Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39464/GV, 10 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39464/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    10 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 januari 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof van 16 november 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen die beslissing. De beroepscommissie heeft dat beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (RSJ 5 juli 2023, 23/31870/GV). 

Verweerder heeft vervolgens op 10 juli 2023 klagers verzoek om kortdurend re integratieverlof opnieuw afgewezen. 

Klagers raadsman heeft namens klager beroep ingesteld die beslissing. De beroepscommissie heeft dat beroep opnieuw gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (RSJ 6 maart 2024, 23/34851/GV). 

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft verweerder op 7 maart 2024 beslist dat klager geen belang meer heeft bij toewijzing van dit kortdurend re-integratieverlof, omdat uit klagers caseload blijkt dat er ten aanzien van dit re-integratiedoel (de beroepscommissie begrijpt: het onderhouden en herstellen van familiebanden) op 7 februari 2024 al een positieve beslissing is afgegeven voor het genieten van driemaal kortdurend re-integratieverlof en eenmaal per maand langdurend re-integratieverlof.

Klagers raadsman heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
De beroepscommissie merkt op dat zij de beslissing van 7 maart 2023 aanmerkt als afwijzing van klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof van 16 november 2022.

De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing van 7 februari 2024, die verweerder in de bestreden beslissing noemt, ziet op nieuwe verzoeken van klager om kortdurend en langdurend re-integratieverlof, welke verloven in deze zaak geen onderwerp van geschil zijn. Hier komt bij dat voor het onderhouden en herstellen van familiebanden, gezien de aard van dit verlofdoel, meerdere keren re-integratieverlof kan worden verleend. Dat aan klager nadien verlof is verleend voor dit verlofdoel, maakt niet dat hij geen belang meer heeft bij een toewijzing van zijn eerdere verzoek (vergelijk onder meer RSJ 12 augustus 2022, 21/24964/GV). 

Nu verweerder aan de afwijzing van klagers verzoek geen andere gronden ten grondslag heeft gelegd, moet bij deze stand van zaken de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder voor de derde maal opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €30,-.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 10 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

  

Naar boven