Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39802/TA, 11 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39802/TA

               

Betreft  [klager]

Datum  11 juni 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de frequentie van de urinecontroles.

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op

19 maart 2024 het beklag ongegrond verklaard (PZ 2023/61). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R. Polderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, bijgestaan door zijn raadsman en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 2 mei 2024.

Een van de leden van de beroepscommissie, drs. U.A. Breedijk, kon ter zitting niet aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat ter zitting is besproken. De voorzitter heeft dit op de zitting meegedeeld.

Namens het hoofd van de instelling is op 3 mei 2024 een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd. Deze is ter informatie doorgestuurd naar klager en zijn raadsman.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers beklag is ten onrechte ongegrond verklaard. De beklagcommissie heeft wederom laten zien dat zij geen oplossing weet voor de onjuistheid van het urinecontrolebeleid. De beklagcommissie heeft gekozen voor de meest veilige uitspraak, terwijl de zaak op papier al zeer duidelijk is. Medeverpleegden hebben ook last van de frequentie van urinecontroles.  Het aantal urinecontroles zou net als het behandelplan jaarlijks bekeken moeten worden. Wat wordt afgesproken over het aantal urinecontroles op jaarbasis, komt niet overeen met het daadwerkelijke aantal controles per jaar. Klagers controles waren allemaal negatief. Bij klager is geen sprake van drugsgebruik, ook niet tijdens het indexdelict. Klager heeft één keer softdrugs gebruikt en werd toen betrapt. Het behandelplan van een verpleegde waarin het aantal urinecontroles is afgesproken, dient leidend te zijn. Voor klager zijn de uitkomsten van het huidige systeem niet redelijk of billijk. Klager verzoekt dan ook zijn beroep gegrond te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het beklag richt zich tegen algemeen beleid. Klager had daarom niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Inhoudelijk stelt de instelling dat verpleegden steekproefsgewijs met behulp van een randomizer worden gecontroleerd. Per verpleegde wordt in dit systeem opgenomen wat in het behandelplan is afgesproken over de frequentie van de urinecontroles. Hierbij gelden twee regels: er mag niet vaker dan 1,5 keer de frequentie en niet vaker dan drie keer per week worden gecontroleerd. De eerste regel sluit een hogere frequentie niet uit en de tweede regel kan zorgen voor een lagere frequentie dan in het behandelplan is afgesproken. Er zijn verpleegden die minder vaak worden opgeroepen voor controle, maar er zijn ook verpleegden die vaker dan wat in het behandelplan is afgesproken worden gecontroleerd. De afwijking ligt vooralsnog gemiddeld iets boven de ingestelde frequentie. De standaardtekst hierover in het behandelplan zal worden aangepast om verpleegden meer duidelijkheid te geven. Dat bij klager de urinecontroles in 2023 na tien maanden handmatig zijn stopgezet, is een fout van het personeel. Normaal gesproken zal de frequentie van de urinecontroles zich over een langere periode van meer dan een jaar uitmiddelen, maar onder invloed van bepaalde variabelen kan zij iets hoger uitvallen.

 

3. De beoordeling

Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 23 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), nu artikel 24 van de Bvt, volgt dat tegen een opgelegde verplichting om urine af te staan voor de verpleegde beklag openstaat, wat in de vaste rechtspraak van de beroepscommissie is bevestigd. Klager is daarom terecht in zijn beklag ontvangen.

Uit de stukken volgt dat in klagers behandelplan van 24 augustus 2023 (en in een eerder behandelplan) over de frequentie van urinecontroles is opgenomen dat klager gemiddeld at random een keer per maand een urinecontrole ondergaat. Daarnaast kan klager op indicatie een urinecontrole opgelegd krijgen. Verder blijkt dat klager in de eerste tien maanden van 2023 veertien keer at random een urinecontrole aangezegd heeft gekregen. Daarna zijn de controles per oktober 2023 handmatig stopgezet. De veertien urinecontroles waren schoon. Klager heeft niet op indicatie een urinecontrole ondergaan.

De beroepscommissie kan net als de beklagcommissie geen oordeel geven over het door de instelling gehanteerde selectiesysteem, dat via een computer en op basis van willekeurige steekproeven (at random) de verpleegden voor een urinecontrole selecteert.

De te beantwoorden vraag is of in klagers situatie de uitkomst van dit systeem, gelet op alle omstandigheden van het geval, als disproportioneel dient te worden beschouwd.

Normaal gesproken is de frequentie van de controles over een langere periode (van meer dan een jaar) in overeenstemming met het behandelplan, zij het dat volgens het hoofd van de instelling de frequentie onder invloed van variabelen iets hoger kan uitvallen. Als er een significant verschil is tussen het aantal urinecontroles op basis van het at randomsysteem en het aantal controles volgens het behandelplan, wordt het geautomatiseerde selectiesysteem, zoals het hoofd van de instelling heeft benadrukt, aangepast.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat in klagers geval de frequentie van de controles over een langere periode (van meer dan een jaar) significant afwijkt van wat in het behandelplan is afgesproken. De omstandigheid dat klager in 2023 over de eerste tien maanden veertien keer is geselecteerd voor een urinecontrole, is daarvoor niet redengevend. Verder is niet gebleken van strijdigheid met de wet (meer in het bijzonder artikel 24 van de Bvt). De uitkomsten van het door de instelling gehanteerde selectiesysteem zijn in klagers geval niet als onredelijk of onbillijk dan wel, gelet op alle omstandigheden van het geval, als disproportioneel aan te merken. Het door de instelling gehanteerde systeem en het behandelplan kunnen naast elkaar bestaan.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 11 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven