Nummer 24/43748/GV
Betreft [klager]
Datum 25 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 1 oktober 2024 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 9 mei 2024 gedetineerd. Hij ondergaat twee door de Belgische strafrechter opgelegde gevangenisstraffen van in totaal 2725 dagen met aftrek, wegens – kort gezegd – handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is – volgens het selectieadvies en de registratiekaart – momenteel bepaald op 17 september 2030.
De regelgeving
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde moet daarvoor aantonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.
Achtergrond
Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor het regelen van praktische zaken (van zakelijke aard). Klager heeft hiervoor al eerder een verzoek om strafonderbreking gedaan. Dat verzoek is in eerste instantie afgewezen. De beroepscommissie heeft het beroep van klager hiertegen echter gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen (RSJ 12 augustus 2024, 24/41992/GV). Verweerder heeft vervolgens op 4 september 2024 beslist om aan klager strafonderbreking voor de duur van zeven dagen te verlenen, zodat klager zijn zakelijke belangen kon behartigen. Verweerder was van oordeel dat het binnen zeven dagen mogelijk moest zijn om de zaken over te dragen.
Klager stelt zich nu op het standpunt dat hij niet voldoende tijd heeft gehad om zijn zakelijke belangen te behartigen en dat hij nog ongeveer tien werkdagen nodig zou hebben om zijn werkzaamheden af te ronden. Daarnaast is er schade ontstaan op een adres waar klager een keuken heeft gemonteerd. Klagers werkgever wenst deze schadeafhandeling met klager te doen.
Het oordeel van de beroepscommissie
Strafonderbreking kan slechts eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Omdat aan klager al strafonderbreking is verleend in verband met zijn zakelijke belangen, komt hij hiervoor niet nogmaals in aanmerking. De bestreden beslissing is dus juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Klager had beroep kunnen instellen tegen de beslissing van verweerder om hem strafonderbreking voor de duur van zeven dagen (in plaats van de verzochte veertien dagen) te verlenen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 25 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en dr. mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter