Nummer 23/37555/GA
Betreft [klager]
Datum 14 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het uitvallen van de arbeid, waardoor hij is ingesloten op zijn cel.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 16 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (NM-2023-810). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie is ambtshalve bekend met een document uit de stukken van de onderliggende schorsingszaak (RSJ 28 juli 2023, 23/35032/SGA). De beroepscommissie heeft dit stuk toegestuurd aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur en verzocht hier inhoudelijk op te reageren. De raadsvrouw heeft daar op 8 augustus 2024 op gereageerd. De beroepscommissie heeft deze reactie toegestuurd aan de directeur om daarop binnen een gegeven termijn schriftelijk te reageren. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden.
2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
In het klaagschrift schrijft klager beklag in te stellen tegen een beslissing van de directeur van 24 juli 2023. De directeur heeft volgens klager besloten dat de arbeid structureel uitvalt op bepaalde dagen. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met een document, te weten een brief over de aanpassing van het dagprogramma, gedateerd 14 juli 2023. Hierin staat dat de PI Nieuwegein in de maanden september tot en met december 2023 maatregelen heeft getroffen vanwege personeelstekort. Hierdoor valt de arbeid uit op de vrijdagen in de maand september. De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag gericht is tegen deze brief van 14 juli 2023.
Dat klagers raadsvrouw voor het eerst in beroep aanvoert dat het meermaals is voorgevallen dat arbeid ook op andere dagen is uitgevallen, valt buiten de reikwijdte van het beklag.
De arbeid is vijf keer uitgevallen in september en dit is anderhalve maand van tevoren schriftelijk aangekondigd. Daarmee is kennelijk sprake van een wijziging van het dagprogramma (zie nader RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA). Een wijziging van het dagprogramma is een algemene regel. Daartegen staat geen beklag open, tenzij er sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving.
Gelet op artikel 47, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard of de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet. Dit is een inspanningsverplichting voor de directeur en geen resultaatverplichting. Binnen dit kader is goed denkbaar dat door omstandigheden tijdelijk geen arbeid kan worden aangeboden zonder dat sprake is van strijd met de algemeen geformuleerde zorgplicht van de directeur (vergelijk RSJ 19 oktober 2015, 15/1221/GA, en RSJ 29 juli 2024, 22/30689/GA).
Naar het oordeel van de beroepscommissie is er geen sprake van strijd met de inspanningsverplichting om te voorzien in arbeid. Er was sprake van personele onderbezetting, waardoor de directeur maatregelen moest nemen. Op vrijdagen werd klager ingesloten tijdens het arbeidsblok. De loonbetaling ging door en hij kreeg in het weekend een extra luchtmoment. In de brief staat ook dat de directeur inzette op werving van nieuw personeel.
Nu in de brief van 14 juli 2023 is opgenomen dat met deze wijziging het dagprogramma nog steeds voldeed aan het wettelijk minimum aantal uren dagprogramma van artikel 3, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel, en dit onvoldoende is weersproken, gaat de beroepscommissie er ook van uit dat met deze wijziging van het dagprogramma nog steeds aan het wettelijk minimum werd voldaan.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van strijd met hogere wet- of regelgeving. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet‑ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 14 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
secretaris voorzitter