Nummer 23/38206/GA
Betreft [klager]
Datum 13 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in de dagrapportages uit zijn inrichtingsdossier.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 22 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2023-1102). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S. Boersma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft gemotiveerd verzocht om inzage in de dagrapportages die onderdeel uitmaken van zijn inrichtingsdossier. Hij wenst inzage, omdat de informatie in deze dagrapportages van belang kan zijn voor toekomstige juridische stappen tegen zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) en tevens voor beslissingen over zijn detentieregime en zijn dagelijks leven in detentie. Zijn gedrag en woorden worden weleens onjuist geïnterpreteerd. Klager wil van de dagrapportages kennisnemen om waar nodig onjuistheden te kunnen (laten) corrigeren of aanvullen.
De dagrapportages worden besproken in het multidisciplinair overleg (MDO). De besprekingen in het MDO worden meegenomen in het Operationeel Overleg (OO) en kunnen dus van invloed zijn op het advies van het OO, de beslissingen van de selectiefunctionaris en een veelheid aan andere beslissingen. Daarmee zijn de dagrapportages van directe en indirecte invloed op het dagelijks leven van klager in de inrichting.
De directeur heeft niet uiteengezet waarom medewerkers niet meer bereid zullen zijn hun zorgen en vermoedens te uiten in de dagrapportages als klager daar inzage in krijgt. Klager heeft al in zijn verzoek om inzage voorgesteld de rapportages te anonimiseren. Het door de directeur gestelde risico is niet geconcretiseerd. Bovendien kleven aan onjuiste informatie in de dagrapportages ook risico’s. In de PI Leeuwarden heeft klager wel inzage gekregen in zijn dagrapportages.
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar zijn voor de beklagcommissie gevoerde verweer. Hij persisteert bij deze gronden en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om inzage in zijn dagrapportages. Dit verzoek is door de directeur afgewezen.
Wettelijk kader en jurisprudentie
Gelet op artikel 51b, tweede lid, van de Wjsg, heeft klager het recht om van de directeur inzage te krijgen in de door hem van klager aangelegde dossiers, in het bijzonder het penitentiair- en inrichtingsdossier. Aan het recht op inzage kan niet zonder meer het recht worden ontleend een afschrift of kopie te verkrijgen van het document of bestand waarin sprake is van de verwerking van de betreffende gegevens. (HvJEU 17 juli 2014, ECLI:EU:C:2014:2081, r.o. 58 en RSJ 29 augustus 2022, 21/21129/GA). Een effectief inzagerecht zal echter moeten inhouden het herkennen, begrijpen, controleren en – zo nodig – kunnen aanvechten van de gegevens (RSJ 23 augustus 2022, R-20/8686/GA).
In de beslissing van de directeur op het verzoek om inzage zal de directeur moeten laten blijken dat hij een concrete afweging heeft gemaakt (zie RSJ 19 juni 2023, 22/28923/GA). De directeur zal daarbij tevens rekening moeten houden met het belang van de rapportages voor (het functioneren) van de inrichting.
Aan de hand van de inrichtingsrapportages wordt een veelheid aan beslissingen genomen ten aanzien van gedetineerden. De enkele stelling dat in de gegevens die in het inrichtingsdossier zijn opgenomen, de namen van anderen worden vermeld, waaronder welk personeelslid wat heeft opgemerkt, kan geen reden vormen voor inperking van het inzagerecht. Dit is slechts anders indien door bekendmaking van deze gegevens de orde en veiligheid in de inrichting in het geding komt. Wel kan de directeur ter bescherming van de belangen van anderen namen hun anonimiseren (vergelijk RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA).
Op grond van 21, tweede lid, van de Wjsg, kan een verzoek om inzage op de in dit artikel genoemde gronden worden afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is.
Toepassing op deze zaak
De directeur verwijst in zijn verweerschrift van 12 oktober 2023 naar artikel 21, tweede lid, onder b (vermijding van nadelige gevolgen voor de tenuitvoerlegging van straffen) en d (bescherming van de rechten en vrijheden van derden). De directeur acht het niet wenselijk dat inzage in de dagrapportages wordt verleend en verwijst daarbij naar klagers GVM-status (‘Hoog’). Aan klager is deze status opgelegd vanwege het risico op ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf, risico op liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde, en ondermijning van het gezag van de directie en het personeel in de inrichting.
Volgens de directeur zullen medewerkers niet meer bereid zijn hun zorgen/vermoedens te uiten. Inzage kan volgens de directeur aanzienlijke risico’s met zich meebrengen voor zowel medewerkers als medegedetineerden. De directeur meent dat klagers belang, om zijn GVM-status en de opgelegde toezichtsmaatregelen beter te kunnen begrijpen en aan te vechten, niet prevaleert boven het belang van de inrichting tot het beschermen van de veiligheid van klager, medegedetineerden en de medewerkers van de inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat de door de directeur gegeven onderbouwing van de afwijzing van het inzageverzoek neerkomt op een categorale en algehele uitsluiting van inzage van de dagrapportages: inzage voor gedetineerden met de GVM-status ‘Hoog’ wordt in het geheel niet toegestaan. Zonder een verder op de persoon van de gedetineerde gerichte concrete afweging over de noodzaak en evenredigheid, is een dergelijke algehele beperking van het inzagerecht in strijd met artikel 51b, tweede lid, van de Wjsg de wet en overigens bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk.
De directeur is niet nagegaan of aan het belang van klager zijn persoonsgegevens in te zien ook voldaan kan worden door het inzagerecht gedeeltelijk te beperken, bijvoorbeeld door bepaalde gegevens te anonimiseren of delen van het dossier onleesbaar te maken. De beroepscommissie is overigens ambtshalve bekend met het feit dat in ten minste één andere inrichting inzage in de dagrapportages voor gedetineerden met een GVM-status ‘Hoog’ wel, met deze beperkingen, wordt toegestaan (vergelijk RSJ 13 november 2024, 23/37956/GA).
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Over de nieuwe beslissing
De beroepscommissie merkt over de door de directeur nieuw te nemen beslissing nog het volgende op. De Wjsg vereist niet dat een inzageverzoek gemotiveerd en schriftelijk wordt ingediend. Dit laat onverlet dat van klager verwacht mag worden dat hij zijn verzoek concretiseert met een opgave van de documenten waarvan hij inzage wenst. De beroepscommissie is opgevallen dat klager slechts een algemeen verzoek tot inzage van de dagrapportages heeft ingediend, zonder een nadere aanduiding van bijvoorbeeld de periode waarover hij de dagrapportages zou willen inzien of het onderwerp. Het verband dat klager legt met zijn GVM-status en de aan hem opgelegde toezichtmaatregelen suggereert dat elk onderwerp dat van invloed is op het dagelijks leven in detentie voor hem van belang is. Een dergelijk verzoek is te algemeen gesteld. De directeur kan van klager een nadere concretisering verlangen alvorens op het verzoek te beslissen.
Ten overvloede en met het doel hier meer duidelijkheid over te verschaffen, merkt de beroepscommissie op dat zij klagers belang inziet om de beslissingen die ten aanzien van hem omtrent zijn GVM-status zijn of worden genomen en de verklaringen, adviezen en rapportages die hieraan ten grondslag liggen ter discussie te stellen en te laten corrigeren. Het correctierecht van artikel 22 van de Wjsg is echter niet bedoeld om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee klager zich niet kan verenigen te corrigeren of te verwijderen. Het correctierecht kan slechts worden uitgeoefend voor zover het gaat om feitelijke gegevens. De juistheid van de vermeldingen kan in de daarvoor bestemde procedures aan de orde worden gesteld (vergelijk RSJ 31 januari 2024, 22/29758/GA).
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. De beroepscommissie vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 13 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter