Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34917/GA, 13 augustus 20204, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34917/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    13 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege fysieke agressie jegens een medegedetineerde en het inrichtingspersoneel, ingaande op 3 februari 2023.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 6 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (LW-2023-50). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager stelt primair dat de directeur in redelijkheid niet tot oplegging van de disciplinaire straf heeft kunnen komen, althans dat de oplegging van deze straf onvoldoende gemotiveerd is. 

Subsidiair stelt hij dat de disciplinaire straf te hoog was. Bij het eerste incident zou klager een kopstoot aan een medegedetineerde hebben uitgedeeld. Klager ontkent dit. De betreffende medegedetineerde wijst klager niet aan als dader. Voorts was er geen getuige aanwezig en bij klager is geen enkel letsel of markering op zijn voorhoofd waargenomen door een inrichtingsmedewerker. Het tweede incident hield in dat klager fysiek agressief zou zijn geweest jegens inrichtingspersoneel bij de aanzegging en overbrenging naar de strafcel. Klager is de Nederlandse taal niet machtig en daarom was het voor hem niet duidelijk waarom hij naar een strafcel werd overgebracht. De situatie was niet uit de hand gelopen als er in een voor klager begrijpelijke taal was gecommuniceerd. De directeur en de beklagcommissie zijn te makkelijk over zijn taalbarrière heengestapt en zijn taalbegrip wordt overschat. Klager verzoekt om hem te compenseren. 

Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar zijn in beklag ingediend verweerschrift van 14 februari 2023.  

 


3. De beoordeling
Klager heeft op 3 februari 2023 een disciplinaire straf opgelegd gekregen van veertien dagen opsluiting in een strafcel. De directeur heeft aan deze beslissing fysieke agressie tegen een medegedetineerde en het inrichtingspersoneel ten grondslag gelegd. 

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming de gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken. 
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan een disciplinaire straf worden opgelegd indien de gedetineerde verantwoordelijk kan worden gesteld voor het begane feit. 

De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager een medegedetineerde een kopstoot heeft gegeven, zoals de directeur stelt. Dit volgt niet uit de door de directeur overgelegde schriftelijke mededeling van 1 februari 2023. De directeur verwijst weliswaar naar een onderzoek, ingesteld naar aanleiding van dit (vermeende) incident, dat zou uitwijzen dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het toebrengen van het lichamelijk letsel aan een medegedetineerde, maar de directeur licht niet toe waaruit dit onderzoek heeft bestaan en op welke gronden de directeur tot zijn conclusie is gekomen. 

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken wel voldoende aannemelijk is geworden dat klager fysiek agressief is geweest tegen het inrichtingspersoneel. Klager betwist dit ook niet. Uit het schriftelijk verslag blijkt dat klager hevig weerstand heeft geboden en excessief geweld heeft gebruikt bij zijn overbrenging naar de strafcel. Zo heeft klager meteen nadat hem door het luikje van zijn cel werd verteld dat hij overgeplaatst zou worden een bak met warm eten gegooid tegen het vizier van de helm van de commandant van het Interne Bijstandsteam (IBT) die hem dat kwam vertellen. Bij het openen van de celdeur ging klager vol in verzet: hij heeft één IBT-lid tot twee keer toe gebeten, één IBT-lid vol op zijn vizier geslagen, bij één IBT-lid de helm afgetrokken, meerdere IBT-leden bespuugd, ‘‘als een bezetene om zich heen geschopt en geslagen om de IBT-leden te verwonden en bleef daarbij lachen en het inrichtingspersoneel bedreigen’’. 

Klager meent dat het incident niet zo uit de hand was gelopen als in een voor hem begrijpelijke taal met hem was gecommuniceerd. Voor zover klager meent dat hierin een rechtvaardigings¬grond moet worden gezien voor het door klager gebruikte verzet en geweld, volgt de beroepscommissie hem hierin niet. Voor klager had redelijkerwijs duidelijk moeten zijn wat er van hem werd verwacht. Dit blijkt overigens ook uit zijn gedrag omdat hij direct na de mededeling dat hij naar een strafcel zou worden overgebracht met eten ging gooien. 

De directeur heeft klager een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel. Dat niet aannemelijk is geworden dat klager een medegedetineerde een kopstoot heeft gegeven, maakt in dit geval niet dat de opgelegde straf disproportioneel is. Het buitensporige geweld van klager tegen het inrichtingspersoneel kan naar het oordeel van de beroepscommissie de opgelegde straf van veertien dagen strafcel in redelijkheid zelfstandig dragen.  

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. 


Deze uitspraak is op 13 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven