Nummer 24/41351/GA
Betreft [klaagster]
Datum 2 januari 2025
Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Nieuwersluis (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klaagster] (hierna: klaagster) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de beslissing van 7 maart 2024 om haar niet te promoveren naar het plusprogramma.
De beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis heeft op 8 mei 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van €45,- (NS2024-24). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepsrechter heeft de directeur, klaagster en haar raadsvrouw mr. H.E. Berman in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De uitspraak van de beklagcommissie is op 8 mei 2024 mondeling medegedeeld aan klaagster, haar raadsvrouw en de juridisch medewerker bij de locatie Nieuwersluis. Het beroepschrift dateert van 12 juni 2024 en is op het secretariaat van de RSJ ontvangen op 14 juni 2024.
Uit het pro forma beroepschrift volgt dat de directeur aan de Commissie van Toezicht (CvT) heeft verzocht om de (mondeling gedane) uitspraak op schrift te stellen, maar dat dit werd geweigerd. De uitspraak zou alleen op schrift worden gesteld indien er beroep werd ingesteld. De directeur heeft vervolgens aan de voorzitter van de CvT nogmaals verzocht om een schriftelijk uitgewerkte uitspraak, maar dit werd opnieuw geweigerd. De beroepsrechter leidt uit de stukken af dat de directeur enkel beroep heeft ingesteld om te bewerkstelligen dat de uitspraak op schrift werd gesteld. Naar het oordeel van de beroepsrechter kan dat niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
Gelet op het voorgaande, heeft de directeur niet tijdig beroep ingesteld. Uit het dossier blijkt niet dat daarvoor een goede reden bestond. De beroepsrechter zal de directeur daarom niet‑ontvankelijk verklaren in zijn beroep.
3. De uitspraak
De beroepsrechter verklaart de directeur niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze uitspraak is op 2 januari 2025 gedaan door mr. drs. F.A.M. Bakker, beroepsrechter, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 18-02-2025 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 02-01-2025