Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36981/GA, 28 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36981/GA

    

Betreft  [klager]

Datum  28 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen twee van de (aanvullende) maatregelen die hem op 9 mei 2023 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen), namelijk het niet mogen deelnemen aan de arbeid en aan de bijeenkomsten van de geestelijke verzorging.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 19 oktober 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PL2023/523). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Lelystad in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep ten aanzien van de ontvankelijkheid

Standpunt van klager

De beklagrechter is voor het ingaan van de beklagtermijn van een onjuiste begindatum uitgegaan. Bij een beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) gaat de beklagtermijn pas lopen op het moment dat de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw aan de gedetineerde is uitgereikt. Klager wijst daarbij op de uitspraak van de beklagcommissie bij de PI Lelystad in de zaak met beklagkenmerk PL-2022-679, waarin de beklagcommissie heeft geconstateerd dat op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor de gedetineerde begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekenende mededeling dient te worden gegeven. In dit geval is de schriftelijke mededeling uitgereikt op 10 mei 2023 en is het klaagschrift op 17 mei 2023 ingediend. Klager heeft daarom tijdig beklag ingesteld.

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Hieruit volgt dat het moment van kennisname van de beslissing bepalend is voor het vaststellen van de aanvangsdatum van de beklagtermijn. Naar het oordeel van de beroepscommissie maakt het daarbij in beginsel niet uit of een gedetineerde mondeling of schriftelijk kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beklag wenst in te stellen. Een na afloop van de beklagtermijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

Uit de schriftelijk mededeling van de beslissing tot oplegging van de GVM-maatregelen volgt dat deze beslissing op 9 mei 2023 met klager is besproken, dat klager heeft aangegeven de oplegging van de GVM-maatregelen te begrijpen en dat de beslissing ook op die dag (9 mei 2023) in werking trad. Dat volgens klager sprake zou zijn van een beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw en/of dat de schriftelijke mededeling een dag later aan klager is uitgereikt, doet aan het voorgaande niets af. De beroepscommissie stelt daarom vast dat klager op 9 mei 2023 kennis heeft gekregen van de beslissing van de directeur tot oplegging van onder andere de twee (aanvullende) GVM-maatregelen waarop het beklag ziet. De toenmalige raadsman van klager heeft het klaagschrift op 17 mei 2023 ingediend. Gelet hierop is niet voldaan aan het bepaalde van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw. Gesteld noch gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 28 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven