Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39113/TA, 12 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39113/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Het beklag is gericht tegen de beslissing dat klager acht dozen met circa vierhonderd boeken heeft moeten uitvoeren.

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 8 februari 2024 het beklag ongegrond verklaard (HK2023/249). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, […], plaatsvervangend hoofd van de instelling en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 25 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Als toehoorders waren ter zitting aanwezig mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, en mr. D. van der Sluis, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Er waren twijfels ontstaan over het gebruik van klagers mobiele telefoon. Naar aanleiding daarvan heeft er een kamercontrole plaatsgevonden. Klager kreeg vervolgens van het behandelteam te horen dat zijn flat te vol is en dat hij zijn boeken diende uit te voeren. Hij stond voor de keus om de boeken extern te laten opslaan, te doneren of bij netwerkleden op te slaan, maar dat laatste is niet mogelijk gebleken. Het tegen betaling extern opslaan van zijn boeken bleek de enige mogelijkheid te zijn. Klager diende zo’n vierhonderd boeken uit te voeren. Het gaat onder meer om studie-, werkboeken en klassieke literatuur. Klager heeft deze boeken in de loop van zijn verblijf, gedurende zo’n vier jaar, met toestemming van het behandelteam ingevoerd. De hoeveelheid boeken op zijn flat heeft nooit eerder een probleem gevormd. Het moeten uitvoeren van klagers boeken is een zeer ingrijpende beslissing die afbreuk doet aan zijn kwaliteit van leven. Klager volgt binnen de instelling geen programma. Hij besteedde het grootste gedeelte van zijn tijd aan zelfstudie, maar dat is nu weggevallen. Het ergste vindt klager dat hij het overgrote deel van zijn boeken kwijt is. Ook kan hij zich niet vinden in de kosten van de externe opslag. Deze kosten staan niet in verhouding tot zijn verdiensten. Klager ontvangt niet langer AOW en de kosten van de externe opslag van €55,- per maand hebben een grote impact op zijn geringe budget. Klager meent dat de instelling de kosten voor de externe opslag zou moeten dragen, maar hij wenst met name zijn boeken terug te krijgen. Klager verzoekt dan ook om zijn boeken aan hem terug te geven zodat hij die kan gebruiken voor studie, werk, kennisvergaring en ontspanning. Ook verzoekt hij de kosten die hij inmiddels voor de externe opslag heeft betaald aan hem terug te betalen. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Er heeft bij klager een telefooncontrole plaatsgevonden, waardoor het vermoeden is gerezen dat hij in het bezit van een SD-kaart is. Naar aanleiding daarvan is besloten om klagers flat te controleren. Toen is geconstateerd dat klagers flat te vol is. Vanwege de grote hoeveelheid spullen en met name de grote hoeveelheid boeken, was de controle van de flat ondoenlijk. Het controleren van zo’n vierhonderd boeken om te bezien of daarin mogelijk een SD-kaart is verstopt, is niet uitvoerbaar. Klager heeft vervolgens te horen gekregen dat hij (een groot gedeelte van) zijn boeken moet uitvoeren omdat zijn flat oncontroleerbaar is. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de instelling reeds erkend dat de communicatie naar klager onjuist is geweest, omdat destijds is aangegeven dat hij twee dozen in zijn flat mocht houden en de overige acht dozen diende uit te voeren. Gelet op artikel 13 van het Protocol Invoer, uitvoer en opslag van goederen (bijlage 3 bij de huisregels van de instelling) mogen patiënten maximaal vier dozen in het magazijn van de instelling opslaan. Deze mogelijkheid is onvoldoende onder de aandacht van klager gebracht. Er zouden vier dozen uit de externe opslag gehaald kunnen worden en deze zouden in het magazijn van de instelling opgeslagen kunnen worden zodat klager kan wisselen met zijn boeken. 

 

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de instelling of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien het bezit een gevaar kan opleveren voor a) de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen of b) de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling, dan wel voor zover zich dit niet verdraagt met de aansprakelijkheid van het hoofd van de instelling voor de voorwerpen.

Ingevolge artikel 44, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen, bedoeld in het tweede lid, niet in zijn persoonlijke verblijfsruimte mag plaatsen of bij zich mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de belangen genoemd in het tweede lid.

Op grond van artikel 19, eerste lid aanhef en onder d, van de huisregels heeft de patiënt het recht hem toebehorende voorwerpen in zijn patiëntenkamer te plaatsen of bij zich te houden, tenzij de plaatsing van het voorwerp in de patiëntenkamer ertoe leidt dat de brandveiligheid, hygiëne en controleerbaarheid van de kamer niet meer kunnen worden gewaarborgd.

Op grond van artikel 7, eerste, tweede en vierde lid van het Protocol Invoer, uitvoer en opslag van goederen (bijlage 3 bij de huisregels) dient de patiënt ervoor zorg te dragen dat de patiëntenkamer brandveilig, hygiënisch, overzichtelijk en controleerbaar is. Indien de patiënt (dusdanig veel) goederen heeft, waardoor de brandveiligheid, controleerbaarheid en hygiëne niet meer gewaarborgd is, kan door het behandelingsteam besloten worden dat de patiënt deze goederen niet bij zich mag houden. De patiënt laat deze goederen opslaan in het magazijn of voert de goederen uit.

Artikel 13, eerste en derde lid van het Protocol Invoer, uitvoer en opslag van goederen bepaalt dat er kosteloos maximaal vier dozen per patiënt mogen worden opgeslagen in het magazijn. 
Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken, stelt de beroepscommissie het volgende vast. Klager heeft eerder met toestemming van het behandelteam zijn boeken ingevoerd. Op 6 september 2023 heeft hij van het behandelteam vernomen dat hij zijn boeken moet uitvoeren omdat zijn flat oncontroleerbaar is. Daarbij is aan klager gemeld dat hij twee dozen mocht houden en de overige acht dozen moest uitvoeren, omdat de instelling geen opslagcapaciteit zou hebben. Op 17 november 2023 zijn de acht dozen uitgevoerd en overgebracht naar een externe opslag. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling, gelet op voormelde wet- en regelgeving, in redelijkheid kunnen beslissen dat klager niet langer al zijn boeken in zijn patiëntenkamer mag houden nu de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde controleerbaar dient te zijn in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling. De beroepscommissie begrijpt dat de grote hoeveelheid boeken een goede controle van klagers flat in de weg staat, met name wanneer deze gecontroleerd wordt op een klein voorwerp zoals een SD-kaart. Daarnaast kan de grote hoeveelheid boeken een gevaar opleveren voor de brandveiligheid. 

Voorts stelt de beroepscommissie als onweersproken vast de communicatie naar klager onjuist is geweest omdat aan hem is medegedeeld dat hij acht dozen moest uitvoeren en hij daarbij niet is gewezen op de mogelijkheid, zoals neergelegd in artikel 13 van het Protocol Invoer, uitvoer en opslag van goederen, om kosteloos vier dozen op te slaan in het magazijn van de instelling. Gelet hierop acht de beroepscommissie de beslissing van het hoofd van de instelling dat klager alle acht dozen heeft moeten uitvoeren niet redelijk en billijk. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan deze beslissing dan ook niet in stand blijven. De beroepscommissie is van oordeel dat klager alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om conform het in de instelling geldende beleid vier (van de acht) dozen – die thans extern worden opgeslagen – kosteloos in het magazijn van de instelling op te slaan. Dit stelt klager tevens in staat om boeken om te wisselen met de nog in zijn flat aanwezige boeken.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt het hoofd van de instelling op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Nu het hoofd van de instelling wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt het hoofd van de instelling op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 12 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven