Nummer 24/41854/TA
Betreft [klaagster]
Datum 18 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen een (vermeende) schending van het recht op luchten in de periode van 22 december 2022 tot 1 januari 2023 toen zij in FPC Van der Hoeven Kliniek verbleef (zoals in het oorspronkelijke klaagschrift staat vermeld).
De beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 5 juli 2024 klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag (HK2023/233). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klaagsters raadsman, mr. N. van Wersch, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman, […], plaatsvervangend hoofd van de instelling en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 26 november 2024.
Als toehoorder was aanwezig mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris bij de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Ontvankelijkheid
Ten onrechte is klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op grond van de termijnoverschrijding. Uit de correspondentie die als bijlage bij het beroepschrift is meegestuurd en het verslag van de maandcommissaris van 7 februari 2023 blijkt dat klaagster al in een vroeg stadium haar klacht over het gebrek aan luchten kenbaar heeft gemaakt. Het is vervolgens aan de – gebrekkige – communicatie tussen het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht en de Van der Hoeven Kliniek te wijten dat de behandeling van de klacht zo lang heeft geduurd. Sterker nog, op 27 oktober 2023 is klaagsters raadsman door mevrouw Van den B. van de Van der Hoeven Kliniek onder verwijzing naar de juridische afdeling uitdrukkelijk gewezen op het nogmaals indienen van een klacht. Die klacht is vervolgens enkele dagen later ingediend. Het komt onwerkelijk over dat klaagster nu wordt afgerekend op de termijnoverschrijding. De beklagrechter overweegt dat de communicatie tussen CTP Veldzicht en de Van der Hoeven Kliniek dateert van oktober 2023. Dat is feitelijk onjuist. Er is veel meer en veel eerder gecommuniceerd, maar die correspondentie hebben klaagster en haar raadsman logischerwijs niet tot hun beschikking. Daarbij dateert de (oorspronkelijke) klacht al van januari 2023. Het lijkt er dan ook op dat de beklagrechter niet alle informatie tot zijn beschikking heeft gehad. Gelet op het voorgaande wordt verzocht om klaagster alsnog te ontvangen in haar beklag.
Inhoudelijk
Klaagsters recht op luchten is geschonden. Klaagster heeft namelijk van 22 december 2022 tot 1 januari 2023, voorafgaand aan haar overplaatsing naar CTP Veldzicht op 2 januari 2023, niet kunnen luchten. Het recht op luchten betreft een absoluut recht en kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen ingeperkt worden. Van een dergelijke situatie is in klaagsters geval geen sprake. Hoewel klaagster heeft erkend dat het in die periode niet goed met haar ging, meent zij dat er, met name op de momenten dat zij rustig(er) was, gekeken had kunnen worden naar mogelijkheden om haar te laten luchten, bijvoorbeeld door bijstand van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid (LBB) of door afspraken met haar te maken. Daarnaast is de schriftelijke toelichting van de instelling in beroep, circa twee jaar na dato, waarom luchten in die periode niet verantwoord was, rijkelijk laat. Het is een achteraf gegeven onderbouwing die niet eerder met klaagster is gecommuniceerd. Het had dan ook op de weg van de instelling gelegen om klaagster destijds al kenbaar te maken waarom luchten niet verantwoord was, dat blijkt echter niet uit de besluitvorming.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Ontvankelijkheid
Het hoofd van de instelling stelt zich, onder verwijzing naar de uitspraak van de beklagrechter, op het standpunt dat klaagster terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar beklag.
Inhoudelijk
Klaagster was eind december 2022 ernstig ontregeld en vertoonde zeer agressief gedrag, waardoor de veiligheid van zowel haarzelf als het personeel in gevaar was. Klaagster bonkte en stampte met veel kracht tegen de deur. Als gevolg hiervan heeft de groepsleiding balken tegen de deur geplaatst. De gevaarlijke situaties stapelden zich op en klaagster bleek moeilijk te beheersen. Zo heeft ze op 23 december 2022 met mes en vork onder de deur door in de schoenen van de groepsleiding geprikt en op 24 december 2022 hete thee richting de groepsleiding gegooid. Klaagster heeft geprobeerd zich meerdere keren te stranguleren, waarna ze losgeknipt moest worden. Het was niet duidelijk waarom klaagster zo boos was op de groepsleiding en waarom ze dergelijk fors gedrag vertoonde. Ondanks dat een nieuw medicatieplan werd opgesteld met als doel beheersing, waarbij klaagster veel en een hoge doses medicatie heeft gekregen, leek dit niet (meer) te werken als interventie. Evenmin keerde het toestandsbeeld van klaagster hierdoor. Hoewel de groepsleiding soms heel even een ingang bij klaagster leek te hebben, raakte klaagster kort daarna weer volledig uit contact. Klaagster was wisselend betrouwbaar waardoor het heel moeilijk was om afspraken met haar te maken. De agressie en boosheid waren ongekend en leken niet te stoppen. Omdat klaagster uit contact bleef en het heel spannend aanvoelde voor het behandelingsteam werd er in de prikkelarme kamer gewerkt met een tussendeur, waardoor er geen direct contact met klaagster plaatsvond. Klaagster weigerde bij momenten de tussendeur te sluiten, waarna ze meermaals en voor een langere tijd achter elkaar tegen de buitenste deur aan trapte. Het behandelingsteam beschreef (het gedrag van) klaagster als ‘levensgevaarlijk’. Ook pleegde klaagster diverse vernielingen waardoor de veiligheid nog verder in het geding kwam. Zo heeft zij op 28 december 2022 een klok vernield, waarbij het vermoeden bestond dat zij nog een scherf van de klok in haar verblijfsruimte bewaarde. Op 29 december 2022 trok klaagster een plank van de muur. Daarbij miste er een schroef, die mogelijk ook nog in het bezit was van klaagster. Het agressieve en onvoorspelbare gedrag van klaagster was dusdanig spannend dat het toedienen van medicatie vanaf 30 december 2022 onder begeleiding van de LBB plaatsvond. Op 1 januari 2023 was de LBB aanwezig voor het medicatiemoment en kon klaagster onder begeleiding van de LBB naar de patio om te luchten. Gezien klaagsters indrukwekkende labiliteit in de onderhavige periode en het hoge risico op een ernstig incident zag het behandelteam geen mogelijkheden meer voor klaagster in de instelling.
Klaagster is op 2 januari 2023 overgeplaatst naar CTP Veldzicht met de status extreem
vlucht- en beheersgevaarlijk (EVBG) vanwege aanhoudende incidenten en het onvoldoende kunnen beheersen van haar gedrag. Onder deze omstandigheden werd het door de instelling onverantwoord geacht om klaagster in de periode van 22 december 2022 tot
1 januari 2023 naar de patio te laten gaan om te luchten.
De instelling deelt klaagsters visie niet dat bovengenoemde nadere toelichting waarom het onverantwoord was om klaagster in de periode van 22 december 2022 tot 1 januari 2023 te laten luchten al veel eerder – in ieder geval niet pas in beroep – aan klaagster kenbaar gemaakt had moet worden. De beklagrechter heeft namelijk, conform het bepaalde in artikel 61, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), geoordeeld dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beklag en daarbij de instelling niet in de gelegenheid gesteld om een (mondelinge) toelichting te geven op het klaagschrift. De door de instelling in beroep gegeven toelichting is gebaseerd op de informatie (o.a. dagrapportages) afkomstig uit het elektronisch patiëntendossier van klaagster.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klaagster in beklag
Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Als dag waarop het klaagschrift is ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris dan wel de dagtekening, bedoeld in het tweede lid van voormeld artikel. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is alsnog ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klaagster van 23 december 2022
tot en met 31 december 2022 niet heeft kunnen luchten in de Van der Hoeven Kliniek. Het (oorspronkelijke) klaagschrift dateert van 8 januari 2023 en is op 11 januari 2023 door de secretaris van de commissie van toezicht bij CTP Veldzicht ontvangen. Daarmee is het beklag buiten de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen ingesteld.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn er echter feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken is voldoende aannemelijk geworden dat bij klaagster ten tijde van het indienen van het klaagschrift sprake was van een instabiel toestandsbeeld met toenemende ontregelingen. Dit, in combinatie bezien met het feit dat klaagster op 2 januari 2023 ook nog is overgeplaatst naar CTP Veldzicht, maakt dat de in dit geval relatief geringe overschrijding van de beklagtermijn klaagster redelijkerwijs niet kan worden aangerekend. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klaagster alsnog ontvankelijk verklaren in haar beklag. De beroepscommissie zal het beklag als eerste en enige instantie inhoudelijk beoordelen. Het is de beroepscommissie overigens onduidelijk gebleven waarom de commissie van toezicht bij CTP Veldzicht de klacht niet heeft doorgezonden aan de commissie van toezicht bij FPC Van der Hoeven Kliniek met het verzoek om de behandeling van de zaak over te nemen (gelet op het gegeven dat de klacht de Van der Hoeven Kliniek betreft).
Inhoudelijke beoordeling van het beklag
Op grond van artikel 43, derde lid, van de Bvt heeft de verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende ten minste een uur per dag. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het recht op luchten zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht wordt aangemerkt. De instelling dient extra inspanningen te verrichten om een verpleegde niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een verpleegde niet in de gelegenheid wordt gesteld te luchten (vgl. RSJ 12 oktober 2017, 17/1633/TA en RSJ 4 juli 2014, 14/0591/TA).
Uit de schriftelijke reactie van het hoofd van de instelling komt naar voren dat in de periode van 23 december 2022 tot en met 31 december 2022 sprake was van een opeenstapeling van direct gevaarzettende situaties (zowel voor klaagster zelf als voor het personeel), waarbij klaagster zeer agressief en onvoorspelbaar gedrag liet zien richting de groepsleiding. Zo heeft zij met mes en vork in de schoenen van groepsleiding geprikt en hete thee in hun richting gegooid. Verder heeft klaagster geprobeerd zich meerdere keren te stranguleren. Ook heeft klaagster in voormelde periode meerdere vernielingen gepleegd en meerdere malen tegen haar deur geschopt en gebonkt. Ondanks een hogere dosering van de medicatie, bleef klaagsters toestandsbeeld instabiel en duurden de agressie en boosheid bij klaagster voort. Klaagster was moeilijk te beheersen. Het behandelteam heeft meerdere keren geprobeerd in contact te komen met klaagster en afspraken met haar te maken, maar dat is niet gelukt. Het behandelingsteam beschreef (het gedrag van) klaagster als ‘levensgevaarlijk’. Voor het personeel was het directe contact met klaagster dan ook dusdanig spannend dat het toedienen van medicatie vanaf 30 december 2022 onder begeleiding van de LBB plaatsvond. Ter zitting is namens het hoofd van de instelling naar voren gebracht dat het in voormelde periode naar inschatting van het behandelteam niet verantwoord en te riskant was klaagster te laten luchten. Daarbij is ook rekening gehouden met het feit dat de patio niet grenst aan de prikkelarme kamer (waar klaagster op dat moment verbleef), waardoor klaagster zich over de gang binnen de instelling moest bewegen om de patio te bereiken. Op 1 januari 2023 was klaagster wat rustiger, waardoor zij onder begeleiding van de LBB naar de patio kon gaan om te luchten. Gelet op de door het hoofd van de instelling gegeven beschrijving van de gebeurtenissen van 23 december 2022 tot en met 31 december 2022 kan deze inschatting, bezien in het licht van klaagsters gedrag, naar het oordeel van de beroepscommissie worden aangemerkt als een dusdanige uitzonderlijke situatie die een beperking van klaagsters recht op luchten kan rechtvaardigen. De beroepscommissie zal daarom het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 18 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, dr. T. Jambroes en drs. F.W. Post, leden, bijgestaan door mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris.
secretaris voorzitter