Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2502/GB, 28 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/2502/GB

Betreft: [klager] datum: 28 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 oktober 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 maart 1998 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis/ISD Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris dient zijn beslissing te baseren op feiten in plaats van vermoedens. De directie kan onmogelijk hebben aangetoond dat klager gedragingen heeft vertoond die laakbaar of strafwaardig zijn. Klager verzocht om overplaatsing naar de
gevangenis/ISD Utrecht omdat hij al eerder voor die inrichting was geselecteerd en omdat die inrichting niet te ver ligt van het kantoor van zijn advocate mr. A van der Plas. Het bevreemdt klager dat als argument wordt genoemd dat de gevangenis/ISD
Utrecht niet het vereiste veiligheidsniveau heeft om klager daarvoor te selecteren, terwijl in de zomer van 2008 een collega-selectiefunctionaris met mr. J. Serrarens heeft gecorrespondeerd over een eventuele selectie daar naartoe. Klager wil eventueel
geselecteerd worden voor een andere inrichting met een regime van algehele gemeenschap in de regio Amsterdam of Utrecht.
Geconstateerd is dat gedetineerden met de status ‘verhoogd risico’ bijzonder veel aanvragen voor het onderwijs hebben gedaan. Het onderwijslokaal zou overzicht bieden op de toegangspoort van de inrichting. Dit argument is nieuw voor klager. In het
contact tussen klager en het personeel is nog nooit gesproken over het feit dat zijn deelname aan onderwijs vragen zou oproepen. De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing hier niet primair op gebaseerd. De opmerking lijkt rechtstreeks uit het
selectieadvies van 9 september 2008 te zijn overgenomen. Klager heeft geruime tijd geleden gevraagd of hij kon deelnemen aan het onderwijs, met name onderwijs in de Nederlandse taal. Het heeft lang geduurd voordat hij hier terecht kon. Het is klager
niet bekend of medegedetineerden die op de lijst ‘verhoogd risico’ staan aanvragen voor het onderwijs hebben gedaan. Aanvankelijk had klager een uur apart onderwijs op de verblijfsafdeling. Thans gaat klager met mensen van zijn eigen afdeling naar het
onderwijs.
Bovendien is de toegangspoort van de inrichting ook vanuit alle verblijfsafdelingen en vanuit klagers cel goed zichtbaar. Vanuit de verblijfsafdelingen die hoger liggen dan het onderwijslokaal is de toegang nog beter te zien. Ook de bibliotheek die
naast het onderwijslokaal ligt en de keukens op de verschillende verblijfsafdelingen geven daar goed zicht op. Mr. Serrarens heeft de situatie zelf ter plekke bekeken. Klager vindt het gebruik van deze informatie buitengewoon misleidend. De
selectiefunctionaris is hierdoor op het verkeerde been gezet. Ook de opmerkingen over het opzetten van een ‘jailphone’ zijn tendentieus en misleidend. Klager is niet betrokken geweest bij de oprichting van zo een telefoon. Klager heeft ook niet met een
ex-EBIgedetineerde gebeld. Het Grip heeft de inhoud van één gesprek gecontroleerd en daarbij is niets verdachts aangetroffen.
Klager verzocht om een horizontale overplaatsing. Als er al sprake zou zijn van verdacht gedrag, dan nog kan hij naar een soortgelijke inrichting elders overgeplaatst worden. De selectiefunctionaris stelt dat er geen inrichtingen zijn met een voldoende
beveiligingsniveau in of nabij Amsterdam. Inhoudelijk wordt verwezen naar een bijlage waaruit onder meer blijkt dat in Amsterdam (Demersluis) en Almere inrichtingen zijn met beveiligingsniveau III. Daarbij verblijft klager thans niet in een inrichting
met beveiligingsniveau III. De directie ondersteunt bovendien klagers overplaatsingsverzoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 26 juni 2008 vanuit de BBG Zoetermeer naar de gevangenis/ISD Zoetermeer overgeplaatst. Aanleiding hiervoor was het verzoek van de inrichting en het gedrag van klager. Klager verzoekt voor de tweede keer om overplaatsing naar de
gevangenis/ISD Utrecht. Een eerder verzoek van 8 juli 2008 is afgewezen. Gezien de populatie van de gevangenis/ISD Utrecht is er geen mogelijkheid om te voldoen aan klagers verzoek. Er is verzuimd om daarbij te vermelden dat het gevangeniswezen een
aantal inrichtingen heeft aangewezen die geschikt zijn (gemaakt) voor het onderbrengen van gedetineerden die vallen in de categorie ‘hoog’. De gevangenis/ISD Utrecht behoort daar niet bij en klager kan niet naar Utrecht overgeplaatst worden zolang hij
op de VGM-lijst voorkomt. Daarbij is in de rapportage van de inrichting vermeld dat klager gedrag vertoont dat als verdacht kan worden aangemerkt. Zo is geconstateerd dat plotseling uitzonderlijk veel aanvragen voor het onderwijs zijn gedaan door
gedetineerden die de status ‘verhoogd’ hebben. Detail is dat het onderwijslokaal overzicht biedt op de toegangspoort van de inrichting. Gelet op eerdere berichten en anonieme tips, bevestigd door het Grip, worden deze gedragingen als verdacht
aangemerkt
en worden extra maatregelen getroffen. Vanwege de verdachte gedragingen, omschreven in de rapportage, is niet ingegaan op het overplaatsingsverzoek naar een inrichting in de buurt van Amsterdam. Daarnaast zijn in de directe omgeving van Amsterdam geen
gevangenissen die voldoen aan de criteria voor het plaatsen van dergelijke gedetineerden.

4. De beoordeling
Uit de stukken volgt dat klager zijn voorkeur heeft uitgesproken voor overplaatsing naar de gevangenis/ISD Utrecht omdat het kantoor van zijn raadsvrouw niet ver van die inrichting ligt. Onder andere vanwege de populatie in de gevangenis/ISD Utrecht
is
er geen mogelijkheid om klagers verzoek in te willigen. De beroepscommissie overweegt dat klager zijn nadien uitgesproken voorkeur voor een inrichting in de regio Amsterdam niet nader heeft gemotiveerd. Bovendien heeft klager onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat hij vanwege de plaats van zijn detentie in zijn recht op bijstand wordt beperkt c.q. geschaad. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager zijn belang bij overplaatsing naar een gevangenis in de regio Amsterdam
onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De
beroepscommissie beslist derhalve als volgt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 28 januari 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven