Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37794/GA, 21 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37794/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    21 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur) heeft een aan klager verleend kortdurend re-integratieverlof ingetrokken.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Dordrecht heeft op 29 november 2023 het beklag ongegrond verklaard (PD-2023-728). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Op 1 september 2023 is op klagers cel contrabande aangetroffen. Naar aanleiding hiervan is een disciplinaire straf opgelegd, inhoudende veertien dagen opsluiting in een strafcel. Pas op 4 september 2023 is aan klager een rapport aangezegd en naar aanleiding daarvan is klager gedegradeerd naar het basisprogramma. 

De directeur heeft de beslissing op een verkeerde wettelijke grond genomen. Artikel 18 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) ziet niet op een intrekking van kortdurend re-integratieverlof, maar op een verzoek om re-integratieverlof. Daarnaast is klager pas op 4 september 2023 gedegradeerd naar het basisprogramma. Het kortdurend re integratieverlof heeft op          2 september 2023 geen doorgang kunnen vinden. Dit verlof zou, volgens de brief van 5 september 2023, onder de omstandigheid van klagers degradatie zijn ingetrokken. Klager bevond zich op 2 september 2023 echter nog in het plusprogramma. De beslissing van de directeur is daarom in strijd met artikel 16 van de Regeling. 

Klager heeft op 1 september 2023 geen beslissing tot opschorting ontvangen. De beslissing tot opschorting lag in zijn eigen cel toen hij terugkwam uit de strafcel. 

Op grond van artikel 17 van de Regeling kan de directeur in verband met gewijzigde omstandigheden een reeds verleend re-integratieverlof intrekken. In de toelichting op deze bepaling staat dat in geval van gewijzigde omstandigheden acuut moet kunnen worden opgetreden. Klager heeft de schriftelijke beslissing van de directeur pas op 5 september 2023 ontvangen. Mede gezien het tijdsverloop bestond er op 2 september 202023 geen acute of dusdanig gewijzigde situatie waarop de intrekking gebaseerd kan worden. 

Indien de beroepscommissie van oordeel is dat er wel sprake is van een gewijzigde omstandigheid zoals bedoeld in artikel 17 van de Regeling, geldt dat het niet noodzakelijk was om klagers verlof volledig in te trekken. Klager had al in maart 2023 verzocht om kortdurend re-integratieverlof. Zijn verzoek is pas op 10 augustus 2023 toegewezen. Desondanks werd het verlof pas op 2 september 2023 ingepland. Er heeft een onnodige vertraging plaatsgevonden bij het beoordelen van klagers verzoek en het inplannen van het re integratieverlof. Er had ook volstaan kunnen worden met het verplaatsen van zijn re integratieverlof naar een, vooralsnog, onbekende datum. 

Klager wil zijn re-integratieproces goed doorlopen. Daar hoort het herstellen van familiebanden bij. Het kortdurend re-integratieverlof was daarvoor bedoeld. De beslissing van de directeur is in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 24.1 van de European Prison Rules en de Nelson Mandela Rules. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen standpunt in beroep kenbaar gemaakt. 

 

3. De beoordeling
Intrekken van het verlof
In verband met gewijzigde omstandigheden kan de directeur, op grond van artikel 17 van de Regeling, namens de minister een reeds verleend re-integratieverlof of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat bij gewijzigde omstandigheden acuut moet kunnen worden opgetreden. De medewerkers van de inrichting zijn het eerst op de hoogte van deze gewijzigde omstandigheden en daarom is aan de directeur de bevoegdheid toegekend om namens de minister handelend op te treden indien dit noodzakelijk is (Stcrt. 2021, 28357). 

Klager had op 2 september 2023 een kortdurend re-integratieverlof gepland staan. Uit de stukken blijkt dat in klagers cel op vrijdag 1 september 2023 contrabande is aangetroffen. Klager heeft blijkens de beschikking van de disciplinaire straf aangegeven dat de aangetroffen telefoon aan hem toebehoorde. De beroepscommissie is alleen al gelet daarop – dus los van het feit dat klager een aantal dagen later is gedegradeerd – van oordeel dat de directeur in redelijkheid het verleende kortdurende re-integratieverlof heeft kunnen en mogen intrekken (in plaats van naar een ander tijdstip verplaatsen of er nadere voorwaarden aan verbinden). 

Formele vereisten
Op grond van de artikelen 26, 57 en 58 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet de directeur klager horen voordat hij beslist over de beperking en de intrekking van verlof en moet die beslissing vervolgens op schrift worden gesteld en onverwijld aan klager worden uitgereikt. 

Uit de uitspraak van de beklagcommissie volgt dat de directeur ter zitting heeft verklaard dat hij op 1 september 2023 de beslissing tot opschorting van het kortdurend re integratieverlof heeft uitgereikt en dat de beslissing tot intrekking op 5 september 2023 aan klager is uitgereikt. Klager was niet aanwezig bij die zitting en in beroep stelt hij dat hij op 1 september 2023 geen beslissing tot opschorting heeft ontvangen. Hij stelt, onweersproken, dat de beslissing tot opschorting in zijn eigen cel lag toen hij terugkwam uit de strafcel. Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat de beslissing tot intrekking op schrift is gesteld en onverwijld aan klager is uitgereikt. 

Uit de stukken is daarnaast niet gebleken dat klager is gehoord. De directeur heeft niet te kennen gegeven dat sprake was van zodanige spoed dat horen niet mogelijk was, dan wel dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond, zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw. 

Conclusie
Gelet op het voorgaande kleven aan de beslissing tot intrekking van het kortdurend re integratieverlof formele gebreken. Het beroep en beklag zullen uitsluitend om deze reden gegrond worden verklaard. Nu de bestreden beslissing, buiten de formele gebreken, naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €7,50.  

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50. 

 


Deze uitspraak is op 21 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven