Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerpbesluit Wet natuurbescherming, MZI Slaak 5 en 7 in de Oosterschelde
Geldigheid:02-08-2024 t/m 01-10-2029Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 30 december 2023 heeft u namens Schot-Nieuwenhuize B.V. een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Deze vergunning is aangevraagd ten behoeve van het voortzetten van een MZI/mosselhangcultuur (hierna: MHC) op twee percelen, Slaak 5 en Slaak 7 in het Slaak binnen het Natura 2000-gebied Oosterschelde in de periode 2024 t/m 2029.

Procedure

Bij e-mail op 10 april 2024 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Per brief van 7 mei 2024 heb ik u verzocht om aanvullingen op de bij de aanvraag overlegde Passende Beoordeling (hierna: PB). Op 18 juni 2024 heeft u uw aanvraag aangevuld.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het algemene besluit tot toepassing van deze procedure op de behandeling van vergunningaanvragen op grond van de Wnb, is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392.

Besluit

Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de diverse relevante bijlagen zijn integraal onderdeel van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad binnen de percelen Slaak 5 en 7 in de Oosterschelde. Bij dit project wordt mosselzaad ingevangen en opgekweekt aan de hand van "continuous long line systeem" (feitelijk MZI/MHC-installaties). Een dergelijk systeem bestaat uit drijvers, lijnen en ploegankers.

Activiteiten

De volgende activiteiten worden tijdens de looptijd (indien nodig) jaarlijks uitgevoerd, voorts zal in het onderhavige ontwerpbesluit verwezen worden naar 'de activiteiten':

Activiteit

Periode

Aard/omvang

Aantal vaarbewegingen

Ophangen substraat mosselinvang

April-mei-juni

Totaal 4 dagen á 8 uur per dag

4x retour

Controle mosselzaad

Mei-juni-juli

Maximaal 2 uur/maand

0 (combinatie met andere activiteiten)

Plaatsen paalankers of vervangen ploegankers

April-mei

Eenmalig in vergunningperiode totaal 2-3 dagen

3x retour/5 jaar, <1x retour per jaar.

Uitdunnen lijnen mosselhangcultuur

Incidenteel

Maximaal 2 uur/maand

0 (combinatie met andere activiteiten)

Controle groei mosselen

Doorlopend

Maximaal 2 uur/maand

0 (combinatie met andere activiteiten)

Oogst consumptiemosselen

Zwaartepunt: juni-augustus, incidenteel

sept-dec

Maximaal 5 dagen/week, 4

uur/dag over 4 weken, voor totaal

maximaal 14 dagen/jaar

14x retour

Oogst mosselzaad en insokken mosselen

September-november

Maximaal 20 dagen, verspreid

over ca. 6 weken

20x retour

Totaal

   

39x retour

*Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag, de PB (tabel 5, p. 25) en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1°: niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren, van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3 Overgangsrecht

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag is ingediend onder de Wnb. Op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet handelt het bevoegd gezag een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Dit betekent dat het bevoegd gezag een besluit neemt op basis van de Wnb en dat de Wnb/wetgeving van vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is.

1.4 Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

1.5. Beoordeling van projecten

1.5.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Het betreft een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. In dit geval het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

1.5.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het Aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren.

In de bij de aanvraag gevoegde geactualiseerde PB wordt gesteld dat de activiteit op locaties Slaak 5 en 7 niet wijzingen van aard, omvang en locatie ten opzichte van reeds beoordeelde en vergunde activiteiten. Omdat hier echter sprake is van een vergunning waarvan de termijn is afgelopen, wegens het verstrijken van de looptijd van de Wnb-vergunning met kenmerk DGNVLG / 20232999 wordt deze aanvraag voor een vergunning als een nieuwe activiteit beschouwd.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

1.6 Natura 2000-beheerplan

Natura 2000-beheerplan Deltawateren (hierna: beheerplan)

Het beheerplan voor mosselteelt in de Oosterschelde stelt het volgende:

4.3 Vrijgestelde activiteiten met specifieke voorwaarde

[…] Mosselzaadvisserij in de Oosterschelde blijft Nb-wet vergunningplichtig, evenals het uitzaaien van buitenlandse mosselen, mosselhangcultures en de invang van mosselzaad met installaties (MZI's).[…]

1.7 Toegangsbeperkende besluiten (TBB's)

TBB-Oosterschelde

Het TBB-Oosterschelde stelt met betrekking tot activiteiten op het Slaak het volgende:

[…] Voor (delen van) de binnen het Natura 2000-gebied Oosterschelde gelegen gebieden Schelpenhoek-West, Middelplaat, Zandkreek, slikken van Kats, het Slaak en kom van de Oosterschelde is de toegang gedurende het gehele jaar verboden behoudens navolgende uitzonderingen […]

[…] De hiervoor in artikel 1 tot en met 4 omschreven toegangsbeperking geldt op grond van artikel 20 lid 4, van de Nb-wet 1998 niet voor de volgende activiteiten en overheidstaken (beheer en onderhoud, beroepsvisserij, faunabeheer, markeren, inspectie-, toezicht-, opsporings-, reddings- en defensietaken, calamiteitenbeheer van overheidswegen of in opdracht van de overheid, door of in opdracht van een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie georganiseerde activiteiten, onderzoek en monitoring daaronder begrepen) […]

Beroepsvisserij is dus uitgezonderd van de verbodsbepalingen die in artikel 1 tot en met 4 van het toegangsbeperkende besluit worden genoemd. Het TBB legt geen beperkingen op aan de MHC- en MZI-activiteiten in het Slaak.

1.8 Beleid

Actualisatie Schelpdierbeleid 2023 – 2033 (hierna: Schelpdierbeleid)

In het Schelpdierbeleid is het beleid voor en maatregelen inzake de schelpdierkweek en -oogst in de periode 2023 – 2033 neergelegd. Specifiek ten aanzien van de MHC en MZI wordt het volgende gesteld:

[…]

3.2.3.3 Gebruik MZI's en MHC's

MZI's leiden tot een verdere reductie van de vrije mosselzaadvisserij met behoud van een economisch rendabele visserijtak. Alternatieve bronnen voor mosselzaad vormen een belangrijke aanvulling op het soms schaarse mosselzaad en dragen bij aan meer continuïteit in de aanvoer. De MHC blijkt een rendabele en verantwoorde aanvulling op de maricultures in de Zeeuwse Delta, meer in het bijzonder in de Oosterschelde. Daarbij worden mosselen in een netwerk aan touwen in de waterkolom gehangen en opgekweekt tot consumptiemosselen. Het economische voordeel van deze cultuur is dat het eindproduct zandvrij is en eerder in het seizoen op de markt beschikbaar is voor de consument. Voordeel voor de natuur is dat minder mosselzaadvisserij nodig is. Op enkele plaatsen fungeren deze cultures namelijk ook als zaadinvang.

In de Oosterschelde wordt gewerkt met een aantal MHC's op vaste locaties waarvoor huurovereenkomsten zijn overeengekomen. Deze locaties zullen aldaar niet verder worden uitgebreid waardoor er feitelijk een voortzetting van het reguliere hangcultuurbeleid plaats vindt.

[…]

Voor de MHC's en MZI,s in het slaak heeft dit beleid dus geen gevolgen.

MZI-beleid 2021 t/m 2026

De gecombineerde MZI/MHC op de percelen in het Slaak maken geen onderdeel uit van de voor MZI's aangewezen vakken in de Oosterschelde. De genoemde evaluatie van het MZI-beleid heeft daarmee geen betrekking op deze locaties.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

2.1.1  Locatie

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Meer specifiek vinden de activiteiten plaats binnen het Slaak, ten noorden van de Anna Jacobapolder. Een nadere afbakening van het projectgebied wordt verderop in dit besluit gegeven onder voorschrift 15.

2.1.2  Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Verontreiniging, waaronder emissies;

  • Verandering van de dynamiek van het substraat van de bodem;

  • Verandering in soortensamenstelling;

  • Verandering in populatiedynamiek;

  • Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat en draagkrachteffecten;

  • Verstoring door mechanische effecten;

  • Verstoring van beschermde soorten (visueel, geluid, trillingen);

  • Verstoring van vogels;

  • Verstoring van habitatsoorten;

  • Cumulatieve effecten.

2.1.3  Natuurwaarden

De relevante natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen waarvoor de Oosterschelde is aangewezen staat opgesomd in de PB, meer specifiek in de tabellen 3 & 4.

2.1.4  Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1  Habitattypen

Verontreiniging en emissies

Bij het inspecteren en oogsten van mosselen komen geen chemische stoffen in het water. Wel is sprake van emissie van uitlaatgassen van de dieselmotor/generatoren en is er mogelijk sprake van stikstofdepositie. Dit bespreek ik seperaat verderop in het navolgende.

Verder maken MZI-installaties en MHC's gebruik van boeien, buizen, touwen en netten. Door stormen raken deze materialen soms los van het systeem en komen dan in de omgeving terecht. Er zijn geen specifieke aanwijzingen dat macro-zwerfvuil van MZI-systemen ernstige problemen voor vogels of zeezoogdieren oplevert. Echter is het wel van belang dat de hoeveelheid zwerfvuil tot een minimum wordt beperkt.

Ten behoeve van het voorkomen van significant negatieve effecten door verontreiniging door vreemd materiaal op het genoemde habitattype verbind ik voorschriten 25 t/m 29 aan het onderhavige ontwerpbesluit.

Verandering in dynamiek van substraat op de bodem

Door de verankering van de installaties en door de productie van Faeces en Pseudeofaeces kan mogelijk een verandering van de bodemdynamiek, of van het substraat op de bodem optreden. De PB geeft aan dat er geen sprake is significant negatieve effecten verwacht. Ik deel deze conclusie.

Verandering in soortensamenstelling

De PB geeft aan dat er zowel direct als indirect geen sprake is van significante effecten op de soortensamenstelling binnen het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Ik deel deze conclusie uit de PB.

Verandering in populatiedynamiek

Ik deel de analyse uit de PB dat de aanwezigheid van mosselen in de hangcultuur niet zal leiden tot significante veranderingen in de natuurlijke populatiedynamiek.

Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat

De activiteiten kunnen leiden tot verstoring of verlies aan habitat. De PB geeft aan dat de activiteiten in aard en omvang beperkt zijn. Hierdoor treden er geen effecten op in relatie tot de draagkracht van het habitattype H1160 op. Verder is er geen sprake van een significant verlies van oppervlak aan H1160 door de activiteit (de activiteit omvat minder dan 0,03% van het oppervlak van het habitattype binnen de Oosterschelde). Ik deel deze conclusie.

Verstoring door mechanische effecten (vertroebeling)

Onder mechanische effecten valt verstoring die optreedt ten gevolge van menselijke activiteiten (door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc.). Hierbij is vertroebeling een voornaamste storingsfactor. Vertroebeling van het water door de opwerveling van sediment treedt volgens de PB niet/nauwelijks op. Alleen bij het opnieuw plaatsen van ploegankers of het plaatsen van paalankers kan sprake zijn van opwerfeling. Dit is echter van korte duur en zeer lokaal. Vertroebeling die door het ophalen van de lijnen en het oogsten optreedt is volgens de PB zeer beperkt in tijd en locatie en valt weg tegen de natuurlijke troebelheid. Ik onderschrijf deze conclusie uit de PB.

Conclusie

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H1160 (Grote baaien) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van de activiteit op het genoemde habitattype plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 12 t/m 21).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Verstoring van beschermde soorten (visueel, door geluid of trillingen)

In de Oosterschelde zijn de Fint, Bruinvis, Gewone Zeehond en Grijze Zeehond als habitatrichtlijnsoorten aangewezen. Deze soorten kunnen last hebben van visuele verstoring, geluidsverstoring en verstoring door trillingen.

Conclusie

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat, gezien de aard en omvang van de activiteiten en het gebruik van bestaande vaarroutes een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten Fint, Bruinvis, Grijze Zeehond en Gewone Zeehond is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van de activiteiten op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 22 t/m 24).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten (broedvogels en niet-broedvogels)

Verstoring van vogels

De mosselkweek kan leiden tot verstoring van zowel broedendvogels als niet-broedvogels. De PB geeft aan dat het project zich echter op ruime afstand van geschikt broed- foerageer en rustbiotoop bevindt waardoor kan worden uitgesloten dat de aanwezigheid van de systemen en de werkzaamheden leiden tot directe verstoring van vogels. Ook leidt de aanwezigheid van de installaties vanwege de sublitorale ligging niet tot een lokale afname van geschikt foerageergebied. De PB behandelt zowel broedvogels als verschillende categorieën niet-broedvogels en onderbouwt waarom significant negatieve effecten zijn uitgesloten. Hierbij gaat het om de aard en omvang van de activiteiten. Ik onderschrijf deze onderbouwing en conclusies uit de PB.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 22 t/m 24).

2.3 Stikstof

2.3.1  Heersend verkeersbeeld

Als algemene stelregel geldt dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot deze verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen. Dit bevestigde de Raad van State (nogmaals) in een uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1969).

In de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator staat dat een algemeen criterium voor verkeer van en naar inrichtingen is dat de gevolgen hiervan niet meer aan de inrichting worden toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer die door de voorgenomen ontwikkeling wordt aangetrokken en het reeds op de weg aanwezige verkeer.

In de hierboven genoemde uitspraak van 1 september 2021 bevestigde de Raad van State – net als in de uitspraak van 19 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1054) – dat in stikstofberekeningen wat betreft het verkeer van en naar inrichtingen mag worden aangesloten bij de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator. Dat betekent dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen.

Met betrekking tot de stikstofdeposities ten gevolge van vaarbewegingen van en naar de locaties van de MHC/MZI ga ik uit van het hierboven genoemde, ook op het land gehanteerde uitgangspunt, dat verkeersbewegingen die niet kunnen worden onderscheiden van het heersende verkeersbeeld niet worden toegerekend aan het project waarvoor een Wnb-vergunning wordt verleend). Zou voor scheepvaartbewegingen niet dezelfde lijn van redeneren worden gehanteerd, dan zouden projecten op water derhalve anders worden beoordeeld.

Voorgaande betekent dat vaarbewegingen die in de hoofdvaarwegen uitgevoerd worden om vanuit de havens uiteindelijk de visstekken in of buiten hoofdvaarwegen, te bereiken en opvolgend vanaf die visstekken (in of buiten hoofdvaarwegen) weer terug te keren in de havens niet toegerekend worden aan het onderhavige getoetste project. Het onderhavige project bestaat derhalve vanuit de stikstoftoetsing, meer specifiek, uit het vissen binnen de betrokken Natura 2000-gebieden (dus ook wanneer dit vissen in de hoofdvaarwegen plaatsvindt) alsmede het varen buiten deze hoofdvaarwegen (daar waar zij geen onderdeel meer uitmaakt van het heersend verkeersbeeld).

2.3.2  Stikstofdepositie

De bij de vergunningaanvraag gevoegde berekening met AERIUS Calculator (kenmerk: Rc4rUhEELiRE) laat zien dat dit niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op omliggende stikstofgevoelige habitats. Hierdoor zijn met zekerheid geen significant negatieve effecten door depositie van stikstof te verwachten.

2.3.3  Toezicht & handhaving op stikstof

Dataplaform: de 'Visserijmonitor'

Middels een hierop specifiek ingericht dataplatform (de 'Visserijmonitor') zal door de betrokken toezichthouders via de ontvangen black box-data (in combinatie met de logboekdata), toezicht gehouden kunnen worden op de vis- en vaaruren. Middels de toestemmingsverklaring verklaart de vergunninghouder zich akkoord met het doorgeven van voorgenoemde data aan het betreffende platform.

Zowel de vergunninghouder als de betrokken toezichthouders hebben op elk moment toegang tot de Visserijmonitor. Vanuit dit platform is inzicht te krijgen in de gerealiseerde vis- en vaaruren. Dit platform wordt gevoed wordt met specifieke black box-data van onder meer het individuele vaartuig als betrokken in onderhavige vergunning.

Voor hetgeen wordt verstaan onder hoofdvaarwegen en bijbehorende betonning zijn in het daarop gerichte voorschrift specifieke kaartlagen vanuit Rijkswaterstaat (als bronhouder) genoemd. Deze specifieke kaartlagen worden ten behoeve van het toezicht hierop in voorgenoemd dataplatform actief gemaakt.

3. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

3.1 Stikstof

De activiteiten leiden niet tot een toename van stikstofdepositie. Er is dus ook geen sprake van een cumulatie met effecten vanuit de stikstofdepositie vanuit andere projecten.

3.2 Overige aspecten

In de PB is gekeken naar een eventuele cumulatie met effecten vanuit de navolgende projecten en activiteiten:

  • Scheepvaart;
  • Garnalenvisserij;
  • Baggeractiviteiten;
  • Vervanging van het Krammersluizencomplex;
  • Overige mosselhangcultures en mosselzaadinvanginstallaties.

Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit, zelfstandig beschouwd, niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Voorts ben ik van mening dat in de PB, ten aanzien van mogelijke cumulatieve effecten met scheepvaart, zandsuppletie, (schelpdier-)visserijactiviteiten en schelpdierteelt een uitvoerige en afdoende analyse is uitgevoerd.

Ik onderschrijf de conclusie uit de PB dat significant negatieve effecten als gevolg van een mogelijke cumulatie met effecten vanuit andere projecten zijn uitgesloten.

4. Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Derhalve ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, met in achtneming van de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

5. Voorschriften en beperkingen

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Schot-Nieuwenhuize B.V. of diens rechtsopvolger (hierna: vergunninghouder).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag. Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.

  7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding gedaan aan het bevoegd gezag over de aard en omvang van het incident, onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een relevant habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen).

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, dit wordt ter beoordeling ook aan het bevoegd gezag voorgelegd.

  9. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning gericht aan het Ministerie kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl, voorheen: wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

Locatie en uitvoering van het project

  1. Voor het plaatsen van de paalankers wordt gebruik gemaakt van de YE25 of een ander werkschip met eenzelfde motor(enpakket) en een motorvermogen van 680pK.

  2. Voor de overige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de YE157 (Cornelia) met een hoofdmotor van 1.200 pK en de YE57 (Eben Haëzer) met een hoofdmotor van 955 pK.

  3. De in voorschrift 12 en 13 genoemde schepen dienen niet gelijktijdig op de projectlocatie aanwezig te zijn.

  4. De MHC's bevinden zich alleen in het sublitoraal en dienen te zijn gelegen binnen de in figuur 2 van de PB aangegeven rood gearceerde vlakken. De coördinaten van de hoekpunten van de vlakken zijn:

Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer  Automatisch gegenereerde beschrijving

  1. De MZI-ankerpalen dienen aan de bovenzijde te zijn afgedicht of te zijn voorzien van deugdelijke (stevige) roosters om te voorkomen dat de relevante beschermde vogelsoorten daarin kunnen verdrinken.

  2. De diepte van de lijnen (lusdiepte) tussen de boeien varieert van 3 tot 4 meter en dienen ten allen tijde boven de bodem te blijven, waardoor de MHC systemen geplaatst dienen te worden bij een bodemdiepte van ten minste -6 meter NAP.

  3. De aard en omvang (aantal vaarbewegingen en moment van ontplooiing van de activiteiten) van het project dient overeenkomstig te zijn met tabel 5 op pagina 25 van de PB.

  4. Alle activiteiten dienen overdag bij daglicht (tussen zonsopkomst en zonsondergang) te worden uitgevoerd.

  5. Al geplaatste installaties mogen niet meer verplaatst worden, behalve bij volledige verwijdering.

  6. De vaarroute die wordt gebruikt loopt van de havens van Bruinisse of Yerseke, via de vaargeul ten westen van de percelen in het Slaak naar de projectlocaties

Verstoring

  1. Om mechanische en geluidsverstoring op de projectlocatie te beperken worden de activiteiten zoveel mogelijk zonder draaiende motor uitgevoerd.

  2. De vergunninghouder dient het bepaalde in artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht te nemen. Deze zorgplicht vult de vergunninghouder in ieder geval in door bij rustende zeehonden op de aanwezige (droogvallende) platen, minimaal 1.500 meter en bij grote groepen vogels (vanaf ca. 50 exemplaren) minimaal 500 meter afstand in acht te nemen. Mocht deze afstand niet realiseerbaar zijn, omdat bijvoorbeeld de geul onvoldoende breedte heeft, dan dient zo rustig mogelijk doorgevaren te worden, waar praktisch mogelijk aan de andere kant van de geul.

  3. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

Zwerfvuil

  1. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn; zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden.

  2. Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  3. De medewerkers aan boord van het vaartuig maken tijdens het varen en vissen gebruik van de vuilwatertank aan boord om verontreiniging als gevolg van lozingen op het oppervlaktewater te voorkomen.

  4. Grotere onderdelen die bij bijzondere omstandheden (bv storm, aanvaring, etc) los kunnen raken moeten gemerkt zijn met visserijregistratietekens. Op deze manier is grof zwerfvuil afkomstig van dit project traceerbaar.

  5. (Invang)touwen die tekenen van slijtage vertonen dienen te worden vervangen.

Verwijdering

  1. De gehele technische infrastructuur van de MHC, dient na afloop van de vergunning (indien deze niet wordt verlengd dan wel daarvoor geen nieuwe vergunning wordt verleend), te worden verwijderd.

  2. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MHC dient minimaal een maand van tevoren schriftelijk of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

Toezicht

  1. De vergunninghouders voeren een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouders geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

Black Box

  1. De YE57 en YE157 alsook het schip dat wordt gebruikt voor het plaatsen van de ankerpalen beschikken over een volledig operationeel 'black box'-systeem waarin locatie en vaar- en visserij-activiteiten geregistreerd worden, meer specifiek, daar waar een door de betreffende vergunninghouder ondernomen vaarreis geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in Natura 2000-gebied. Dit systeem dient binnen de relevante Natura 2000-gebieden gedurende de vaarreis operationeel te zijn. Het black box-systeem zal op een per nader besluit vast te stellen nader moment (tevens) aangesloten wordt op de Visserijmonitor.

  2. De technische vereisten voor het voorgenoemd systeem staan vermeld in bijlage 5 bij deze vergunning.

  3. Bij het ontbreken van een signaal vanuit de black box kan door de betrokken toezichthouders niet geverifieerd worden of binnen de kaders van de onderhavige vergunning wordt gewerkt. Bij geconstateerd ontbreken, ontvangt de vergunninghouder vanuit de betrokken toezichthouder een eenmalige formele waarschuwing met een hersteltermijn. Na het vervallen van deze termijn en het desondanks ontbreken van voorgenoemd signaal, kan tot handhaving worden overgegaan. Hierop is alleen dan een uitzondering mogelijk wanneer de vergunninghouder zich kan beroepen op het onderstaande 'calamiteitsprotocol'.

  4. Ingeval van uitval van de black box geldt het navolgende calamiteitenprotocol:

    1. Bij constatering op zee: onmiddellijke telefonische melding aan de P.O. Mosselcultuur (algemeen telefoonnummer: 0113-576066). Het vaartuig zal vervolgens via de andere beschikbare systemen (bijvoorbeeld het AIS of VMS) door de P.O. Mosselcultuur gemonitord worden tot de afronding van de betreffende vaar- en visreis.

    2. Opvolgend uitvaren na bovenstaande uitvalmelding is slechts mogelijk na reparatie en melding van reparatie aan de P.O. Mosselcultuur, zodat de andere beschikbare systemen niet meer door de betrokken toezichthouders gemonitord hoeven te worden.

    3. Ingeval van verschoonbaar buiten werking blijven van de black box (bijvoorbeeld vanwege levertijd van een defect onderdeel) dient hiervan wederom melding gedaan te worden aan de P.O. Mosselcultuur. Deze uitzondering geldt voor maximaal vijf werkdagen na ontvangst van de uitval-melding. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen door de betrokken toezichthouders gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de black box door de vergunninghouder bij de P.O. Mosselcultuur en betrokken toezichthouders. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder black box niet toegestaan.

    4. De P.O. Mosselcultuur is bij melding van een calamiteit met betrekking tot de Black Box verplicht het Ministerie van LVVN op de hoogte te stellen (per e-mail, op het e-mailadres: natuurvergunningen@minlnv.nl).

Black box-verklaringen en mutaties in houderschap vergunning en/of vaartuig

38. Enkel met een door het Ministerie van LVVN geaccordeerde set van een installatieverklaring en toestemmingsverklaring in relatie tot de vereiste black box kan onderhavige vergunning benut worden. Voor de toestemmingsverklaring is een standaardformulier 'toestemmingsverklaring' beschikbaar bij het vergunningverlenend bevoegd gezag.

39. De installatieverklaring in relatie tot de black box is vormvrij maar dient wel te allen tijde door het ingeschakelde installatiebedrijf voorzien te zijn van een datum en handtekening (of bij ontbreken van een handtekening: het bij dit installatiebedrijf formeel kunnen verifiëren van de juiste installatie en verzegeling). Een achterliggend technisch dossier (inclusief de kenmerken van verzegeling) dient te allen tijde beschikbaar te zijn.

40. De vergunninghouder geeft middels zijn toestemmingsverklaring in relatie tot de black box, de betrokken toezichthouders via tussenkomst van de P.O. Mosselcultuur toegang tot alle black box-data en primaire rapportages (vaartijden, vaarlocaties, vaarsnelheid en vis – en vaaractiviteiten) alsmede, na een separaat opvolgend formeel besluit, met de projectie van deze data op de Visserijmonitor zodra laatstgenoemde operationeel kan worden.

41. De reeds ontvangen installatie- en toestemmingsverklaringen van de momenteel operationele Black Box-systemen behouden hun gelding, inclusief de verklaringen die in de context van de voorliggende vergunningaanvragen reeds zijn ingestuurd.

42. Elk verzoek om een wijziging in houderschap van de onderhavige vergunning dient vergezeld te gaan van een nieuwe toestemmingsverklaring welke door de opvolgende houder van de onderhavige vergunning ingestuurd dient te worden. Ook de installatieverklaring in relatie tot de black box dient gewijzigd te worden ingeval de onderhavige vergunning (al dan niet tijdelijk) met een ander vaartuig dan initieel vergund, benut gaat worden. Bij het in gebruik nemen van een ander vaartuig dient, in ieder geval, een nieuwe stikstofberekening alsmede een emissie-meetrapportage conform de in deze vergunning aan een dergelijke rapportage gestelde eisen aangeleverd te worden.

43. Een wijziging welke van invloed kan zijn op de registratie door de black box van de vaar- en/of visactiviteit dient twee weken voor operationeel worden, gemeld te worden via natuurvergunningen@minlnv.nl. Waar noodzakelijk kunnen de betrokken toezichthouders een nieuwe ijking eisen; deze ijking is in ieder geval aan de orde ingeval van een nieuw net welke de vaareigenschappen zal beïnvloeden of bij installatie van een nieuw schroef. Deze ijking dient op initiatief en voor rekening van de vergunninghouder zelf aan de betreffende black box-leverancier verzocht te worden. De resultaten van de voorgenoemde ijking dient vijf werkdagen vóór het daadwerkelijk operationaliseren van de wijziging ter registratie gemeld te worden aan het bevoegd gezag (natuurvergunningen@minlnv.nl).

Vergunninghouders

  1. Ingeval van het in bedrijf nemen van een ander vaartuig dan in deze vergunning vermeld danwel een wijziging in het houderschap van deze vergunning wordt deze wijziging door of namens de betreffende vergunninghouder formeel en schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag via natuurvergunningen@minlnv.nl.

  2. De betreffende wijzigingen zullen middels het toezenden van een formeel administratief wijzigingsbesluit (qua houderschap) geformaliseerd worden (vanuit voorgenoemd mailadres).

  3. Voor het kunnen vastleggen van de betreffende wijziging zoals benoemd in voorgaand voorschrift is het vereist dat het bevoegd gezag de hierop aangeleverde installatie- en toestemmingsverklaring heeft geaccordeerd. Voor de voorgenoemde toestemmingsverklaring is een standaardformulier 'toestemmingsverklaring' bij het bevoegd gezag beschikbaar.

Looptijd/geldigheid

  1. Deze vergunning is geldig van het moment van publiceren van het definitieve besluit tot en met uiterlijk 1 oktober 2029.

Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

BIJLAGEN:

  1. Aanvraag voor vergunning Slaak 5 en 7 in de Oosterschelde

  2. Passende Beoordeling MHC en MZI Slaak 5 en 7

  3. Aanvullingsverzoek MZI Slaak 5 en 7 in de Oosterschelde

  4. AERIUS_projectberekening_20240615010055_Rc4rUhEELiRE_Beoogdesituatie

  5. Technische eisen Black Box.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE BESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven