Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/38216/GA 21 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/38216/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    21 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 8 december 2023 om het verzenden van post aan […] te weigeren voor de duur van drie maanden.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 18 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2023-1405). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft alle recht om brieven te versturen. Justitie mag hem geen verbod opleggen tot het sturen van brieven. Iedereen heeft dezelfde rechten, gelet op artikel 1 van de Grondwet. 

Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling
Beoordelingskader 
Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur weigeren om bepaalde brieven of andere poststukken te verzenden of uit te reiken. In de memorie van toelichting staat hierover:

“Krachtens het voorgestelde vierde lid kan de directeur de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien zich één van de genoemd beperkingsgronden voordoet. Een dergelijke weigering kan dus alleen plaatsvinden nadat van de inhoud van de brief of het poststuk is kennisgenomen. Pas dan kan immers worden beoordeeld of de weigering noodzakelijk is met het oog op één van de hiervoor genoemde belangen.” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 57-58)

In RSJ 29 mei 2024, 22/28835/GA heeft de beroepscommissie het volgende overwogen. De toelichting op de wettekst is behulpzaam bij de interpretatie daarvan, maar de wettekst zelf is leidend. De conclusie in de toelichting dat ‘pas kan worden beoordeeld of weigering van een poststuk noodzakelijk is, wanneer van de inhoud is kennisgenomen’, gaat niet op in zaken
waarin contact met een specifiek persoon zonder meer ongewenst wordt bevonden. 

Tegen deze achtergrond moet ‘bepaalde’ (in de zin van ‘bepaalde brieven’) naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet zo worden opgevat dat de directeur altijd per poststuk een beslissing moet nemen. Wel dient de beslissing om poststukken te weigeren te worden gespecificeerd, te weten – in gevallen waarbij beoogd wordt contact met bepaalde personen te verhinderen – naar de geadresseerde of verzendende persoon en naar de periode waarvoor de weigering geldt. Die periode dient – naar analogie van artikel 38, derde lid, van de Pbw – naar het oordeel van de beroepscommissie in beginsel ten hoogste twaalf maanden te zijn. Op die manier kan een gedetineerde ten minste iedere twaalf maanden een rechtsmiddel aanwenden tegen de beslissing tot het weigeren om poststukken aan een bepaald persoon te verzenden of uit te reiken.

Beoordeling van dit beroep
De directeur heeft beslist dat, bij wijze van maatregel ingaande 8 december 2023 om 15:00 uur en eindigende 8 maart 2024 om 15:00 uur, zal worden geweigerd door klager aangeboden poststukken te verzenden naar […] en haar kinderen. Deze beslissing ontvangt klager op verzoek van het Openbaar Ministerie. 

De weigering van de directeur om poststukken van klager te verzenden is gespecificeerd naar periode en persoon. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet. 

De reden voor de beslissing van de directeur is dat bij de uitspraak op 21 november 2023 een contactverbod en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is verklaard en dat is gebleken dat klager de persoon ten aanzien van wie het contactverbod geldt, vanuit de inrichting nog steeds benadert en brieven schrijft. Gelet op de belangen die worden genoemd in artikel 36, vierde lid en onder d., van de Pbw, is de beslissing van de directeur om post aan de betreffende persoon niet te versturen niet onredelijk of onbillijk. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met wijziging van de gronden. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.


Deze uitspraak is op 21 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven