Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37255/GM, 23 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37255/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 mei 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. N.A.H. Limbourg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hem de noodzakelijke zorg met betrekking tot zijn defecte hoortoestel te lang is onthouden. 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 23 april 2024.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft sinds mei 2023 aangegeven dat hij bij het dragen van zijn gehoorapparaat oorontstekingen ontwikkelt en dat zijn gehoorapparaat door een audicien moet worden gerepareerd. Klager is slechthorend en ondervindt hierdoor dagelijks veel problemen. De huisarts heeft klager doorverwezen naar een KNO-arts voor nader onderzoek. Wegens administratieve problemen heeft het inplannen van deze afspraak onnodig lang op zich laten wachten. De medische dienst ging uit van een verkeerde einddatum van klagers detentie en door personeelstekort bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) is de afspraak meer dan eens uitgesteld. Klager is hierdoor pas op 11 oktober 2023 door een KNO arts gezien. Deze KNO-arts heeft hem vervolgens naar de audicien doorverwezen voor een nieuw gehoorapparaat. Klager had al meerdere malen bij de medische dienst aangegeven dat dit moest gebeuren. Een afspraak met de audicien heeft nog steeds niet plaatsgevonden. De medische dienst onthoudt klager al zes maanden de voor hem zeer noodzakelijke zorg. Door het handelen van de medische dienst heeft klager nog altijd geen goed werkend gehoorapparaat, hoort hij slecht en heeft hij regelmatig een oorontsteking. De inrichtingsarts heeft gehandeld in strijd met artikel 71f, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), artikel 10 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en de internationale normen die gelden voor de rechten van gedetineerden in het kader van medische zorg.

Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Aanvankelijk heeft een verpleegkundige gezegd dat klager een te kort strafrestant had om iets aan zijn gehoorapparaat te doen. Dit bleek toch niet zo te zijn. Het strafrestant was niet duidelijk in het systeem verwerkt. Daarom waren er volgens het vademecum (medische richtlijnen tijdens detentie) wel degelijk mogelijkheden voor reparatie dan wel vervanging van het gehoorapparaat. 
Om een goed beeld te krijgen van het beloop met betrekking tot klagers gehoorapparaat heeft het plaatsvervangend hoofd zorg de tijdlijn in kaart gebracht. Op 10 augustus 2022 heeft klager in de PI een nieuw gehoorapparaat gekregen. Op 8 december 2022 is deze in verband met een defect ter reparatie aangeboden. Op 22 december 2022 heeft klager een nieuw toestel ontvangen omdat het oude onherstelbaar was beschadigd (volgens de audicien omdat er slecht mee is omgegaan). Op 25 april 2023 is een set nieuwe batterijen geleverd. Op 15 mei 2023 had klager een afspraak bij de arts vanwege een mogelijke oorontsteking maar is hij zijn afspraak niet nagekomen. Op 29 mei 2023 is er contact met de audicien geweest over het nog steeds niet goed functioneren van het gehoorapparaat maar zijn er nog geen vervolgafspraken gemaakt. Op 31 mei 2023 is klager bij de huisarts geweest omdat zijn oor ontstoken raakte als hij zijn gehoortoestel in had. Het toestel irriteerde. De huisarts heeft klager doorverwezen naar de KNO-arts voor verder onderzoek. Aanvankelijk stond deze afspraak voor 31 augustus 2023 gepland maar de DV&O heeft de afspraak verzet.
Op 4 augustus 2023 is een audicien binnen geweest om het hoortoestel te repareren.

Het plaatsvervangend hoofd zorg heeft met klager gesproken over het invoeren van een borsteltje voor zijn gehoorapparaat. Uit klagers verhaal bleek dat hij eigenlijk een nieuw apparaat nodig had en dat dit besteld moest worden. Bij het dragen van het gehoorapparaat is geconstateerd dat klager steeds weer een oorontsteking ontwikkelde. Daarvoor is klager door de huisarts gezien, die hem eerst heeft doorverwezen naar de KNO arts voor verder onderzoek naar de oorontstekingen. Het plaatsvervangend hoofd zorg heeft het beleid aan klager uitgelegd. Hij vond het plan onzin. Het zou zo te lang duren voordat hij werd geholpen. Het klopt inderdaad dat er bij de zorg aan klager vertraging is ontstaan. Daarbij heeft het verzetten van een afspraak door DV&O een rol gespeeld. 

 

3. De beoordeling
Op basis van de stukken, waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting, kan worden vastgesteld dat klager, die kampt met aangeboren slechthorendheid, vanaf begin mei 2023 heeft te kennen gegeven dat hij een oorontsteking had en een afspraak wilde met een audicien. Op 31 mei 2023 heeft de inrichtingsarts klager gezien en hem doorverwezen naar de audicien en de KNO-arts voor nader onderzoek vanwege terugkerende oorontstekingen. Op 1 juni 2023 is deze verwijzing geannuleerd omdat de medische dienst ten onrechte meende dat de resterende detentieduur daarvoor te kort was. Op 6 juni 2023 bleek dat er sprake was van een vergissing en dat het strafrestant lang genoeg was voor verder onderzoek en een bezoek aan de KNO arts en de audicien. Op 21 juni 2023 is klager doorverwezen en op 4 augustus 2023 is een reparatie uitgevoerd aan het gehoorapparaat, waarmee het probleem echter niet was verholpen. Klager wilde een nieuw gehoorapparaat en geen verwijzing naar de KNO-arts. Uiteindelijk is klager op 11 oktober 2023 door de KNO-arts gezien, nadat deze afspraak eerst was verplaatst. De KNO arts heeft klager vervolgens verwezen naar de audicien voor een nieuw gehoorapparaat. 

Dat de inrichtingsarts klager eerst naar de KNO-arts heeft verwezen acht de beroepscommissie gelet op de oorontstekingen op zichzelf niet onzorgvuldig. Niet valt echter in te zien waarom het tot 11 oktober 2023 heeft moeten duren voordat klager, die vanaf begin mei 2023 zijn klachten aan de medische dienst heeft gemeld, bij de KNO arts terecht kon. De medische dienst heeft erkend dat klager te lang op hulp heeft moeten wachten. Een week nadat de eerste verwijzing was geannuleerd, was duidelijk wat de juiste einddatum van klagers straf was. Een nieuwe verwijzing had dan ook voortvarender in gang kunnen worden gezet. Het gehoorapparaat werkte niet goed wat een serieus probleem voor klager vormde. Doordat klager nu tot na de afspraak bij de KNO-arts op de audicien en een nieuw gehoorapparaat heeft moeten wachten, heeft klager onnodig lang (extra) klachten ondervonden. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts al met al onvoldoende voortvarend en adequaat heeft gehandeld. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-. 


Deze uitspraak is op 23 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven