Onderwerp: Bezoek-historie

Besluit Wet natuurbescherming, MZI Slaak 4 en 6
Geldigheid:17-07-2024 t/m 01-01-2029Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 14 april 2023 heeft u namens Visserijbedrijf Barbé B.V. een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Deze vergunning is aangevraagd ten behoeve van het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden, invangen, opkweken en oogsten in een mosselhangcultuur (hierna: MHC) op Slaak 4 en 6 in het Natura 2000-gebied Oosterschelde in de periode van 1 februari 2024 t/m 31 januari 2029.

 

Procedure

Ik heb uw aanvraag op 26 april 2023 ontvangen. Bij e-mail op 26 april 2023 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Bij brief van 25 juli 2023 heb ik u verzocht om aanvullingen van de bij de aanvraag overlegde Passende Beoordeling (hierna: PB). Op 23 november 2023 heeft u uw aanvraag aangevuld.

Bij e-mail van 30 april 2024 heeft de aanvrager op ons verzoek de looptijd periode van de activiteit gewijzigd van 1 februari 2024 t/m 31 januari 2029 naar 1 juli 2024 t/m 30 juni 2029. De e-mail is bijgevoegd als bijlage 4 van dit besluit en is daarmee onderdeel van de Wnb-vergunning.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), toegepast. Het besluit tot toepassing is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392.

Het ontwerpbesluit is bekend gemaakt in de Staatscourant van 15 mei 2024, stcrt-2024-15964.

Het ontwerpbesluit heeft van 16 mei 2024 tot en met 27 juni 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen door mij ontvangen. Het ontwerpbesluit is daarom zonder inhoudelijke wijzigingen omgezet in het onderhavige definitieve besluit.

 

Besluit

Met ingang van 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. De voor deze datum ingediende vergunningaanvragen worden nog afgehandeld vanuit de Wnb.

Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag, PB en de hierbij behorende bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

 

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad binnen de percelen Slaak 4 en 6 in de Oosterschelde. Bij dit project worden er kweekinstallaties met een continuous long line systeem gebruikt (feitelijk MZI/MHC-installaties) voor het invangen en opkweken van de mosselen. Een dergelijk systeem bestaat uit drijvers, lijnen en ploegankers.

De invang vang mosselzaad vindt hierbij plaats in het noordelijke deel van de percelen. De opvang van het mossselzaad vindt meer zuidelijk binnen de percelen plaats.

Activiteiten

De volgende activiteiten worden tijdens de looptijd (indien nodig) jaarlijks uitgevoerd, voorts zal in het onderhavige besluit verwezen worden naar 'de activiteiten':

Activiteit*

Periode

Duur

Ophangen substraat mosselzaadinvang

April – mei – juni

Enkele weken

Circa 80 uur per jaar

Uitdunnen lijnen mosselhangcultuur

Incidenteel april – december

Circa 2 uur per maand

Controle groei mosselen

April – december

Circa 2 uur per maand

Oogst consumptiemosselen

Juni – augustus (incidenteel in september - december)

Circa 20 dagen over 4 weken Enkele uren per dag

Insokken mosselen

September – november

5 – 10 dagen

Maximaal 8 uur per dag

Verwijderen systemen

In overleg met het bevoegd gezag

 

*Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag, de PB (tabel 5, p. 24) en de bijlagen daarbij.

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1°: niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren, van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Overgangsrecht

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag is ingediend onder de Wnb. Op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet handelt het bevoegd gezag een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Dit betekent dat het bevoegd gezag een besluit neemt op basis van de Wnb en dat de Wnb/wetgeving van voor 1 januari 2024 van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is.

 

1.4. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

 

1.5. Beoordeling van projecten

1.5.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Het betreft een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. In dit geval het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

1.5.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het Aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren.

In de bij de aanvraag gevoegde geactualiseerde PB wordt gesteld dat de activiteit op locaties Slaak 4 en 6 niet wijzingen van aard, omvang en locatie ten opzichte van reeds beoordeelde en vergunde activiteiten. Omdat hier echter sprake is van een vergunning waarvan de termijn is afgelopen, wegens het verstrijken van de looptijd van de Wnb-vergunning met kenmerk DGNVLG / 20177722, wordt deze aanvraag voor een vergunning als een nieuwe activiteit beschouwd.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

 

1.6. Beleid

Economisch uitvoeringsprogramma 2022-2027 Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft een Economisch uitvoeringsprogramma 2022-2027 opgesteld. Hierin wordt in paragraaf 3.9 aandacht besteed aan visserij en aquacultuur.

Uit het uitvoeringsprogramma:

'Vanuit dit programma werken we aan een moderne, goed uitgeruste, economisch gezonde en duurzaam opererende visserijsector, die rekening houdt met de natuurwaarden. We ondersteunen initiatieven op het gebied van visserij/aquacultuur en vrijetijdseconomie en stimuleren kansrijke innovaties die kunnen leiden tot nieuwe bedrijvigheid of een hogere toegevoegde waarde. We steunen het visserijbedrijfsleven in het streven de bedrijfsvoering toekomstbestendig te maken. Dit doen we onder meer door het stimuleren van initiatieven voor de ontwikkeling van nieuwe visserijtechnieken. Met het landelijk opererende Bestuurlijk Platform Visserijoverheden behartigen we de belangen van de visserijgemeenschappen in onze provincie'.

Beleidsregel schelpdierverplaatsing

In 2012 zijn de "Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juni 2012, nr. 267278, houdende vaststelling van beleidsregels inzake schelpdierverplaatsingen" gepubliceerd, welke in 2017 is geüpdatet (LNV, 2017).

De beleidsregels beschrijven de systematiek die gehanteerd wordt om te voorkomen dat probleemsoorten uit herkomstgebieden buiten de Oosterschelde zich in de Oosterschelde kunnen vestigen.

In aanvulling op de beleidsregels van LNV, is op 6 juli 2017 het besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende de Beleidsregels inzake lozing van proceswater en storten van tarra in de Oosterschelde (nummer 17014114) gepubliceerd (opnieuw gepubliceerd in mei 2022 via Provinciaal blad 2022, 5496).

Een vergunning is noodzakelijk voor partijen die niet afkomstig zijn uit gebieden die als veilig beschouwd worden en waarvoor geen schelpdier afhankelijke soorten inventarisatie beschikbaar is. Deze veilige gebieden zijn Waddenzee, Oosterschelde, Westerschelde, Grevelingen of Veerse Meer.

Natura 2000-beheerplan Deltawateren (hierna: beheerplan)

Het beheerplan voor mosselteelt in de Oosterschelde stelt het volgende:

4.3. Vrijgestelde activiteiten met specifieke voorwaarde

Er zijn Nb-wet vergunningplichtige activiteiten die alleen onder specifieke voorwaarden geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-doelstellingen hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van de generieke en specifieke voorwaarden, genoemd in dit beheerplan, vrijgesteld van de Nb-wet

vergunningplicht. Het beheerplan vervangt in dit geval de Nb-wet vergunning.

In de Oosterschelde gaat het om:

- Mosselteelt.

Vrijstellingsvoorwaarden voor mosselteelt

Om negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te beperken, dient ervoor te worden gezorgd dat er tijdens de werkzaamheden een minimale afstand van 500 meter ten opzichte van foeragerende vogels en 1200 meter van op de plaat rustende zeehonden wordt aangehouden. Mosselzaadvisserij in de Oosterschelde blijft Nb-wet vergunningplichtig, evenals het uitzaaien van buitenlandse mosselen, mosselhangcultures en de invang van mosselzaad met installaties (MZI's).

Actualisatie Schelpdierbeleid 2023 – 2033 (hierna: Schelpdierbeleid)

In het Schelpdierbeleid is het beleid voor en maatregelen inzake de schelpdierkweek en -oogst in de periode 2023 – 2033 neergelegd. Specifiek ten aanzien van de MHC en MZI wordt het volgende gesteld:

3.2.3.3 Gebruik MZI's en MHC's

MZI's leiden tot een verdere reductie van de vrije mosselzaadvisserij met behoud van een economisch rendabele visserijtak. Alternatieve bronnen voor mosselzaad vormen een belangrijke aanvulling op het soms schaarse mosselzaad en dragen bij aan meer continuïteit in de aanvoer. De MHC blijkt een rendabele en verantwoorde aanvulling op de maricultures in de Zeeuwse Delta, meer in het bijzonder in de Oosterschelde. Daarbij worden mosselen in een netwerk aan touwen in de waterkolom gehangen en opgekweekt tot consumptiemosselen. Het economische voordeel van deze cultuur is dat het eindproduct zandvrij is en eerder in het seizoen op de markt beschikbaar is voor de consument. Voordeel voor de natuur is dat minder mosselzaadvisserij nodig is. Op enkele plaatsen fungeren deze cultures namelijk ook als zaadinvang.

In de Oosterschelde wordt gewerkt met een aantal MHC's op vaste locaties waarvoor huurovereenkomsten zijn overeengekomen. Deze locaties zullen aldaar niet verder worden uitgebreid waardoor er feitelijk een voortzetting van het reguliere hangcultuurbeleid plaats vindt.

MZI-beleid 2021 t/m 2026

De gecombineerde MZI/MHC op de percelen in het Slaak maken geen onderdeel uit van de voor MZI's aangewezen vakken in de Oosterschelde. De genoemde evaluatie van het MZI-beleid heeft daarmee geen betrekking op deze locaties.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Locatie project en Natura 2000-gebied

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Meer specifiek vinden de activiteiten plaats binnen het Slaak, ten noorden van de Anna Jacobapolder. Een nadere afbakening van het projectgebied wordt verderop in dit besluit gegeven onder voorschrift 12.

 

Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

• Verontreiniging;

o Emissies;

• Verandering van de dynamiek van het substraat van de bodem;

• Verandering in soortensamenstelling;

• Verandering in populatiedynamiek;

• Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat en draagkrachteffecten;

• Verstoring door mechanische effecten;

• Verstoring van beschermde soorten (visueel, geluid, trillingen);

• Verstoring van vogels;

• Verstoring van habitatsoorten;

• Cumulatieve effecten.

 

Natuurwaarden
De relevante natuurwaarden met instandhoudingsdoelstellingen waarvoor de Oosterschelde is aangewezen, zijn:

• Habitatrichtlijn:
Habitattypen
H1160 (Grote, ondiepe kreken en baaien, verkorte naam Grote baaien).

• Habitatrichtlijn:
Soorten
H1103 (Fint), H1351 (Bruinvis), H1365 (Gewone Zeehond) en H1365 (Grijze Zeehond).

• Vogelrichtlijnsoorten:
Broedvogels
A132 (Kluut), A137 (Bontbekplevier), A138 (Strandplevier), A191 (Grote Stern), A193 (Visdief), A194 (Noordse Stern), A195 (Dwergstern).

Niet-broedvogels
A004 (Dodaars), A005 (Fuut), A007 (Kuifduiker), A017 (Aalscholver), A026 (Kleine Zilverreiger), A034 (Lepelaar), A037 (Kleine Zwaan), A043 (Grauwe Gans), A045 (Brandgans), A046 (Rotgans), A048 (Bergeend), A050 (Smient), A051 (Krakeend), A052 (Wintertaling), A053 (Wilde Eend), A054 (Pijlstaart), A056 (Slobeend), A067 (Brilduiker), A069 (Middelste Zaagbek), A125 (Meerkoet), A130 (Scholekster), A132 (Kluut), A137 (Bontbekplevier), A138 (Strandplevier), A140 (Goudplevier), A141 (Zilverplevier), A142 (Kievit), A143 (Kanoetstrandloper), A144 (Drieteenstrandloper), A149 (Bonte Strandloper), A157 (Rosse Grutto), A160 (Wulp), A161 (Zwarte Ruiter), A162 (Tureluur), A164 (Groenpootruiter), A169 (Steenloper).

Voor nader uitwerking verwijs ik u naar tabellen 3 & 4 van de PB. Alle aangewezen beschermde waarden en instandhoudingsdoelstellingen voor aangewezen soorten van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op https://www.natura2000.nl/gebieden/zeeland/oosterschelde/oosterschelde-doelstelling.

 

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

 

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Verontreiniging

Bij het inspecteren en oogsten van mosselen komen geen chemische stoffen in het water. Wel is sprake van een geringe luchtvervuiling door de uitlaatgassen van de dieselmotor/generatoren. Gelet op het grote gebied en de korte periode (enkele dagen per jaar) van de activiteiten, kan geconcludeerd worden dat het invangen en kweken van mosselen als hierboven beschreven geen meetbare effecten op de luchtkwaliteit in het gebied zal hebben.

Verder maken MZI-installaties en MHC's gebruik van boeien, buizen, touwen en netten. Door stormen raken deze materialen soms los van het systeem en komen dan in de omgeving terecht. Er zijn geen specifieke aanwijzingen dat macro-zwerfvuil van MZI-systemen ernstige problemen voor vogels of zeezoogdieren oplevert.

Ten behoeve van het voorkomen van significant negatieve effecten door verontreiniging door vreemd materiaal op het genoemde habitattype verbind ik voorschriten 22 t/m 24 aan het onderhavige besluit.

Emissie: stikstof
De rekenresultaten van de aangeleverde stikstofberekeningen (kenmerk Rfnj8GivzQqZ), uitgevoerd met AERIUS Calculator en toegevoegd als bijlage 2 bij dit besluit, tonen op basis van een worst case benadering aan dat de activiteit en werkzaamheden daaromtrent een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jr hebben op omliggende stikstofgevoelige habitats. Hierdoor zijn met zekerheid geen significant negatieve effecten door stikstof te verwachten.

 

Verandering in dynamiek van substraat op de bodem

Feces en pseudofeces
Mosselen kunnen feces en pseudofeces produceren en deze bevatten hoge gehaltes aan organische stof en slib. De feces en pseudofeces zinken naar de bodem en kunnen in de directe omgeving effecten veroorzaken. De locatie van de MHC/MZI is boven een perceel dat voorheen in gebruik was als bodemkweekperceel.

De percelen in het Slaak liggen grotendeels in een 'ondiep laagdynamisch' ecotoop.

Hier zou organisch materiaal kunnen accumuleren op de bodem, maar de impact wordt als gering ingeschat. Er wordt geen significant effect verwacht, zeker gegeven het eerdere gebruik van de locaties als mosselperceel, met de daarbij horende organische belasting

Verankering
Gezien de gekozen verankering, is van eventuele schadelijke effecten op de structuur en samenstelling van de bodem geen sprake. Het door de ankers beroerde oppervlakte van de bodem is enkele vierkante meters. Na het verwijderen van een anker zal door de stroming het gat onmiddellijk worden opgevuld.

 

Verandering in soortensamenstelling

Directe effecten
Aangezien de mosselen die gebruikt worden bij de kweek uit de Oosterschelde zelf afkomstig zijn, is er geen sprake van (her)introductie van deze soort. Het gaat uitsluitend om het opkweken van gevangen individuen, er worden geen individuen bijgekweekt. Er valt geen verandering in de soortensamenstelling te verwachten.

Indirecte effecten
Feces en pseudofeces kunnen in de directe omgeving effecten veroorzaken; een verhoging van het organisch stof gehalte en slibgehalte van de bodem kan voor bepaalde in de bodem levende soorten (b.v. schelpdieren) de leefomstandigheden

minder gunstig maken en voor andere soorten (b.v. wormen) juist gunstiger.

Uit Nederlands onderzoek onder mosselzaadinvanginstallaties in de Westelijke Waddenzee en Oosterschelde (bron: Kamermans en De Mesel, 2010. IMARES Rapport C081/10) is gebleken dat de effecten in de omgeving op de bodemstructuur en bodemdieren door uitzinking van mosselfeces en -pseudofeces niet aantoonbaar is.

 

Verandering in populatiedynamiek

De storende factor verandering in populatiedynamiek treedt op indien er een direct effect is van een activiteit op de populatieopbouw en/of populatiegrootte. Er wordt hier vooral gedoeld of de situatie wanneer er sprake van sterfte van individuen.

Waarnemingen tonen aan dat mosselzaad meer in de nabijheid van MZI-locaties wordt aangetroffen. Bij de MZI-locatie Neeltje Jans (Oosterschelde) is onderzocht of er een effect is waar te nemen van de productie van de MZI op de nabijgelegen mosselpercelen. Op basis van deze studie valt te concluderen dat er geen duidelijke

aanwijzingen zijn, dat de MZI-productie van MZI-locatie Neeltje Jans heeft geleid tot minder productie en lagere vleespercentages op de nabijgelegen mosselpercelen. De aanwezigheid van mosselen in de hangcultuur zal niet leiden tot veranderingen in natuurlijke populatieopbouw of populatiegrootte.

 

Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat

De activiteiten kunnen leiden tot verstoring of verlies aan habitat. Het project vindt echter maar in een beperkt deel van het habitattype H1160 plaats. De invang van mosselzaad en kweek van hangcultuurmosselen vindt daarmee plaats binnen een zeer beperkt deel (~ 0.02%) van het areaal aan habitattype H1160 binnen de Oosterschelde. De verstoring met betrekking tot kwaliteit, oppervlakte en draagkracht die plaatsvindt leidt daarom niet tot siginficant negatieve effecten.

 

Verstoring door mechanische effecten (vertroebeling)
Onder mechanische effecten valt verstoring die optredt ten gevolge van menselijke activiteiten (door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc.). Hierbij is vertroebeling een voornaamste storingsfactor. Vertroebeling van het water door de opwerveling van sediment treedt volgens de PB niet/nauwelijks op en vertroebeling die door het ophalen van de lijnen en het oogsten optreedt is volgens de PB zeer beperkt in tijd en locatie envalt weg tegen de natuurlijke troebelheid.

 

Conclusie

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H1160 (Grote baaien) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van de activiteit op het genoemde habitattype plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 12 t/m 19).

 

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Verstoring van beschermde soorten (visueel, door geluid of trillingen)

Visuele verstoring
Visuele verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Dit leidt bijvoorbeeld tot vluchtgedrag bij dieren die beweging als potentieel gevaar inschatten. Daarnaast kan optische verstoring het uitzicht van soorten beperken waardoor zij potentieel gevaar niet zien naderen.

De activiteit is locatiegebonden, kleinschalig, beperkt in de tijd en werkzaamheden worden uitsluitend bij daglicht uitgevoerd. Verstoring vindt met name plaats tijdens het ophangen van de mosselzaadinvanglijnen, de oogstperiode en het insokken van de mosselen, deze verstoring is beperkt tot enkele uren per dag op een beperkt aantal dagen.

 

Geluidsverstoring
In aanvulling op visuele verstoring van dieren in de omgeving, door de beweging van vaartuigen en de aanwezigheid van mensen bij de MHC-systemen, kunnen de geluiden (inclusief trillingen) die door de kweekactiviteiten worden geproduceerd leiden tot verstoring. Deze geluiden bestaan zowel uit bovenwatergeluid als onderwatergeluid.

De activiteit behoeft geen geluidsapparatuur, anders dan voor communicatiedoeleinden.

Doordat bij het varen naar de systemen gebruik wordt gemaakt van bestaande vaarroutes, leidt het geluid dat door de scheepsmotoren wordt gemaakt bij het varen tussen de haven en de systemen niet tot een significante toename van geluid.

Significant negatieve effecten door geluidsverstoring zijn gezien het hierboven staande uitgesloten.

Conclusie

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten H1103 (Fint), H1351 (Bruinvis), H1364 (Grijze Zeehond) en H1365 (Gewone Zeehond) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 17 t/m 19).

 

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten (broedvogels en niet-broedvogels)

Verstoring van vogels

De mosselkweek kan leiden tot verstoring van broedende vogels. Het project bevindt zich echter op ruime afstand tussen de kweeklocatie en geschikt broedbiotoop waardoor kan worden uitgesloten dat de aanwezigheid van de systemen en de werkzaamheden leiden tot directe verstoring van broedende vogels (op het nest). Ook leidt de aanwezigheid van de installaties vanwege de sublitorale ligging niet tot een lokale afname van geschikt foerageergebied.

De aard van de werkzaamheden (beperkte geluidproductie, beperkte duur en zeer lokaal) leidt ook niet tot verstoring van vogels die op droogvallende platen foerageren. Dit komt ook omdat de afstand van de projectlocatie tot droge delen van slikken en platen meer dan 100 meter bedraagt.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen vogelrichtlijnsoorten is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 17 t/m 19).

 

2.3 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit, zelfstandig beschouwd, niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Voorts ben ik van mening dat in de PB, ten aanzien van mogelijke cumulatieve effecten met scheepvaart, zandsuppletie, (schelpdier-)visserijactiviteiten en schelpdierteelt een uitvoerige en afdoende analyse is uitgevoerd.

Uit de PB blijkt dat eventueel mogelijke resteffecten en cumulatie daarvan kunnen optreden met betrekking tot voedselbeschikbaarheid, verstoring en bodemberoering. Gezien de aangevraagde activiteit zowel in tijd als in ruimte zeer beperkt is, kunnen significant negatieve effecten door cumulatie met andere activiteiten worden uitgesloten.

Derhalve onderschrijf ik deze conclusie uit de PB.

 

2.4 Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Derhalve ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, met in achtneming van de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Voorschriften en beperkingen

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Visserijbedrijf Barbé B.V. of diens rechtsopvolger (hierna: vergunninghouder).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag. Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.

  7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding gedaan aan het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur of diens rechtsopvolger (hierna: het ministerie) over de aard en omvang van het incident, onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een relevant habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen).

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, dit wordt ter beoordeling ook aan het ministerie voorgelegd.

  9. Alle door of namens het ministerie te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning gericht aan het ministerie kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl, voorheen: wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De MHC's bevinden zich alleen in het sublitoraal en dienen te zijn gelegen binnen de in figuur 2 van de PB aangegeven rood gearceerde vlakken. De coördinaten van de hoekpunten van de vlakken zijn:

Locatie

Hoekpuntnummer

X

Y

Longitude

Latitude

Slaak 4

Punt 1

69774,2

407808,8

51,65262

4,15564

 

Punt 2

69963,0

407675,2

51,65145

4,15840

 

Punt 3

69915,6

407547,5

51,65030

4,15774

 

Punt 4

69730,8

407637,0

51,65107

4,15505

Slaak 6

Punt 1

70153,2

407545,0

51,65031

4,16118

 

Punt 2

70475,4

407325,7

51,64839

4,16588

 

Punt 3

70419,0

407220,6

51,64743

4,16510

 

Punt 4

70099,3

407423,1

51,64921

4,16043

  1. De lijnen worden op hun plaats gehouden met 28 ploegankers en behouden hun diepte door boeien die ongeveer op elke 3 meter zijn geplaatst. De boeien zijn van het type mussel floats series 200, voorgeschreven RAL kleur grijs (RAL-nummers 7035 of 7045).

  2. De diepte van de lijnen (lusdiepte) tussen de boeien varieert van 3 tot 4 meter en dienen ten allen tijde boven de bodem te blijven. Het laagtij in het Slaak kan afgaan tot -2,58 m NAP, waardoor de MHC systemen geplaatst dienen te worden bij een bodemdiepte van ten minste -6 meter NAP.

  3. Alle activiteiten dienen overdag bij daglicht (tussen zonsopkomst en zonsondergang) te worden uitgevoerd.

  4. Al geplaatste installaties mogen niet meer verplaatst worden, behalve bij volledige verwijdering.

  5. De vaarroute die wordt gebruikt loopt van de havens van Bruinisse of Yerseke, via de vaargeul ten westen van de percelen in het Slaak naar de projectlocaties.

  6. Om mechanische en geluidsverstoring op de projectlocatie te beperken worden de activiteiten zoveel mogelijk zonder draaiende motor uitgevoerd.

  7. Om verstoring van vogels te minimaliseren (zowel op droogvallende slikken als op hoogwatervluchtplaatsen) wordt bij grote groepen rustende vogels (vanaf ca. 50 exemplaren) rustig gestoomd.

  8. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

  9. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn; zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden.

  10. Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  11. De medewerkers aan boord van het vaartuig maken tijdens het varen en vissen gebruik van de vuilwatertank aan boord om verontreiniging als gevolg van lozingen op het oppervlaktewater te voorkomen.

  12. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet gemerkt zijn met visserijregistratietekens. Op deze manier is zwerfvuil afkomstig van dit project traceerbaar.

  13. (Invang)touwen die tekenen van slijtage vertonen dienen te worden vervangen.

  14. De gehele technische infrastructuur van de MHC, dient na afloop van de vergunning (indien deze niet wordt verlengd dan wel daarvoor geen nieuwe vergunning wordt verleend), te worden verwijderd.

  15. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MHC dient minimaal een maand van tevoren schriftelijk of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

Toezicht

  1. De vergunninghouders voeren een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouders geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd/geldigheid

  1. Deze vergunning is geldig van het moment van publiceren van het definitieve besluit tot en met uiterlijk 31 januari 2029.

Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

 

 

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

 

 

BIJLAGEN:

1. Passende Beoordeling Slaak 4 en 6_2024_2029;

2. AERIUS_projectberekening_kenmerk_Rfnj8GivzQqZ;

3. Aanvullingsverzoek Wnb-vergunningaanvraag MZI Slaak 4 en 6 in de Oosterschelde;

4. Verzoek wijzigen looptijd vergunning MZI Slaak 4 en 6.

BEROEP

Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan. Bent u geen belanghebbende? Dan kunt u in beroep gaan als u op tijd een zienswijze heeft doorgegeven. Verschilt het definitieve besluit inhoudelijk van het ontwerpbesluit? Dan kunt ook in beroep gaan als u geen belanghebbende bent en geen zienswijze heeft doorgegeven.

 

U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.

 

Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:

https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank

U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.

 

Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:

• uw naam en adres

• het besluit waartegen u in beroep gaat

• waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan

• wat de beslissing volgens u moet zijn

Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.

Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.

 

Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:

• het besluit waartegen u beroep instelt.

• eventuele documenten en foto's waarmee u uw standpunt onderbouwt.

PUBLICATIE BESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven