Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39245/GA, 11 juli 2024, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39245/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    11 juli 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen: 
a.    de maatregelen die hem op 4 oktober 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk               risico (GVM-maatregelen) (PD 2023 721);
b.    het feit dat hij gelijktijdig met medegedetineerden bezoek moet ontvangen (PD-2023-807);
c.    de GVM-maatregelen die hem op 7 november 2023 zijn opgelegd (PD-2023-857).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 21 februari 2024 beklag a. en beklag c. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en mr. E. van der Rakt, waarnemend raadsvrouw, gehoord op de zitting van 7 mei 2024 in het Justitieel Complex Zaanstad. De directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. Mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a. en beklag c.
Het is onduidelijk op grond van welke actuele, betrouwbare en concrete informatie sprake zou zijn van de indicatie (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde (hierna: liquidatiegevaar). Het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) is ruim vier jaar oud. Dit is niet meer actueel, betrouwbaar en concreet. Er is geen nieuwe informatie. Directeur weigert de informatie van het Operationeel Overleg te geven.

Er is geen liquidatiegevaar. Een medeverdachte staat op een dodenlijst, maar de politie heeft aangeven dat klager daar niet op staat. Er is nooit iets gebeurd omtrent klager. 

De directeur moet een eigen deugdelijke belangenafweging maken. Een verwijzing naar de maatregelen opgelegd in de PI Achterhoek te Zutphen is onvoldoende. Bovendien heeft de directeur meer maatregelen opgelegd dan in de PI Achterhoek. De enkele onderbouwing dat klager nieuw was in de PI Dordrecht is onvoldoende.

De directeur heeft niet gemotiveerd waarom alle maatregelen noodzakelijk zouden zijn, terwijl hij elke maatregel moet onderbouwen. Het is niet duidelijk welke afweging de directeur heeft gemaakt en in hoeverre klagers belangen zijn meegenomen. Klager heeft zich altijd goed gedragen. Zijn GVM-status is afgeschaald van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’.

Klager is voorafgaand aan de beslissing en de te maken belangenafweging niet afdoende gehoord. De directeur heeft tijdens het hoorgesprek de oplegging van specifieke toezichtmaatregelen besproken. Klager heeft zijn visie kenbaar gemaakt. De directeur dient echter ook aan te geven om welke redenen hij de voortzetting van de toezichtmaatregelen noodzakelijk acht en welke informatie daaraan ten grondslag ligt, gelet op de te maken belangenafweging. Dit is niet gebeurd.

Op 4 januari 2024 is klager van de GVM-lijst afgehaald en zijn de maatregelen opgeheven. De beslissing van 7 november 2023 was dus de laatste GVM-beslissing.

Beklag b.
Klager heeft de toezichtmaatregel ‘vooraf advies aanvragen over bezoekers aan het GRIP’ en hij ontving bezoek altijd apart van zijn medegedetineerden. Klager heeft op 26 oktober 2023 vernomen dat is besloten dat hij voortaan bezoek zal gaan ontvangen in de bezoekzaal, gelijktijdig met medegedetineerden wiens bezoekers niet gescreend zijn. Klager vindt deze beslissing onbegrijpelijk in het kader van de opgelegde toezichtmaatregel. Als de directeur wenst dat klager gelijktijdig bezoek ontvangt met medegedetineerden, had hij de toezichtmaatregel tussentijds moeten laten vervallen.

Er is geen sprake van algemeen beleid. Klager was de eerste GVM-gedetineerde in de PI Dordrecht, dus er is sprake van een individuele beslissing waartegen beklag openstaat.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij het standpunt in beklag.

 

3. De beoordeling
Beklag a. en beklag c.
De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid bij het opleggen van toezichtsmaatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. De directeur kan deze maatregelen opleggen als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Bij het opleggen van toezichtsmaatregelen geldt – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – het volgende:
a.    er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b.    de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c.    de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van de           gedetineerde op de GVM-lijst.

De beroepscommissie overweegt dat klager voorafgaand aan de beslissingen van 4 oktober 2023 en 7 november 2023 is gehoord. Daarmee is voldaan aan het vereiste onder b.

De directeur heeft GVM-maatregelen opgelegd, vanwege klagers GVM-status ‘verhoogd’ in verband met de indicatie ‘liquidatiegevaar’. Volgens een GRIP-rapport van 16 juli 2020 is het vermoeden gerechtvaardigd dat een ernstig opgelopen onderwereldconflict met de aanhouding van klager en zijn medeverdachten nog niet uit de wereld is. En dat, gezien klagers positie in het criminele samenwerkingsverband, in redelijkheid kan worden vermoed dat ten aanzien van hem een serieus risico bestaat dat tegen hem geweld wordt gebruikt om hem uit te schakelen. Op 12 juli 2023 is de indicatie ‘liquidatiegevaar’ gehandhaafd.

Op de beklagzitting heeft de directeur toegelicht dat hij de maatregelen heeft opgelegd om klager te monitoren. Hij was net binnengekomen in de PI Dordrecht en hij was daar toen de enige GVM-gedetineerde. De directeur heeft zich laten adviseren door de directeur van de PI Achterhoek en het Bureau Inlichtingen en Veiligheid van de PI Dordrecht. Dat er geen liquidatiegevaar in de PI Achterhoek was, wil niet zeggen dat dit in Dordrecht niet zou kunnen spelen. Er waren in de PI Dordrecht andere medegedetineerden. Om die reden wilde de directeur klager monitoren. Bij beslissing van 7 november 2023 zijn de maatregelen wat aangepast. Klager mocht tien minuten per dag meer bellen, hij hoefde niet meer begeleid door de inrichting en de maatregel ‘relatiebezoek onder toezicht’ verviel. Volgens de beslissing verliep klagers verblijf in de inrichting vooralsnog zonder veel bijzonderheden. De directeur heeft de overige maatregelen verlengd tot het volgende Operationeel Overleg in januari 2024.

Beklag a.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag a. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag c.
De verlenging van de maatregelen op 7 november 2023 is in dit geval naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd. Het GRIP-rapport is van 2020 en er was geen recente informatie beschikbaar. Daar waar klager op 4 oktober 2023 net binnen was in de PI Dordrecht, werd hij op 7 november 2023 al een maand gemonitord waarbij volgens de directeur zich geen bijzonderheden hebben voorgedaan. Gelet op deze omstandigheden, tezamen en in onderling verband bezien, heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd waarom op 7 november 2023 voortzetting van het (ten opzichte van 4 oktober 2023 enigszins afgeschaalde) pakket aan GVM-maatregelen noodzakelijk was (vergelijk RSJ 16 januari 2024, 23/33758/GA). 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag c. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

Beklag b.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk in beklag b. heeft verklaard. Het gaat het in dit geval om een algemene regel die niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Daartegen staat geen beklag open. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van beklag b. met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 11 juli 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven