Nummer 24/43002/GA
Betreft [klager]
Datum 27 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om hem intern over te plaatsen.
De beklagrechter bij de PI Lelystad heeft op 29 augustus 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (PL-2024/582). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. A.D. Renshof in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
De beklagrechter heeft – kort gezegd – geoordeeld dat klager op grond van artikel 57, aanhef en onder l, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) had moeten worden gehoord voordat werd beslist tot interne overplaatsing. De directeur geeft in beroep – kort gezegd – aan dat deze verplichting geldt voor overplaatsingen in inrichtingen die meerdere locaties (en dus meerdere adressen) hebben, zoals van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen.
Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe. Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting werd tot 1 januari 2021 genomen door de selectiefunctionaris. Per 1 januari 2021 beslist de directeur hierover, mits de locaties zich in hetzelfde arrondissement bevinden (zie bijvoorbeeld RSJ 30 juni 2023, 22/27468/GA).
Als de directeur beslist om een gedetineerde over te plaatsen naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan moet de directeur de gedetineerde in beginsel horen, op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, voordat hij deze beslissing neemt. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling van de overplaatsingsbeslissing.
Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting moet worden onderscheiden van een beslissing tot interne overplaatsing binnen dezelfde locatie. In dit geval werd klager binnen de PI Lelystad overgeplaatst van de ene naar de andere afdeling. Daarmee kan niet worden gesproken van een situatie zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet in dat geval ten tijde van de interne overplaatsing wel aan de gedetineerde duidelijk zijn gemaakt wat de reden hiervoor vormde.
Hoewel klager in het klaagschrift stelt dat hij op of omstreeks 28 maart 2024 te horen heeft gekregen dat hij intern zal worden overgeplaatst en dat hem te kennen is gegeven dat daarvoor geen reden is, blijkt uit de reactie van de directeur op het klaagschrift dat klager is medegedeeld dat hij om de orde, rust en veiligheid te kunnen waarborgen is overgeplaatst. Dit is volgens de directeur door verschillende personeelsleden meerdere keren aan klager verteld. In beroep heeft de directeur nogmaals aangegeven dat een gedetineerde bij een interne overplaatsing wordt geïnformeerd over de reden van overplaatsing. De beroepscommissie ziet, ondanks de inhoud van klagers klacht, geen redenen om te twijfelen aan het standpunt van de directeur.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De beroepscommissie ziet daarom, anders dan de beklagrechter, geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter