Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39074/TA, 5 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39074/TA

              

Betreft  [klager]

Datum  5 juni 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel van 6 mei 2023.

De beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 24 januari 2024 het beklag ongegrond verklaard (OV2023/36). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft mr. S.N.M. Lousberg, waarnemer voor klagers raadsvrouw, en mr. L.F.W. van Zuijlen, raadsvrouw van het hoofd van de instelling, gehoord op de zitting van 14 mei 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid en afstand van horen gedaan.

Als secretaris van de beroepscommissie was mr. G.J.M. Ankersmit ter zitting aanwezig. […] was namens de instelling als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er was geen enkele grond om aan klager in het belang van de orde en veiligheid afzondering op te leggen. Klager heeft een andere lezing dan de instelling van wat er op 5 mei 2023 is gebeurd. Er is toen het een en ander met medepatiënt D. voorgevallen, waarbij woorden zijn gevallen, maar klager ontkent medepatiënt D. toen bij de keel te hebben gegrepen. Het was juist medepatiënt D. die klager telkens bedreigde en soms zelfs fysiek bejegende, zoals ook op 5 mei 2023. Klager erkent dat hij geen goede verstandhouding met medepatiënt D. had. Ze lagen elkaar gewoon niet goed, wat binnen de instelling bekend was omdat klager dit meerdere keren tegen zijn mentor heeft gezegd. Klager heeft echter nooit het conflict opgezocht. Zijn behandeling verliep voorspoedig en hij had zicht op doorplaatsing. Na ruim 8,5 jaar fysiek geweldloos verblijf in detentie en een kliniek is er voor klager dan ook geen enkele reden om plots over te gaan tot fysiek geweld.

Er is geen gedegen onderzoek naar het incident gedaan. De directie merkt op dat het opheffen van de maatregel afhankelijk is van het politieonderzoek. Een strafrechtelijk onderzoek kan echter jaren duren. Klager stelt zich op het standpunt dat de opgelegde afzonderingsmaatregel los staat van een eventueel strafrechtelijk onderzoek, omdat de instelling een zelfstandige onderzoeksplicht heeft en klager en twee getuigen had moeten horen alvorens over afzondering te beslissen, waaraan niet is voldaan.  Klager heeft meermalen te kennen gegeven dat twee getuigen bereid waren te verklaren dat klager in het geheel niet betrokken was, of kon zijn geweest, bij de beweerdelijke feiten waarvan medepatiënt D. hem beschuldigde. Klager kreeg steeds als antwoord dat hij dit maar bij de politie moest verklaren.

Het heeft door toedoen van de instelling ontzettend lang geduurd voordat klager door de politie is gehoord.  Door zelf contact met de politie op te nemen is klager erachter gekomen dat de politie op een seintje van de instelling wachtte wanneer klager eraan toe was om gehoord te worden.

De strafzaak tegen klager is blijkens bericht van de officier van justitie van 10 juli 2023 geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs. Opvallend is dat klager direct op 6 mei 2023 op maatregel is gezet maar de aangifte tegen hem pas op 10 mei is gedaan. Uit het verslag van de medische dienst blijkt in ieder geval dat de medische dienst op 5 mei 2023 concludeerde dat er geen letsel te zien was bij medepatiënt D. De instelling heeft alleen gekeken naar de verklaring van medepatiënt D. Verklaringen van de drie ‘verdachten’ werden niet opgenomen, zij zijn niet gehoord. En de verklaring van de medische dienst is niet meegenomen. Volgens de instelling zijn foto’s gemaakt van de rode striemen in de hals van D., maar die zijn niet overgelegd zodat uitgegaan moet worden van wat de medische dienst heeft opgeschreven.

Het niet horen van de getuigen is in strijd met de zorgplicht van de instelling, maar ook met artikelen 58 en 59d van de European Prison Rules en artikel 41, leden 1 en 5 van de Nelson Mandela Rules, internationale normen die gelden voor een ieder wiens vrijheid rechtens is ontnomen. Klager werd immers beschuldigd van een ernstig feit, wat goed onderzocht had moeten worden.

Klager heeft op 29 mei 2023 aangifte tegen de instelling gedaan van valsheid in geschrifte, ook in naar de RSJ gestuurde stukken (met name dat hij de zwakkere patiënten in de instelling onder druk zet, terugval in middelengebruik heeft en vanaf begin af aan agressief in de instelling is), wat door medewerkers is bevestigd in bij de politie afgelegde verklaringen.

Klager heeft door de aangifte tegen hem ernstige schade opgelopen. Hij is niet alleen onrechtmatig in afzondering geplaatst, maar heeft ook ernstige vertragingen in zijn uitstroom opgelopen door het van rechtswege vervallen van de machtiging transmuraal verlof. Na de afzondering en de sepotbeslissing van het openbaar ministerie moest het verlof opnieuw worden aangevraagd en opgebouwd. Klager is overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel. Klagers tbs is vervolgens met twee jaar verlengd. Vóór het incident van 5 mei had de instelling tot een verlenging met een jaar geadviseerd. Verder heeft klager financiële schade geleden door de aangifte en de daarmee samenhangende overplaatsing.

Klager is op 5 mei 2023 de maatregel van afzondering op de eigen kamer opgelegd (afdeling Kogge) en op 6 mei de afzonderingsmaatregel in een afzonderingskamer (afdeling Kieviet), terwijl dat niet noodzakelijk was en in strijd is met artikel 60.5 van de European Prison Rules, waarin staat dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden afzondering in een cel of ruimte mag plaatsvinden. Klager heeft enkel zijn frustratie geuit over de afzonderingsmaatregel van 5 mei.

Klager heeft van meet af aan aangegeven dat de situatie anders lag en dat hij niet fysiek is geweest. Hij voelt zich heel erg oneerlijk behandeld.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Verwezen wordt naar het verweer in de beklagprocedure. In aanvulling daarop is door de raadsvrouw van de instelling een pleitnota voorgelezen. In de kern is daarin het volgende naar voren gebracht.

De toedracht van het (gewelds)incident van 5 mei 2023 was op dat moment onduidelijk omdat het incident op de kamer van het slachtoffer medepatiënt D. zou hebben plaatsgevonden en niet door personeel is gezien. Wel bekend was dat meerdere patiënten het verhaal van het slachtoffer en de betrokkenheid van klager en twee medepatiënten hebben bevestigd en de hals van het slachtoffer na 15.00 uur op 5 mei 2023 rode striemen vertoonde waarvan foto’s zijn gemaakt. Ook was bekend dat het zowel de avond als de ochtend voor het incident al onrustig was en klager daarin een aandeel had. Hierdoor waren de orde en veiligheid in de instelling verstoord en zijn klager en de twee medeverdachten in afwachting van de komst van de directie bij wijze van voorzorgsmaatregel afgezonderd in de eigen kamers, waarna zij alle drie door de directie zijn gehoord. Gelet op de ernst van hetgeen rond het incident was gesteld en bevestigd, is in overleg met de coördinator van de recherche tot verdere afzondering overgegaan, omdat de recherche op dat moment nog niet kon handelen. Bij de vervolgens op 8 mei 2023 gedane aangifte bleek niet het juiste aangifteformulier te zijn gebruikt, waarna na ontvangst van het juiste formulier op 10 mei 2023 aangifte is gedaan. De politie beoordeelde de kwestie als geen spoedzaak, heeft eerst alle getuigen gehoord en als laatste de verdachte(n). Het is gebruikelijk en ook wenselijk dat, als politie en justitie betrokken zijn, zij het onderzoek verrichten en de verschillende partijen horen, zodat de instelling dat onderzoek niet met een eigen onderzoek kan frustreren of doorkruisen. Ook het tijdens onderzoek van de politie opheffen van de afzonderingsmaatregel zou mogelijk dat onderzoek kunnen frustreren, gelet op het risico dat patiënten elkaar onderling en het onderzoek kunnen beïnvloeden.

Het was daarom strikt noodzakelijk om klager af te zonderen en de afzondering te laten voortduren totdat klager door de politie was gehoord op 29 mei 2023. De volgende dag is klager overgeplaatst naar een andere instelling.

De instelling acht het spijtig dat klager meent dat hij daardoor ernstige schade heeft opgelopen, maar is van mening zorgvuldig te hebben gehandeld.

Indien er geen bewezenverklaring zou volgen van het incident dat heeft plaatsgevonden, zou het geen verdere gevolgen hebben voor het (verdere) behandel- en resocialisatietraject van klager in een andere instelling.

 

3. De beoordeling

Klager heeft van meet af aan ontkend medepatiënt D. op 5 mei 2023 in diens kamer naar de keel te hebben gegrepen en voelt zich door de afzonderingsmaatregel niet gehoord en heel oneerlijk behandeld. De beroepscommissie is op grond van de stukken en wat ter zitting is besproken van oordeel dat de instelling de verklaringen van medepatiënt D. en de bevestiging van medepatiënten daarvan over het incident van 5 mei 2023 en klagers rol daarbij echter serieus heeft mogen en zelfs heeft moeten nemen en klager (en ook de twee medeverdachten) in het belang van de veiligheid van personen en van de orde en veiligheid in de instelling in redelijkheid heeft kunnen afzonderen. Ook heeft het hoofd van de instelling deze afzondering in redelijkheid tot 30 mei 2023 mogen laten voortduren in het kader van de gedane aangifte van verdenking van het door klager plegen van een strafbaar feit jegens medepatiënt D. en het daarop gevolgde politieonderzoek. De beroepscommissie acht het niet onredelijk of in strijd met enige wet- of regelgeving dat hangende dat politieonderzoek door de instelling is besloten zelf geen nader onderzoek te doen en de afzondering te laten voortduren om het onderzoek van de politie niet te doorkruisen of te frustreren gelet op het risico dat patiënten elkaar onderling en het onderzoek zouden kunnen beïnvloeden. Anders dan door klager gesteld, is er naar het oordeel van de beroepscommissie geen lang tijdsverloop tussen het incident van 5 mei 2023, de aangifte tegen klager op 10 mei 2023 en het horen van klager door de politie op 29 mei 2023.

De omstandigheden dat de verklaringen bij de politie van klager en twee beweerde getuigen, medepatiënt D. en verscheidene andere medepatiënten en personeelsleden over het incident van 5 mei 2023 en klagers betrokkenheid daarbij niet eensluidend zijn en de strafzaak tegen klager blijkens bericht van de officier van justitie van 10 juli 2023 is geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs, maken niet dat er op 6 mei 2023 voor het hoofd van de instelling geen wettelijke grondslag was om aan klager een afzonderingsmaatregel op te leggen op basis van wat op dat moment bekend was op grond waarvan het vermoeden bestond dat hij betrokken was bij een geweldsincident jegens medepatiënt D.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 5 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven