Nummer
|
24/40751/GA
|
|
|
|
|
|
|
Betreft
|
klager
|
Datum
|
8 november 2024
|
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de hoogte van het loon in zijn arbeidscontract.
De beklagrechter bij het Justitieel Centrum (JC) Zeist heeft op 25 april 2024 het beklag ongegrond verklaard (JZ-2023-268). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. B.J.P. van Gils, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zeist (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers werkzaamheden in het bedrijfsrestaurant (die hij sinds 11 december 2023 uitvoerde) moeten worden aangemerkt als extramurale arbeid. Bij klager is een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij 300% van het basisuurloon zou ontvangen. Uit de stukken blijkt namelijk dat er binnen de inrichting wordt gesproken over extramurale arbeid als het gaat om de werkzaamheden in het bedrijfsrestaurant. Daarnaast heeft klager na terugplaatsing in de inrichting een verzoek ingediend om wederom in het bedrijfsrestaurant te mogen werken. Dit verzoek is toen afgewezen met de opmerking dat de werkzaamheden extramurale arbeid betreffen.
Ook heeft klager in een eerdere, vergelijkbare zaak gelijk gekregen van de beklagcommissie (JZ-2023-28). Klager kreeg toen ook 200% uitbetaald en dit bleek een systeemfout te zijn geweest. Tot slot heeft klager onder protest de ‘Verklaring keukenhulp’ ondertekend, omdat hij graag wilde re-integreren. Hij heeft hierover een aantekening gemaakt op de verklaring, maar deze opmerking is later (vermoedelijk door de directeur) zwart gemarkeerd.
Standpunt van de directeur
De werkzaamheden van klager in het bedrijfsrestaurant vallen onder “bijzondere werkzaamheden”. De beloning van klager is gebaseerd op de artikelen 2, 3 en 4 van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: de Regeling) en de huisregels van het JC Zeist. Klager beklaagt zich daarmee tegen een algemene regel.
De beklagrechter heeft geoordeeld dat er ingeval van extramurale arbeid aan twee vereisten moet worden voldaan: de arbeid moet verricht worden buiten de inrichting en de arbeid moet ten behoeve van een derde worden verricht. Aan beide vereisten wordt in het geval van klager niet voldaan. De werkzaamheden bevinden zich weliswaar buiten het beveiligde gebied waar de gedetineerden verblijven, maar nog steeds op het terrein van de inrichting en dit terrein is niet vrij toegankelijk. Daarnaast worden de werkzaamheden verricht in het bedrijfsrestaurant van het JC Zeist, waardoor ook niet aan het tweede vereiste wordt voldaan.
Dat klager onder dwang de ‘Verklaring keukenhulp’ heeft ondertekend, volgt de directeur niet. Klager was het weliswaar niet eens met de hoogte van de verloning, maar hij wilde wel in het bedrijfsrestaurant werken en dat kan niet zonder getekende verklaring. Ten aanzien van het argument dat klager in een vergelijkbare situatie gelijk heeft gekregen, merkt de directeur nog op dat toen sprake was van andere omstandigheden. Zo heeft klager destijds een ander soort verklaring ondertekend en was de aard van de arbeid geheel anders.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klager in beklag
Centraal in deze zaak staan de artikelen 2, 3 en 4 van de Regeling, waarin de beloning van gedetineerden is geregeld. Tevens staan de huisregels van het JC Zeist centraal, waarin onder 3.2 is bepaald dat gedetineerden bijzondere werkzaamheden (buiten het normale werk op de arbeidszalen) kunnen verrichten. Klager ontvangt op grond van deze bepalingen 200% van het basisuurloon.
Er staat geen beklag open tegen een algemene regel. Dat geldt ook voor een beslissing die de ‘toepassing betreft van een algemene regel in een concrete situatie’. Het moet dan wel gaan om een beslissing die een-op-een voortvloeit uit de algemene regel. Die algemene regel mag geen ruimte bieden voor interpretatie of een nadere afweging (vergelijk RSJ 21 november 2023, 22/27740/GA). In gevallen waar discussie bestaat over de vraag of de algemene regel wel van toepassing is in een specifieke situatie, moet worden bekeken of er objectief kan worden vastgesteld of de algemene regel van toepassing is op deze situatie.
Klager is – anders dan de directeur – van mening dat hij aan de vereisten van extramurale arbeid voldoet en daarom 300% van het basisuurloon hoort te ontvangen. Uit de stukken volgt dat klager werkzaamheden uitvoert in het bedrijfsrestaurant. Dit bedrijfsrestaurant ligt weliswaar niet binnen het beveiligde gebied waar de gedetineerden zich bevinden, maar wel op het terrein van de inrichting (dat niet vrij toegankelijk is). Daarnaast worden de werkzaamheden niet ten behoeve van een derde verricht. Op basis van deze informatie kan worden vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de vereisten van extramurale arbeid (zoals gedefinieerd in artikel 1, aanhef en onder f, van de Regeling).
Nu (objectief kan worden vastgesteld dat) de uitbetaling van klagers loon een-op-een voortvloeit uit de Regeling (en de huisregels), gaat het om de toepassing van een algemene regel in een concrete situatie. Van strijd met hogere wet- en regelgeving is geen sprake. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 8 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. F.H.J. van Gaal, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
secretaris voorzitter