Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37405/TA, 5 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37405/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de verlenging van de maatregel van afzondering per 3 mei 2023 (PV 2023/15);
b. de verlenging van de maatregel van afzondering per 31 mei 2023 (PV 2023/25);
c. de verlenging van de maatregel van afzondering per 28 juni 2023 (PV 2023/34);
d. de verlenging van de maatregel van afzondering per 20 september 2023 (PV 2023/44).

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op
14 november 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], jurist, en […], zorgmanager, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 9 februari 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Mr. S. Prinsen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het telkens verlengen van de afzonderingsmaatregel van klager is onjuist en onredelijk en pakt voor klager onnodig disproportioneel en onbillijk uit. Opnieuw zijn vier klaagschriften van klager door de beklagcommissie ten onrechte ongegrond verklaard. Inmiddels zit klager bijna acht jaar in afzondering, waarvan de laatste vijf jaar op de huidige afdeling in Vught. Klagers situatie is inmiddels veel urgenter en schrijnender dan de situatie waarin klager zich bevond, waarvan de beroepscommissie op 22 maart 2019 (R-18/1859/TA en R-18/1886/TA) heeft geoordeeld dat deze onredelijk en onbillijk was. Klager geeft geen enkele aanleiding om te vermoeden dat er nu nog ontsnappingsgevaar zou zijn en zit in een gevangenis in een gevangenis. Zijn laatste vluchtpoging dateert uit 2014. Ieder perspectief voor klager ontbreekt. Hij doet enorm zijn best om te laten zien dat hij van goede wil is, geen slechte intenties heeft en daadwerkelijk veranderd is. Hij wordt depressief van machteloosheid, de ongefundeerde onmogelijkheden en het gebrek aan perspectief. 
De autoriteiten moeten maatregelen nemen om de fysieke en mentale conditie van klager te waarborgen. Wegens het schadelijke en ingrijpende karakter van afzondering en het verblijf op een ZISZ-afdeling moet na een bepaalde periode de maatregel telkens opnieuw worden goedgekeurd. Hierachter ligt de gedachte dat het ingezette middel en de belangen van de verpleegde evenredig moeten zijn en ook concreet noodzakelijk. Momenteel is daarvan geen sprake. Wegens zijn toestand gaat zijn mentale conditie achteruit. Bij klager lijkt de goedkeuring daarnaast eerder op een routinebeslissing, gebaseerd op eerdere gegevens, dan dat er daadwerkelijk wordt getoetst op noodzakelijkheid en evenredigheid. Dit wordt sterk terug gezien in de ‘knip-en-plakmotiveringen’. Er moet sprake zijn van ‘een adequate schriftelijke motivering’, zo stelt de RSJ in RSJ R-20/8206/TA, 25 januari 2022. De motiveringen kunnen in deze zaken geenszins als ‘adequaat’, ‘deugdelijk’ of ‘voldoende’ worden beschouwd. Wellicht dat een enkele motivering op zichzelf deze indruk nog zou kunnen geven. Echter is sprake van een algemeen, muurvast beeld vanuit de instelling. In de motiveringen is duidelijk terug te zien dat klager het in de ogen van de instelling en de beklagcommissie gewoonweg niet beter kan doen, nu zij te allen tijde vasthouden aan de overtuiging dat hij slechts zo goed functioneert doordat hij in het huidige regime leeft. Hoe kan klager laten zien dat deze omstandigheden niet nodig zijn, als hij het nu al zo goed doet en dit blijkbaar niet voldoende is? De huidige situatie is voor klager, gezien het ontbreken van ieder contact met medeverpleegden, inhumaan, schrijnend en uitzichtloos. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Namens het hoofd van de instelling is verwezen naar wat al in de beklagprocedure aan de orde is gesteld. In aanvulling daarop is ter zitting naar voren gebracht dat de situatie van klager al geruime tijd onveranderd is. Klagers vrijheden worden stapsgewijs uitgebreid, maar binnen de beperkte mogelijkheden van de afdeling waar hij verblijft. Bij de andere verpleegden op de afdeling is sprake van een dermate kwetsbaarheid en problematiek dat zij geen van allen contact met andere verpleegden kunnen hebben. De aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel is geen vast gegeven, maar mede afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van zijn medeverpleegden op de afdeling. Klager wordt een voor ZISZ-begrippen zo uitgebreid mogelijk programma geboden. De instelling denkt continu na over activiteiten die klagers verblijf kunnen veraangenamen. In klagers huidige programma zit hij aan het maximumaantal uren aan vrijheden dat geboden kan worden. Om hem uitbreiding hiervan te kunnen bieden, zou er meer personeel aangetrokken moeten worden. Vanwege zijn LFPZ-status en benodigde risicomanagement kan klager enkel op de huidige afdeling verblijven. Klager is vriendelijk en coöperatief, maar eerder is sprake geweest van een langdurige schijnaanpassing en het veinzen van rugklachten. Met de komst van een nieuwe zorgmanager en een nieuwe behandelcoördinator in september 2023 is klagers situatie met frisse blik bekeken, maar zijn er geen aanwijzingen voor of mogelijkheden tot wijzigingen of nieuwe ontwikkelingen gezien. De kans op vluchtgevaar en recidive wordt als onveranderd hoog geacht gelet op klagers psychopathie. Ook is een behandeling gericht op de psychopathie van klager contra geïndiceerd, omdat dat bij klager averechts kan werken. Vanwege klagers LFPZ-status kan hij enkel op de huidige afdeling verblijven. De andere LFPZ-locatie in Zeeland is geen optie, daarvoor is het verschil tussen de afdelingen te groot. Tenzij er een nieuwe LFPZ-voorziening komt, blijft klagers perspectief onveranderd en somber.

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard. 

Klagers situatie – zijn voortdurende verblijf in afzondering op de ZISZ-afdeling – wordt continu gemonitord en uitgebreid daar waar het mogelijk en verantwoord is. De instelling heeft de stappen die tot uitbreiding en beperking van klagers vrijheden zijn gezet samen met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen voldoende gemotiveerd. De beperkingen die aan klager zijn opgelegd, zijn ingegeven door klagers problematiek in combinatie met zijn verleden en mede afhankelijk van de problematiek van de medeverpleegden op de afdeling. Daarom zijn de veranderingen die het risicomanagement toelaat maar heel beperkt. Wat door klager in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

De beroepscommissie overweegt ten overvloede dat de wens van klager om contact te hebben met medeverpleegden invoelbaar is, zeker gelet op de duur van zijn verblijf in afzondering. Ter beantwoording van de vraag in hoeverre klager enig perspectief zou kunnen worden geboden, acht de beroepscommissie het wenselijk dat het hoofd van de instelling de (on)mogelijkheden van een zorgconferentie, collegiaal overleg (al dan niet met expertise van buitenaf) of uitbreiding van het personeel in overweging neemt om toch enige uitbreiding van klagers vrijheden te onderzoeken.  

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. 

 


Deze uitspraak is op 5 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven