Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38561/GA, 12 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38561/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    12 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 7 september 2023 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 15 januari 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €45,- (VU 2023-1609). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft op de zitting van 5 april 2024 in de PI Vught de behandeling van het beroep aangehouden om klager, die bijstand van zijn raadsman verlangde maar van wie hij de gegevens niet wist, in de gelegenheid te stellen binnen twee weken zijn raadsman of een andere advocaat te benaderen voor bijstand in dezen en diens gegevens door te geven aan de RSJ. 
 
Eerst op 23 mei 2024 heeft mr. S.A.C. de Ridder, kantoorgenoot van mr. M.A. Prins die klager in beklag zou hebben bijgestaan (dit blijkt niet uit het dossier), zich namens klager gesteld. In haar stelbericht heeft zij verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep op de zitting van 24 mei 2024, omdat zij verhinderd is. Dit verzoek is bij e-mail van 23 mei 2024 afgewezen door de voorzitter van de beroepscommissie, omdat klager ruimschoots de mogelijkheid heeft gehad om een advocaat in de arm te nemen en de behandeling van het beroep eerder al is aangehouden. 

De beroepscommissie heeft twee juridisch medewerkers bij de PI Vught en klager – met bijstand van een telefonische tolk Pools – gehoord op de zitting van 24 mei 2024 in de PI Vught. Klagers raadsvrouw is met bericht van verhindering niet verschenen. 

Mr. R.A.J. van Kamp, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager laat in zijn totaliteit onvoldoende inzet zien voor een goede re-integratie, wat maakt dat een verblijf in het plusprogramma niet passend is. Klager werkt niet voortvarend genoeg op de werkzaal. Daarbij is klager in de zes weken voorafgaand aan het multidisciplinair overleg (MDO) één keer van de arbeid weggestuurd vanwege werkweigering en heeft er een incident plaatsgevonden waarbij klager een arbeidsmedewerker heeft uitgescholden. In dat kader wordt ook verwezen naar een in beroep overgelegde rapportage dat op dit  incident ziet. Vanuit de afdeling arbeid is vanwege het voorgaande negatief geadviseerd inzake een eventuele promotie van klager naar het plusprogramma. Naast het verrichten van arbeid is het volgen van onderwijs een activiteit waar gedetineerden met name inzet kunnen tonen voor een goede re-integratie. Er zijn hiervoor veel mogelijkheden binnen het onderwijs, maar ook op dit vlak heeft klager geen inzet laten zien. Hij zou zich hebben opgegeven voor het volgen van Nederlandse les, maar ten tijde van het MDO was daarvan (nog) geen sprake.

In de uitspraak van de beklagcommissie wordt de suggestie gewekt dat klagers gedrag of woorden door zijn taalbarrière anders geïnterpreteerd zouden worden. Op de verblijfsafdeling is echter regelmatig met hem in gesprek gegaan met behulp van een tolk. Klager is wel degelijk op de hoogte van welk gedrag wel en welk gedrag niet gewenst is. Precies dit volgt ook uit een in beroep overgelegde rapportage van de afdeling sport.

Standpunt van klager
Klager persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt en heeft daaraan toegevoegd dat hij de aan hem toegekende tegemoetkoming veel te laag acht. 

 

3. De beoordeling
Regelgeving en beoordelingskader
Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) beslist de directeur over een promotie en degradatie van een gedetineerde. De directeur beoordeelt het gedrag van een gedetineerde op basis van Bijlage 1 van de Regeling. Indien een gedetineerde die in het basisprogramma verblijft gedurende een periode van minimaal zes weken het gewenste gedrag laat zien, zoals beschreven in de categorie ‘Re-integratie/resocialisatie’ en de categorie ‘Verblijf en leefbaarheid’ van Bijlage 1, kan de directeur beslissen tot een promotie naar het plusprogramma. 

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur bij de beoordeling van het gedrag een belangenafweging te maken. Dit betekent dat de directeur niet alleen de feiten en omstandigheden van het (incidentele) ongewenste gedrag, maar ook het structurele gedrag van de gedetineerde (waaronder alle onderdelen van gewenst gedrag) dient mee te nemen in zijn afweging. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, deugdelijk en inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd. Nadere informatie of afwegingen kunnen echter ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure (zie RSJ 1 mei 2023, 22/25615/GA en 22/25618/GA). 

Overwegingen van de beroepscommissie
In de beslissing tot niet promoveren is als ongewenst gedrag genoemd dat klager niet goed meewerkt aan de arbeid en zich (nog) niet heeft opgegeven voor het volgen van Nederlandse les. Als gewenst gedrag wordt genoemd dat klager meewerkt aan het opstellen van het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan), het D&R-plan uitvoert, meewerkt aan het dagprogramma, zich houdt aan de (huis)regels, geen alcohol of drugs gebruikt en meewerkt aan urinecontroles.

Hoewel in de beslissing tot niet promoveren de time-out naar aanleiding van het respectloos benaderen en meerdere malen uitschelden van een personeelslid van de afdeling arbeid niet expliciet staat vermeld, heeft de directeur gelet op de in beroep beschikbare stukken kunnen beslissen om klager niet te promoveren naar het plusprogramma. Uit die stukken volgt dat klager op de arbeid niet voortvarend te werk gaat, één keer is weggestuurd vanwege werkweigering en voornoemde time-out heeft gekregen. De directeur heeft dit kunnen duiden als het niet afdoende meewerken van klager aan de arbeid, zoals genoemd in de bestreden beslissing. Dit laat overigens onverlet dat het in dit geval wenselijker was geweest om dergelijke informatie direct op te nemen in de beslissing tot niet promoveren en/of om de voor die beslissing relevante stukken in de beklagprocedure te overleggen. Nu is pas in beroep een en ander duidelijk geworden. Anders dan de beklagcommissie, overweegt de beroepscommissie dat de omstandigheid dat klager de Nederlandse taal niet (goed) machtig is, klagers gedrag onvoldoende kan verklaren en evenmin kan rechtvaardigen. Op basis van de stukken en de namens de directeur gegeven toelichting is voldoende duidelijk geworden dat klager weet welk gedrag van hem wordt verwacht, ook op de arbeid. 

De directeur heeft het ongewenste gedrag van klager afgezet tegen het door klager getoonde (gewenste) structurele gedrag. Op grond daarvan is geconcludeerd dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging, waarbij zwaarder gewicht kon worden toegekend aan het ongewenste gedrag van klager op de arbeid, en dat de beslissing tot niet promoveren, gelet op dat gedrag, niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. 

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 12 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven