Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43544/GV, 6 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

Nummer

24/43544/GV

 

 

 

 

 

 

Betreft

[klager]

Datum

6 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De – zo begrijpt de beroepscommissie – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 22 augustus 2024 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Schilder, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 21 november 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 31 januari 2026.

 

Bevoegdheid

Klager stelt allereerst dat er geen sprake is van een rechtsgeldige beslissing. De beslissing zou kennelijk genomen zijn door de Minister voor Rechtsbescherming, terwijl dat ambt sinds 2 juli 2024 niet meer bestaat. De beslissing had genomen moeten worden door de Staatssecretaris van Justitie & Veiligheid. Verweerder heeft aangegeven dat de bestreden beslissing abusievelijk nog is ondertekend met ‘de Minister voor Rechtsbescherming’, maar dat vaststaat dat de bestreden beslissing is genomen door de senior selectiefunctionaris.

De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldige beslissing. Zij beschouwt de ondertekening van de bestreden beslissing met ‘De Minister voor Rechtsbescherming’ als een kennelijke verschrijving. Daarnaast is de bevoegdheid tot het nemen van de bestreden beslissing op grond van artikel 3 van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenhang met artikel 1 van het Mandaatbesluit directeur Divisie Individuele Zaken 2023 en artikel 1 van het Mandaatbesluit van de hoofden Afdeling Divisie Individuele Zaken 2023, gemandateerd aan de senior selectiefunctionaris. Uit de bestreden beslissing volgt ook dat de beslissing is genomen door de senior selectiefunctionaris, maar dan dus namens de Staatssecretaris van Justitie & Veiligheid.

 

Verzoek om strafonderbreking

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling staat – voor zover nu relevant – dat strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24 van de Regeling.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij zijn zieke moeder wenst te verzorgen. Zij kampt met nierfalen.

Uit het advies van de medisch adviseur van 8 augustus 2024 volgt dat strafonderbreking niet geïndiceerd wordt geacht. Klagers moeder was op dat moment opgenomen in het ziekenhuis vanwege achteruitgang van de functie van een transplantatieorgaan. De gezondheidstoestand was op dat moment stabiel-matig. Indien de functie van het orgaan niet zou verbeteren, dan zou orgaan-vervangende therapie in het ziekenhuis nodig zijn. Er zou geen sprake zijn van levensgevaar of verwacht overlijden op korte termijn. Hoewel klagers moeder op dat moment geen familie om zich heen had, speelde er geen probleem in de medische zorgverlening. Het kunnen brengen van spullen, levert geen grond op voor het verlenen van strafonderbreking.

In beroep heeft de raadsvrouw recente medische documenten overgelegd. Daaruit zou volgen dat de gezondheidstoestand van klagers moeder verslechterd is en dat sprake zou zijn van een precaire gezondheidssituatie. Verweerder heeft in beroep aangegeven dat hij klagers casemanager heeft verzocht om een nieuw verzoek om strafonderbreking in te dienen, gelet op de nieuwe medische stukken.

Omdat het advies van de medisch adviseur niet is gebaseerd op de meest actuele informatie die voorhanden is, in samenhang met het gegeven dat er sprake lijkt te zijn van een verslechterde gezondheidstoestand, is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie ligt het in dit geval niet in de rede om eerst een nieuw verzoek om strafonderbreking af te wachten. Dat geldt temeer nu verweerder kennelijk zelf ook aanleiding ziet om de nieuwe medische stukken voor te leggen aan de medisch adviseur. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 6 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. S. Djebali, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven