Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40149/TA, 26 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/40149/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. verlenging maatregel afzondering per 18 oktober 2023 (PV 2023/54);
b. verlenging maatregel afzondering per 15 november 2023 (PV 2023/77);
c. voortzetting maatregel plaatsing afdeling intensieve zorg per 23 april 2023 (PV 2023/86);
d. verlenging maatregel afzondering per 13 december 2023 (PV 2023/87);
e. verlenging maatregel afzondering per 10 januari 2024 (PV 2024/3);
f.  verlenging maatregel afzondering per 7 februari 2024 (PV 2024/20);
g. verlenging maatregel afzondering per 6 maart 2024 (PV 2024/22).

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 
12 april 2024 de klachten onder a., b., d., e., f. en g. ongegrond verklaard en het beklag onder c. formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. N. Heidanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en […], jurist, en […], zorgmanager, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 6 juni 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Mr. S. Prinsen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

De leden van de beroepscommissie, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, konden niet op de zitting aanwezig zijn, maar beslissen wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat op de zitting is besproken. De voorzitter heeft dit op de zitting meegedeeld. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Opnieuw zijn klagers klachten ten aanzien van de voortduring van de aan hem opgelegde afzonderingsmaatregel en plaatsing op de afdeling voor zeer intensieve specialistische zorg (ZISZ) ten onrechte ongegrond verklaard. Klager geeft geen enkele aanleiding om te vermoeden dat er nog ontsnappingsgevaar zou zijn. De situatie van klager is inmiddels zeer onredelijk en onbillijk te noemen. Klager doet enorm zijn best om te laten zien dat hij van goede wil is, geen slechte intenties heeft en daadwerkelijk is veranderd. Hij wordt depressief van machteloosheid, de ongefundeerde onmogelijkheden en het gebrek aan perspectief. Zijn laatste vluchtpoging dateert inmiddels van 2014. Ieder perspectief voor klager ontbreekt. In deze context wordt verwezen naar een uitspraak van de RSJ van 22 maart 2019, waarin is geoordeeld dat “de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel, gelet op de zeer lange duur daarvan, het sinds ruim twee jaar ontbreken van concrete aanwijzingen die duiden op een poging tot ontvluchting en de omstandigheid dat momenteel ieder perspectief voor klager ontbreekt, als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt”.
 
Wegens het schadelijke en ingrijpende karakter van afzondering en het verblijf op de ZISZ moet na een bepaalde periode de maatregel telkens opnieuw worden goedgekeurd. Hierachter ligt de gedachte dat het ingezette middel evenredig moet zijn aan de belangen van de verpleegde en concreet noodzakelijk. Momenteel is daarvan geen sprake. De voortzetting van de maatregelen lijkt daarnaast eerder op een routinebeslissing, gebaseerd op oude gegevens, dan dat daadwerkelijk wordt getoetst aan uitzichtloosheid, noodzakelijkheid en evenredigheid. Dit is terug te zien in de ‘knip-en-plakmotiveringen’. 
 
De motiveringen kunnen geenszins als ‘adequaat’, ‘deugdelijk’ of ‘voldoende’ worden beschouwd. Wellicht dat een enkele motivering op zichzelf deze indruk nog zou kunnen geven. Het beeld van het hoofd van de instelling van klager zit echter muurvast. In de motiveringen is duidelijk terug te zien dat klager het in de ogen van de instelling en de beklagcommissie gewoonweg niet beter kan doen. Zij houden te allen tijde vast aan de overtuiging dat klager slechts zo goed functioneert doordat hij in het huidige regime leeft. Hoe kan klager laten zien dat deze omstandigheden niet nodig zijn, als hij het nu al zo goed doet en dit blijkbaar niet voldoende is? Verzocht wordt dan ook het beroep zowel formeel als materieel gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Op de zitting heeft klager aanvullend naar voren gebracht dat hij inmiddels wekelijks een half uur contact kan hebben met een medeverpleegde en dat hij dat prettig vindt. Sinds vorig jaar is beetje bij beetje meer mogelijk na de komst van een nieuwe zorgmanager. Klager kan steeds meer berusten in zijn situatie en de wetenschap dat afdeling 2A een eindstation voor hem is. Hij wenst alleen niet in eenzaamheid te verblijven. Het betekent veel voor klager om te kunnen wandelen en praten met anderen. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar wat al in de beklagprocedure naar voren is gebracht. Op de zitting is nog aangevoerd dat de situatie van klager wekelijks wordt beoordeeld en wordt gekeken naar wat hem kan worden aangeboden. Klager heeft sinds kort wekelijks contact met een medeverpleegde, hij krijgt binnenkort een vogeltje op zijn kamer en er wordt gekeken naar uitbreiding van de mogelijkheden om televisie te kijken.
 
De overwegingen van de beroepscommissie in de uitspraak van 5 maart 2024 zijn ter harte genomen. In het kader van de vierjaarsrapportage heeft de instelling de Pro Justitia rapporteurs verzocht onderzoek te doen naar het vluchtgevaar, de bewerkbaarheid van klagers problematiek en de mogelijkheden van behandeling. In afwachting van de Pro Justitia rapportages is geen zorgconferentie aangevraagd. Het perspectief blijft onveranderd en somber. Het risico van een langdurige schijnaanpassing is nog steeds aan de orde. Alleen als de omgevingsfactoren veranderen, kan er sprake zijn van perspectief voor klager.  

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en wat op de zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard. 

Klager heeft een verleden waarin hij meerdere keren (tijdens de tenuitvoerlegging van een tbs maatregel) is ontvlucht of een poging daartoe heeft ondernomen. Na voorwaardelijke beëindiging van zijn eerste tbs maatregel pleegde klager op 7 september 2006 het indexdelict van zijn huidige tbs maatregel (verkrachting, vrijheidsberoving en doodslag op een 15 jarig meisje). Klager, aan wie de longstaystatus is toegekend, wordt sinds acht jaar afgezonderd waarvan de laatste vijf jaar op afdeling 2A van de huidige instelling, een afdeling voor intensieve zorg. 

In RSJ 5 maart 2024, 23/37405/TA, heeft de beroepscommissie overwogen dat de wens van klager om contact te hebben met medeverpleegden invoelbaar is, zeker gelet op de duur van zijn verblijf in afzondering. Ter beantwoording van de vraag in hoeverre klager enig perspectief kan worden geboden is het wenselijk dat het hoofd van de instelling de (on)mogelijkheden van een zorgconferentie, collegiaal overleg (al dan niet met expertise van buitenaf) of uitbreiding van het personeel in overweging neemt om toch enige uitbreiding van klagers vrijheden te onderzoeken. 

De beroepscommissie stelt vast dat klagers voortdurende verblijf in afzondering op de ZISZ continu wordt gemonitord en dat zijn vrijheden worden uitgebreid daar waar dat mogelijk en verantwoord is. De beperkingen die aan klager zijn opgelegd, zijn ingegeven door klagers problematiek in combinatie met zijn verleden en mede afhankelijk van de problematiek van de medeverpleegden van de afdeling waar maximaal zes terbeschikkinggestelden kunnen verblijven. Zoals de beroepscommissie al eerder heeft benadrukt zijn om die reden de veranderingen die het risicomanagement toelaat maar heel beperkt. 

De beroepscommissie is daarom van oordeel dat het hoofd van de instelling telkens in redelijkheid de maatregel van afzondering heeft kunnen verlengen en de maatregel van plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg heeft kunnen voortzetten. 

Het hoofd van de instelling heeft de overwegingen van de beroepscommissie van 5 maart 2024 ter harte genomen. Klager wordt sinds kort wekelijks de mogelijkheid geboden om een half uur contact te hebben met een medeverpleegde. Ook krijgt klager een vogeltje op zijn kamer en wordt onderzocht of klager meer televisie kan kijken. Verder is aan de Pro Justitia rapporteurs gevraagd om in het kader van de vierjaarsrapportage nader te onderzoeken in hoeverre klager enig perspectief kan worden geboden. 

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. 

 


Deze uitspraak is op 26 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven