Nummer 24/40166/GA
Betreft [klager]
Datum 1 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het voortduren van zijn plaatsing in het basisprogramma zonder dat daaraan een beslissing ten grondslag is gelegd.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 5 april 2024 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2024-123). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers raadsman gehoord op de zitting van 25 juni 2024 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur van de PI Dordrecht heeft klager medio oktober 2023 uitgesloten van deelname aan het plusprogramma voor een periode van zes weken. Kort na deze beslissing is klager overplaatst naar de PI Vught. Hierna heeft klager nog enige tijd in het ziekenhuis gelegen en in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) verbleven. Op grond van artikel 1e, onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is een gedetineerde in deze situaties van rechtswege uitgesloten van plaatsing in het plusprogramma waardoor de PI Vught kennelijk geen beslissing heeft genomen over het (al dan niet) promoveren van klager. Vervolgens is klager op 15 januari 2024 overgeplaatst naar de PI Krimpen aan den IJssel, waar hij in het basisprogramma is geplaatst. Begin maart 2024 is klager pas weer in het plusprogramma geplaatst. Hierdoor verbleef klager op basis van een beslissing van medio oktober 2023 (afgezien van de periode die hij in een ziekenhuis en in het PPC verbleef) een maand te lang – en zonder dat aan die plaatsing een beslissing ten grondslag was gelegd – in het basisprogramma. Toen klager op 15 januari 2024 binnenkwam in de PI Krimpen aan den IJssel had de directeur nog twee weken om een beslissing te nemen. De raadsman heeft de directeur verzocht om een beslissing te nemen over het (al dan niet) promoveren van klager. Naar aanleiding van dit verzoek is de mededeling gedaan dat klager na de gebruikelijke zes weken na binnenkomst in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) besproken zou worden. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep geen standpunt ingenomen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager op 18 oktober 2023 in de PI Dordrecht is uitgesloten van deelname aan het plusprogramma (dan wel is gedegradeerd) voor de duur van zes weken. Vervolgens is klager op 30 oktober 2023 overgeplaatst naar de PI Vught. Van 15 november 2023 tot 1 december 2023 is klager opgenomen geweest in het ziekenhuis en op 1 december 2023 is hij overgeplaatst naar het PPC van de PI Vught. Op 15 januari 2024 is klager vanuit het PPC overgeplaatst naar de PI Krimpen aan den IJssel. De beroepscommissie begrijpt klagers klacht zo, dat deze is gericht tegen klagers plaatsing in het basisregime vanuit het PPC zonder dat er een beoordeling heeft plaatsgevonden.
Op grond van artikel 1d van de Regeling beslist de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een periode van zes weken. Voorafgaand aan een beslissing over promoveren dient de directeur een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken. Bij deze beslissing dient de directeur de detentieduur en het gedrag in een vorige inrichting te betrekken, ook als dat een PPC of een BPG-afdeling betreft (vergelijk RSJ 10 oktober 2017, 17/2133/GA en RSJ 18 juni 2018, R-184). Verder is van belang dat een directeur bij binnenkomst van een gedetineerde enige tijd moet worden gegund om het gedrag van deze gedetineerde te kunnen monitoren (vergelijk RSJ 12 december 2016, 16/2192/GA).
De beroepscommissie stelt vast dat klager direct voorafgaand aan zijn plaatsing in de PI Krimpen aan den IJssel ongeveer twee maanden uitgesloten is geweest van het systeem van promoveren en degraderen, omdat hij twee weken opgenomen is geweest in een ziekenhuis en daarna ongeveer zes weken in het PPC van de PI Vught heeft verbleven. De beroepscommissie acht klagers plaatsing in het basisprogramma vanuit het PPC niet onredelijk nu het systeem van promoveren en degraderen ongeveer twee maanden niet op klager van toepassing is geweest en de directeur van de ontvangende PI enige tijd nodig heeft om klager te kunnen beoordelen. De beroepscommissie is dus van oordeel dat de degradatietermijn van de beslissing van 18 oktober 2023 niet zonder meer doorloopt; klagers detentie is weliswaar niet onderbroken geweest, maar zijn opname in het ziekenhuis en aansluitende verblijf in een PPC zorgen er wel voor dat het systeem van promoveren en degraderen ongeveer twee maanden niet op hem van toepassing is geweest.
Echter, gelet op de hierboven al aangehaalde jurisprudentie, moet de directeur ook de detentieduur en het gedrag in een vorige inrichting bij zijn besluitvorming betrekken. Nu klager al sinds 23 juni 2023 in detentie verbleef – dat is het moment waarop hij in de PI Dordrecht is geplaatst – had het op de weg van de directeur gelegen om nadere informatie in te winnen over klagers gedrag voorafgaand aan zijn plaatsing in de PI Krimpen, om te kunnen beoordelen of verblijf in het basisregime, gelet op het aan de plaatsing voorafgaande gedrag van klager, passend zou zijn. Deze informatie had de directeur binnen een week ter beschikking kunnen staan, waarna de directeur met inachtneming van deze informatie een nieuwe beslissing had kunnen nemen. Omdat dit niet is gebeurd, moet het verblijf langer dan een week in het basisregime, zonder dat daaraan een beslissing ten grondslag was gelegd, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.
Deze uitspraak is op 1 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
secretaris voorzitter