Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39201/GB, 7 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/39201/GB

       

Betreft  [klager]

Datum  7 juni 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 19 februari 2024 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst te worden overgeplaatst, omdat het voor zijn partner en zijn minderjarige zoon onmogelijk is om samen op bezoek te komen. Klagers partner heeft geen rijbewijs en is om die reden aangewezen op het openbaar vervoer. Daarnaast is de minderjarige zoon van klager leerplichtig en zit hij tot 14:30 uur op school. Op vrijdag eindigt de schooldag om 12:00 uur. Een enkele reis vanaf het woonadres naar de PI Alphen te Alphen aan den Rijn kost twee uur en vijfentwintig minuten. De bezoektijden van klager zijn op maandag, woensdag en vrijdag van 08:00 uur tot 11:30 uur en op dinsdag en donderdag van 13:00 uur tot 16:30 uur. Hoewel op woensdag de bijna tweeënhalf uur durende reis gemaakt zou kunnen worden, is klager op die dag geblokt voor bezoek. Nog daargelaten dat het onwenselijk is om een minderjarige van net zeven jaar oud ruim vijf uur te laten reizen voor een uur bezoek. Dit is fysiek en mentaal slopend en uitputtend. Naar de PI Grave bedraagt de reistijd ‘slechts’ vijfenveertig minuten met het openbaar vervoer.

Inmiddels heeft klager zijn zoon al ruim drieënhalve maand niet gezien en dit valt zowel klager als zijn zoon zwaar. Klager kan zijn recht op ‘family life’, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), nu niet uitoefenen. Klagers zoon lijdt hier ook behoorlijk onder, wat waarneembaar is op school. Het enkele feit dat klager een enkele keer bezoek heeft ontvangen, doet aan het voorgaande niets af. Het gaat immers met name om klagers minderjarige zoon en van dat bezoek is klager verstoken. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd.

Standpunt van verweerder

Klager wordt vervolgd door het arrondissementsparket Den Haag en verblijft, gelet daarop, in de juiste inrichting. Klager kan in de PI Alphen bezoek ontvangen en bellen naar familieleden. Daarom is geen sprake van een schending van artikel 8 van het EVRM. Hoewel er begrip is voor het feit dat reizen met een klein kind omslachtig kan zijn, is dit niet onmogelijk. Navraag bij de inrichting heeft uitgewezen dat klager in de inrichting bezoek heeft ontvangen. Klager kan wellicht een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting bij de directeur indienen, voor de niet tot reizen in staat zijnde familieleden.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Grave, omdat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn minderjarige zoon. Gelet op de reistijd, kosten en de schooltijden is dit nu niet mogelijk.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Den Haag. De PI Alphen ligt in dit arrondissement, terwijl de PI Grave in een ander arrondissement ligt. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet in dat geval sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klager (alsnog) moet overplaatsen.

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager in de inrichting meerdere malen bezoek heeft ontvangen. Hij heeft echter geen bezoek ontvangen van zijn zoon. Dit is door verweerder ook niet betwist. Het verstoken zijn van bezoek van zijn zoon ligt ten grondslag aan het overplaatsingsverzoek.

Klager heeft in beroep een overzicht van zijn bezoektijden overgelegd. Daarnaast heeft hij benoemd wat de schooltijden van zijn zoon zijn. Op grond hiervan stelt de beroepscommissie vast dat het, gelet op de forse reistijd van de woonplaats van klagers zoon naar de PI Alphen, niet mogelijk is om klager te bezoeken zonder daarbij meerdere schooluren te missen. Hoewel het ook bij een overplaatsing naar de PI Grave onvermijdelijk lijkt dat klagers zoon schooluren zal missen, wordt de reistijd een stuk korter, zodat ook minder schooluren hoeven te worden gemist. Dit lijkt, gelet op de overgelegde brief van de intern begeleider van klagers zoon op de basisschool, zeer wenselijk.  De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder onvoldoende acht geslagen op de door klager overgelegde informatie en de belangen van klagers zoon.

Voor zover verweerder wijst op de mogelijkheid tot omgekeerd bezoek, merkt de beroepscommissie op dat dit veel vergt van het justitieel apparaat en dat de wettelijke mogelijkheid daartoe hier niet primair voor is bedoeld. Het valt daarom niet in te zien waarom dit alternatief minder bezwaarlijk is dan klagers overplaatsing naar de PI Grave, ook al betekent dat dat klager niet meer conform de Regeling geplaatst zal zijn.

Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 7 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven