Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1952/GA, 6 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1952/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2008 van de beklagcommissie bij de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Boers, en [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens het aantreffen van een tekst waaruit zou kunnen blijken dat klager beschikt over een ontvluchtingsroute uit de EBI, met
observatie door middel van cameratoezicht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de oplegging van de betreffende ordemaatregel buiten alle proporties was. Klager is overigens niet gehoord voorafgaand aan die oplegging. Dat kan uit het verweerschrift van de directeur blijken. Het betrof, anders dan werd
gesteld, niet een door klager geschreven tekst maar een liedje. Dat had de directeur ook kunnen weten omdat klager dat liedje in het bijzijn van de muziekleraar bij de EBI heeft geschreven en geoefend. Klager vindt dat deze zaak erg is opgeklopt.
Tijdens het muziek maken met zijn gitaar kwam deze liedjestekst spontaan bij klager op. Desgevraagd had de muziekleraar geen commentaar op die tekst. De directeur heeft klager vervolgens willen bestraffen omdat klager de EBI volgens de directeur in
diskrediet heeft willen brengen. Klager heeft vier dagen in afzondering verbleven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft kennisgenomen van de betreffende tekst. Volgens hem geeft die tekst op zich aanleiding voor het nemen van maatregelen. De vraag is echter wel of de onderhavige ordemaatregel een passende maatregel was. De directeur heeft (achteraf)
begrepen dat er naar aanleiding van het aantreffen van die tekst direct gehandeld is. Klager stelt niet te zijn gehoord. De directeur ontkent niet dat het horen mogelijk toen achterwege is gebleven, hoewel de mededeling van de beslissing wel vermeldt
dat klager is gehoord. Nu dit standaard is opgenomen in het model van die mededeling, wil dat niet zeggen dat klager daadwerkelijk is gehoord. Met betrekking tot het cameratoezicht erkent de directeur dat dit op zich niet nodig was geweest, daarvoor
bestond geen aanleiding. Dat cameratoezicht is overigens maar één dag toegepast.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van het aantreffen van een door klager geschreven tekst voor een liedje, waarin klager zinspeelt op een mogelijke ontvluchting uit de EBI, is aan klager de onderhavige ordemaatregel met het cameratoezicht opgelegd. De vraag die moet
worden beantwoord is of die tekst de oplegging van de onderhavige ordemaatregel rechtvaardigt. Op zich is begrijpelijk dat de directeur van de EBI nader onderzoek instelt naar aanleiding van de betreffende tekst. Daarvoor was evenwel, met name gelet op
de speciale aard en het beveiligingsniveau van de EBI, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, en mitsdien ook het toegepaste cameratoezicht, niet noodzakelijk. Gelet daarop moet de bestreden beslissing van de directeur,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven