nummer: 08/1880/GA
betreft: [klager] datum: 6 februari 2009
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 juli 2008 van de beklagcommissie bij de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. Boers, en [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet vaker dan één keer per week mogen telefoneren met zijn raadsvrouw.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had tegenover het personeel aangegeven dat hij graag met zijn advocaat wilde bellen in verband met de voorbereiding van zijn strafzaak. Die betreffende dag kreeg klager te horen dat hij per week maar één keer met zijn advocaat mocht bellen en
dat
hij zijn belbeurt inmiddels al had gebruikt. Klager heeft nog aangegeven dat hij er belang bij had om te bellen omdat deze advocaat zijn belangen in de strafzaak behartigde. Klager mocht toen niet bellen met de advocaat. Klager heeft een en ander op
schrift gesteld en wil dit aan de beroepscommissie overleggen. Door die weigering heeft klager zich niet voldoende kunnen voorbereiden op zijn strafzaak. Klager is van mening dat het beperken van het contact met zijn advocaat in strijd is met de
wettelijke bepalingen omtrent de contacten met geprivilegieerde personen of instanties. Voor zover de directeur zich beroept op het daaromtrent bepaalde in de huisregels geldt, dat deze bepaling onwerkbaar is. Van de advocaat kan niet verlangd worden
dat deze weet wanneer het voor klager noodzakelijk is om contact te hebben met de advocaat. In dit geval speelt daarbij nog het gegeven dat klager voor zijn strafzaak werd bijgestaan door een andere advocaat dan bij de beklag- en beroepszaken. Doordat
toen aan klager telefooncontact geweigerd werd, is klager niet naar de zitting van de rechtbank Rotterdam kunnen gaan, want hij was onvoldoende voorbereid. De rechtbank heeft dat ook ingezien en de behandeling van de strafzaak toen aangehouden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de huisregels staat vermeld dat extra belbeurten alleen worden toegelaten indien de advocaat daartoe het initiatief neemt. Omdat het extra belmoment niet door de advocaat was aangevraagd, kreeg klager daarvoor geen toestemming. De huisregels zijn
hierin voor de directeur leidend. Voor de extra belbeurt moet er sprake zijn van een spoedeisend belang, hetgeen door de advocaat moet worden uitgelegd.
3. De beoordeling
Op grond van het vierde lid van artikel 39 van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld telefonisch contact te hebben met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen en instanties (de zogenaamde geprivilegieerde personen en
instanties), indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat.
Voor in de EBI verblijvende gedetineerden bepaalt artikel 3.8.3.2. van de Model Huisregels EBI, voor zover hier van belang:
”U wordt eenmaal per week gedurende 10 minuten in de gelegenheid gesteld om met een geprivilegieerd persoon (dit is onder andere uw advocaat) te telefoneren. (...)
Indien hiertoe de noodzaak bestaat en de gelegenheid er is, wordt u in staat gesteld om eventueel extra telefonisch contact te hebben met de zogenaamde geprivilegieerde contacten zoals bijvoorbeeld uw advocaat of reclasseringsmedewerker.
Het spoedeisend karakter van een dergelijk extra contact zal door de geprivilegieerde persoon moeten worden aangetoond.
(...)”
Door de directeur van de EBI wordt de bepaling van de huisregels in die zin uitgelegd dat, indien een gedetineerde een extra telefonisch contact wenst te hebben met een geprivilegieerd persoon, het initiatief daartoe dient uit te gaan van die persoon.
De bedoeling van artikel 39, vierde lid, van de Pbw, is dat de gedetineerde – indien zulks noodzakelijk en mogelijk is – vrijelijk contact op kan nemen met (onder meer) zijn advocaat. In dat licht bezien kan niet van de – in dit geval – advocaat worden
verlangd dat deze steeds kan inschatten of en wanneer telefonisch contact noodzakelijk is. De hiervoor vermelde uitleg van de directeur van de EBI van artikel 3.8.3.2. van de Model Huisregels wordt daarom als onjuist beoordeeld. Recht aan de
betreffende
bepalingen doet veeleer de werkwijze dat, indien een in de EBI verblijvende gedetineerde aangeeft dat voor hem de noodzaak bestaat om contact op te nemen met zijn advocaat, namens de directeur van de EBI telefooncontact met die advocaat tot stand wordt
gebracht en aan die advocaat verzocht wordt de – door de gedetineerde gestelde – noodzaak van het telefonisch contact aannemelijk te maken, waarna, indien die noodzaak aannemelijk is, een telefoongesprek tussen de gedetineerde en zijn advocaat plaats
kan vinden.
De bestreden beslissing van de directeur moet in strijd met de betreffende regelgeving worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht de enkele gegrondverklaring voldoende genoegdoening voor klager en acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 februari 2009
secretaris voorzitter