Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/41907/GA, 31 maart 2025, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/41907/GA

Betreft [klager]

Datum 31 maart 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf inhoudende maximaal dertig minuten bellen per week, voor de duur van twee weken, vanwege het overschrijden van de belduur van vijftien minuten per dag, ingaande op 5 september 2023.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 8 juli 2024 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-574). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. M.M. Koers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de opgelegde disciplinaire straf. Klager verwijst naar zijn klaagschrift van 10 september 2023. Klager mag normaal 15 minuten per dag bellen met zijn familie. Klager verblijft op de Afdeling Intensief Toezicht met de GVM‑status ‘hoog’. Het belcontact is voor hem zeer essentieel, gezien de zeer beperkende maatregelen die hem zijn opgelegd.

Het opleggen van een belverbod als een disciplinaire straf is in strijd met artikel 51, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), aangezien deze straf hierin niet wordt genoemd. Hierom dient het beroep gegrond te worden verklaard. Klager wijst op RSJ 1 november 2023, 23/37032/SGA.

De directeur had de betreffende beslissing op grond van artikel 39, derde lid, van de Pbw wel als maatregel kunnen opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Bij een overschrijding van drie minuten beltijd valt echter niet in te zien op basis van welke van de vier gronden uit artikel 36, vierde lid, van de Pbw de maatregel is genomen.

Door de beklagcommissie werd ingevuld dat de bestreden beslissing er een was als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Pbw. Dit blijkt echter niet uit de beslissing. Bovendien staat bovenaan de beslissing ‘disciplinaire straf (51.1 Pbw)’. Een belbeperking is daarnaast bestraffend bedoeld.

Klager dient kennelijk zelf zijn beltijd bij te houden, wat het bellen erg stressvol maakt. Klager heeft de beltijd wel degelijk goed bijgehouden en hij heeft dus niet te lang gebeld. De directeur ziet dit echter anders. Gezien de ernst van de overtreding, namelijk twee keer drie minuten te lang bellen, is de opgelegde straf hoe dan ook volstrekt onredelijk en disproportioneel.  Daarbij is klager een langgestrafte gedetineerde, waarbij het al extra moeilijk is om de relatie en familiebanden te onderhouden.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het in beklag ingediende verweerschrift. Hij verwijst naar RSJ 11 september 2023, 23/35922/SGA.

In de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing van klager wordt als wettelijke grondslag artikel 39, derde lid, van de Pbw aangehaald.

Ook uit de schriftelijke mededeling van de GVM-maatregelen van klager volgt artikel 39, eerste lid, van de Pbw, waardoor begrijpelijk moet zijn dat de bestreden beslissing daarop is gebaseerd en niet op een disciplinaire straf in de zin van artikel 51, eerste lid, van de Pbw.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 39, derde lid, van de Pbw kan de directeur de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Uit artikel 58, eerste en tweede lid, aanhef onder c, van de Pbw volgt dat de directeur de gedetineerde van de beslissing tot een dergelijke beperking onverwijld schriftelijk mededeling geeft.

Op 5 september 2023 heeft de directeur een belbeperking opgelegd aan klager. Deze belbeperking houdt in dat klager gedurende twee weken maximaal dertig minuten per week mag bellen. De beslissing is op schrift gesteld en aan klager uitgereikt. De beslissing heeft als kop “disciplinaire straf (art. 51.1 Pbw)”. In de tekst staat vervolgens: “Hierbij deel ik u mede, dat naar aanleiding van een schriftelijk verslag d.d. 05/09/2023 u de volgende disciplinaire straf is opgelegd” en “Derhalve leg ik u een sanctie op […]”.

Artikel 51 van de Pbw bevat een limitatieve opsomming van disciplinaire straffen die de directeur kan opleggen. Een belbeperking staat in deze opsomming niet vermeld. De onderhavige belbeperking kon en mocht daarom niet op basis van een disciplinaire straf (artikel 51, eerste lid, van de Pbw) worden opgelegd. De directeur heeft aangegeven dat klager op grond van artikel 39, derde lid, van de Pbw een belbeperking is opgelegd. Dat artikel staat ook genoemd in de schriftelijke mededeling van de beslissing. Daarom, en omdat artikel 39, derde lid van de Pbw ook genoemd staat in de schriftelijke mededeling van klagers GVM-maatregelen, zou voldoende duidelijk moeten zijn dat de beslissing geen disciplinaire straf is.

De directeur heeft een verkeerd format gebruikt om de beslissing op schrift te stellen en aan dat format – waarin naast de tekst over het opleggen van een disciplinaire straf het verkeerde wetsartikel wordt aangehaald – uitsluitend het juiste wetsartikel toegevoegd. Daaruit moet worden begrepen dat het om een beslissing op grond van artikel 39, derde lid van de Pbw gaat. De beroepscommissie volgt de directeur daarin niet. Het is belangrijk dat er geen onduidelijkheid bestaat over (de grondslag van) de genomen beslissing. Er is in casu geen sprake van een kennelijke verschrijving, die verbeterd kan worden gelezen. De beroepscommissie begrijpt wel dat het de bedoeling is geweest om een beslissing te nemen op grond van artikel 39, derde lid van de Pbw. Er is daarom sprake van een vormverzuim. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, aangezien naar het oordeel van de beroepscommissie de directeur in redelijkheid en billijkheid de belbeperking heeft kunnen opleggen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 31 maart 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.

 

secretaris        voorzitter