Nummer 24/40056/GV
Betreft [klager]
Datum 5 juni 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 april 2024 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. P.T.P. van der Made, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken, waaronder een brief van klager van 28 mei 2024.
2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klager is sinds 16 mei 2023 gedetineerd. Hij ondergaat op dit moment de aan hem opgelegde maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD-maatregel). Daarnaast dient hij nog gevangenisstraffen te ondergaan voor de duur van zeven maanden. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 20 maart 2026.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat bij hem longkanker is geconstateerd en hij zijn behandeling in zijn thuisomgeving wenst te ondergaan. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat niet gebleken is van een noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking.
Strafonderbreking is geregeld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, maar vindt haar grondslag in artikel 6:2:4 van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van het eerste lid van dat artikel kan verweerder in uitzonderlijke gevallen op verzoek van betrokkene, het Openbaar Ministerie of ambtshalve de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf tijdelijk onderbreken. Deze onderbreking duurt niet langer dan noodzakelijk.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder r, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt onder ‘vrijheidsstraf’ verstaan: de gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. Op grond van artikel 1, aanhef en onder s, van de Pbw wordt de ISD-maatregel aangemerkt als een vrijheidsbenemende maatregel.
Klager ondergaat op dit moment de ISD-maatregel. Dat betekent dat hij op dit moment geen vrijheidsstraf ondergaat. Nu de wet geen mogelijkheid kent om klager strafonderbreking te verlenen, is de bestreden beslissing, zij het op andere gronden, juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 5 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter