd om het recept voor Artane in zo‑nodigmedicatie te veranderen. De inrichtingsarts heeft genoteerd dat klager zijn medicatie op basis van een vast recept ontvangt en dat als klager dat veranderd wil hebben, hij dit met de psychiater moet bespreken. Op 5 december 2023 is klager gezien door een verpleegkundige over het verstrekken van medicatie. De verpleegkundige heeft aan klager uitgelegd – net zoals de inrichtingsarts op 24 november 2023 – dat klager zijn verzoek moet bespreken met de psychiater. Klager is op 19 december 2023 in het psychomedisch overleg (PMO) besproken. Bij 8 januari 2024 staat vermeld dat de inrichtingsarts akkoord is gegaan met klagers verzoek en dat er een e-mail is verstuurd naar de afdeling inhoudende dat de klager zijn medicatie eerder kan ontvangen als hij dat wil. Uit het medisch dossier volgt ook dat het recept voor Artane pas op 24 juni 2024 in zo‑nodigmedicatie is gewijzigd.

Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of klager uiteindelijk is gezien door de inrichtingspsychiater en, zo ja, wat de uitkomst van dit consult is geweest. Ook is niet duidelijk geworden waarom het recept voor Artane pas in juni 2024 naar zo‑nodigmedicatie is omgezet. Niet valt in te zien waarom dit niet eerder is gebeurd, in aanmerking genomen ook dat de inrichtingsarts daarvoor akkoord had gegeven. Op grond van de stukken en in het bijzonder het medisch dossier is het verstrekken van Artane naar het oordeel van de beroepscommissie niet op de goede manier verlopen in die zin dat het (te) lang heeft geduurd voordat het recept, zoals was afgesproken, is aangepast en klagers afdeling niet eerder ervan op de hoogte is gebracht dat bij Artane van zonodigmedicatie sprake was.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €75,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €75,-.

Deze uitspraak is op 10 februari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven