Nummer 24/39584/TB
Betreft [klager]
Datum 11 juli 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De (toenmalige) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 maart 2024 beslist dat aan klager de LFPZ-status wordt toegekend.
Klagers raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en aanvullingen daarop, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling toe te lichten. Nu de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.
Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing tot het toekennen van de LFPZ-status. De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) kent niet de mogelijkheid van beroep tegen een dergelijke beslissing. Wel staat beroep open tegen een beslissing van verweerder tot plaatsing in een LFPZ-voorziening, welke beslissing nog niet is genomen. Klager kan daarom niet in zijn beroep worden ontvangen.
Voor zover het beroep (ook) is gericht tegen het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LAP) van 9 januari 2024, kan klager evenmin in zijn beroep worden ontvangen, nu de LAP een onafhankelijke adviescommissie is en tegen een advies van de LAP ook geen beroep mogelijk is.
Klager kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij wel in zijn beroep ontvangen moet worden, omdat er blijkens navraag 39 personen op de wachtlijst staan voor plaatsing in de longstayvoorziening van de Pompestichting in Zeeland, waardoor het mogelijk nog ruim zes jaar duurt voordat klager geplaatst kan worden en hij in die tijd in strijd met artikel 6:2:16 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 2 en 16 van de Bvt geen actieve behandeling krijgt, waardoor volgens klager bovendien sprake is van detentie die schending van artikelen 3 en 5 van het EVRM oplevert.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken geen aanknopingspunten naar voren komen dat sprake zou zijn van schending van artikel 6:2:16 van het Wetboek van Strafvordering of van de artikelen 2 en 16 van de Bvt en evenmin dat sprake zou zijn van een met de artikelen 3 en 5 van het EVRM strijdig verblijf in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug waar klager thans verblijft.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze uitspraak is op 11 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en drs. U.A. Breedijk, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter